ECLI:NL:RBDHA:2023:2371

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 februari 2023
Publicatiedatum
1 maart 2023
Zaaknummer
NL22.10596
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugkeerbesluit en rechtszekerheid in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 februari 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser van Marokkaanse nationaliteit en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had beroep ingesteld tegen een terugkeerbesluit dat op 16 mei 2022 was opgelegd, omdat hij geen rechtmatig verblijf in Nederland had. De rechtbank heeft het beroep behandeld op 24 januari 2023, waarbij de eiser en zijn gemachtigde niet ter zitting verschenen, terwijl de verweerder zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

De rechtbank overweegt dat de eiser aanvoert dat hij niet kan terugkeren naar Marokko vanwege psychische problematiek en dat de verweerder zijn medische situatie niet voldoende heeft onderzocht. Daarnaast stelt de eiser dat er gebreken in het bestreden besluit zijn, zoals een onjuiste geboortedatum. De rechtbank stelt vast dat de eiser geen rechtmatig verblijf had op het moment van het terugkeerbesluit en dat de stelling van de eiser dat Marokko niet meewerkt aan het verstrekken van reisdocumenten niet relevant is voor de beoordeling van het terugkeerbesluit.

De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, omdat de eiser niet heeft aangetoond dat hij in zijn belangen is geschaad door de gebreken in het besluit. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. D.C. Laagland, rechter, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.10596

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser, V-nummer: [v-nummer]

(gemachtigde: mr. R.S. Sewdajal),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M.P. de Boo).

Procesverloop

Bij besluit van 16 mei 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder een terugkeerbesluit opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 24 januari 2023 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde hebben op voorhand aangegeven niet ter zitting te zullen verschijnen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1.1.
Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedag] 1991.
1.2.
Verweerder heeft op grond van artikel 62 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw
2000) een terugkeerbesluit opgelegd. In het terugkeerbesluit heeft verweerder overwogen dat eiser geen rechtmatig verblijf heeft omdat hij bij binnenkomst niet heeft voldaan aan de verplichtingen waaraan je bij grensoverschrijding wordt onderworpen, gezien zijn paspoort niet was voorzien van een inreisstempel, zonder dat eiser daar een redelijke verklaring over heeft gegeven. Verder heeft hij van zijn onrechtmatige verblijf geen mededeling gedaan aan de korpschef.
Wat vindt eiser in beroep?
2. Eiser voert aan dat het besluit in strijd met het rechtszekerheid-, zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel is. Eiser betoogt dat hij ten onrechte is gedetineerd, omdat niet is gebleken dat de autoriteiten van Marokko meewerken aan het verkrijgen van de voor uitzetting benodigde documenten. [1] Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 22 april 2014 [2] volgt dat inbewaringstelling in strijd is met artikel 59 van de Vw 2000 als er uitzicht op uitkeer ontbreekt. Eiser betoogt dat hij recht heeft op schadevergoeding vanwege de vrijheid ontnemende maatregel die ten onrechte is opgelegd.
Eiser voert vervolgens aan dat hij niet terug kan keren naar Marokko, vanwege zijn psychische problematiek. Hij is onder behandeling van een psycholoog. Verweerder heeft zijn medische problemen niet onderzocht en niet voldoende gemotiveerd dat hij wel kan reizen. Er is tijdens het gehoor hier onvoldoende over doorgevraagd.
Ook zitten er gebreken aan het bestreden besluit. Zijn geboortedatum (het is februari in plaats van januari) en de datum van het rapport van de politiearts zijn onjuist. Verweerder moet op grond van artikel 8:51a, eerste lid van de Awb [3] het gebrek herstellen.
Wat is het oordeel van de rechterbank?
Ten aanzien van de ‘inbewaringstelling’
3. De rechtbank stelt vast dat er geen bewaringsmaatregel is opgelegd. Eiser is op 15 mei 2022 strafrechtelijk aangehouden en opgehouden. Op 16 mei 2022 is hij om 9:00 uur overgedragen aan de vreemdelingenpolitie en opgehouden op grond van artikel 50, tweede lid, van de Vreemdelingenwet. Vervolgens is de vrijheidsbeneming om 14:45 uur beëindigd. Naar het oordeel van de rechtbank slaagt het beroep gericht tegen de inbewaringstelling en het beroep gericht op schadevergoeding dan ook niet.
Ten aanzien van het terugkeerbesluit
4.1.
Ingevolge artikel 1 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000), in verbinding met artikel 3, vierde lid, van Richtlijn 2008/115/EG, is een terugkeerbesluit een administratieve of rechterlijke beslissing of handeling waarbij wordt vastgesteld dat het verblijf van een onderdaan van een derde land illegaal is of waarbij een onderdaan van een derde land illegaal wordt verklaard en een terugkeerverplichting wordt opgelegd of vastgesteld.
4.2.
In artikel 62, eerste lid, Vw 2000 – voor zover hier van belang – wordt bepaald dat nadat tegen de vreemdeling een terugkeerbesluit is uitgevaardigd, hij Nederland uit eigen beweging binnen vier weken dient te verlaten.
5. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat eiser, op het moment dat aan hem een terugkeerbesluit werd uitgereikt, geen rechtmatig verblijf had in Nederland. Reeds daarom mocht verweerder een terugkeerbesluit met daarin een vertrektermijn van 28 dagen aan eiser uitvaardigen.
6. De stelling van eiser dat Marokko niet meewerkt aan het verstrekken van een paspoort/ reisdocument, is in het kader van het terugkeerbesluit niet relevant. Het betoog slaagt niet. Ook de gestelde medische problemen, die eiser overigens op geen enkele wijze heeft onderbouwd, maken niet dat verweerder het terugkeerbesluit ten onrechte zou hebben genomen.
Gebrek
8. De rechtbank stelt vast dat de geboortedatum en de datum waarop eiser gezien is door de politiearts onjuist zijn opgenomen in het bestreden besluit zodat sprake is van een gebrek. De rechtbank ziet echter aanleiding dit gebrek te passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Awb, nu eiser niet in zijn belang is geschaad of benadeeld. Eiser heeft niet aangegeven op welke manier hij in zijn belangen zou zijn geschaad. Dit is de rechtbank evenmin gebleken.
Conclusie
9. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.C. Laagland, rechter, in aanwezigheid van mr. N.Y. Majoor, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak.

Voetnoten

1.Uitspraak van de Afdeling van 5 september 2008, ECLI:NL:RVS:2008:BE9987.
3.Algemene wet bestuursrecht.