ECLI:NL:RBDHA:2023:2369

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 februari 2023
Publicatiedatum
1 maart 2023
Zaaknummer
NL22.10066
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in verblijfsvergunningzaak

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 21 februari 2023 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoekster, die een verblijfsvergunning voor ‘arbeid als zelfstandige’ had aangevraagd. De aanvraag was door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen op 13 mei 2022. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd op 21 juli 2022 ongegrond verklaard. De partijen waren uitgenodigd voor een zitting op 24 januari 2023, maar met instemming van beide partijen is deze zitting niet doorgegaan.

De voorzieningenrechter overweegt dat, indien er tegen een besluit bij de bestuursrechter beroep is ingesteld of bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen. In dit geval heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat verzoekster geen beroep heeft ingesteld tegen de beslissing op haar bezwaar. Dit is schriftelijk bevestigd door de gemachtigde van verzoekster. Hierdoor wordt niet voldaan aan het connexiteitsvereiste zoals neergelegd in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Om deze reden heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk is. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. D.C. Laagland, in aanwezigheid van griffier mr. N.Y. Majoor. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.10066
uitspraak van de voorzieningenrechter van21 februari 2023 op het verzoek om voorlopige voorziening van

[verzoekster], verzoekster, V-nummer: [v-nummer]

(gemachtigde: mr. J.P. Sanchez Montoto),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Bij besluit van 13 mei 2022 heeft verweerder de aanvraag van verzoekster tot verlening van een verblijfsvergunning voor ‘arbeid als zelfstandige’ afgewezen.
Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Ook heeft zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij besluit van 21 juli 2022 heeft verweerder het bezwaar van verzoekster ongegrond verklaard.
Partijen zijn uitgenodigd voor een zitting op 24 januari 2023. Met instemming van partijen is de zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

1. Indien tegen een besluit bij de bestuursrechter beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter, bezwaar is gemaakt, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. [1]
2. De voorzieningenrechter stelt vast dat verweerder bij besluit van 21 juli 2022 op het bezwaar van verzoekster heeft beslist. Tegen dit besluit heeft verzoekster geen beroep ingesteld. Dit heeft de gemachtigde van verzoekster schriftelijk bevestigd.
3. Nu tegen de beslissing op het bezwaar van verzoekster geen beroep is ingesteld, wordt niet langer voldaan aan het in artikel 8:81 van de Awb neergelegde connexiteitsvereiste. Om die reden is de voorzieningenrechter van oordeel dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk is.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de rechtbank verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.C. Laagland, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. N.Y. Majoor, griffier.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 8:81, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb).