ECLI:NL:RBDHA:2023:2389
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van bezwaarschrift wegens te late indiening en gebrek aan verschoonbaarheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 maart 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. De eiser had bezwaar gemaakt tegen een bestuurlijke boete van € 10.000,- die hem was opgelegd wegens het in gebruik geven van een woning zonder de vereiste huisvestingsvergunning. Het bezwaar was echter te laat ingediend, aangezien de termijn voor indiening op 17 februari 2022 verstreken was en het bezwaarschrift pas op 5 april 2022 door de verweerder was ontvangen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser geen geldige redenen heeft aangevoerd voor de te late indiening van het bezwaar. Eiser stelde dat hij op vakantie was en dat hij een zaakwaarnemer had aangesteld voor zijn post, maar de rechtbank oordeelde dat vakantie geen geldige reden is om een bezwaarschrift te laat in te dienen. Bovendien was eiser verantwoordelijk voor het feit dat zijn brievenbus kapot was en dat zijn zaakwaarnemer niet adequaat functioneerde. De rechtbank concludeerde dat de verweerder het bezwaarschrift terecht niet-ontvankelijk had verklaard.
De uitspraak houdt in dat het beroep van eiser ongegrond is verklaard en dat de proceskosten niet door de verweerder hoeven te worden vergoed. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Raad van State binnen zes weken na verzending van de uitspraak.