ECLI:NL:RBDHA:2023:2366

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 februari 2023
Publicatiedatum
1 maart 2023
Zaaknummer
NL22.13186
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • C.I.H. Kerstens - Fockens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als doel ‘familie en gezin’

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 18 februari 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, die een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als doel 'familie en gezin' had aangevraagd, kreeg deze aanvraag afgewezen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De Staatssecretaris heeft in een brief van 27 januari 2023 aangegeven zich niet te verzetten tegen de toewijzing van de gevraagde voorziening.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. Aangezien de Staatssecretaris zich niet verzet tegen de toewijzing van de voorziening en er geen beletselen zijn om deze toe te wijzen, heeft de voorzieningenrechter besloten het verzoek toe te wijzen. Dit betekent dat de aanvraag van verzoeker voorlopig wordt gehonoreerd.

Daarnaast is de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten die verzoeker heeft gemaakt. Deze kosten zijn vastgesteld op € 837,-, wat is gebaseerd op het indienen van het verzoekschrift. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat, indien aan verzoeker een toevoeging is verleend, de Staatssecretaris de proceskostenvergoeding aan de gemachtigde van verzoeker moet betalen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.13186

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker], verzoeker, V-nummer: [v-nummer]

(gemachtigde: mr. E. Ceylan),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Bij besluit van 10 juni 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker om verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als doel ‘familie en gezin’ afgewezen.
Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het bestreden dit besluit. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen
Bij brief van 27 januari 2023 heeft verweerder de rechtbank bericht zich niet te verzetten tegen toewijzing van de gevraagde voorziening.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Nu verweerder zich niet verzet tegen toewijzing van de gevraagde voorziening en de voorzieningenrechter ook overigens geen beletselen ziet om deze toe te wijzen, zal worden beslist als hierna aangegeven.
3. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, wordt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten veroordeeld. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 837,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde van € 837,- en een wegingsfactor 1). Als aan verzoeker een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan verzoekers gemachtigde.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 837,- te betalen door verweerder aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.I.H. Kerstens - Fockens, rechter, in aanwezigheid van mr. N.Y. Majoor, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.