ECLI:NL:RBDHA:2023:2364
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuursrechtelijke handhaving en hoorplicht in Den Haag
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, heeft eiser beroep ingesteld tegen de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag inzake handhaving van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). De zaak betreft drie afzonderlijke verzoeken om handhaving, waarbij verweerder in twee gevallen de verzoeken heeft afgewezen en in één geval heeft toegewezen. Eiser is van mening dat de handhaving onterecht is afgewezen en dat hij niet gehoord had moeten worden in de hoorzitting. De rechtbank heeft op 21 februari 2023 uitspraak gedaan.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de handhaving in zaak 21/7222 niet kon plaatsvinden omdat het terrein waar de voertuigen stonden gestald, niet als openbare weg kan worden aangemerkt. Dit is gebaseerd op de aanwezigheid van borden die aangeven dat het terrein particulier is. De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht heeft gesteld dat er geen bevoegdheid was om handhavend op te treden. In de andere zaken heeft de rechtbank ook geoordeeld dat de besluiten van verweerder op goede gronden zijn genomen.
Daarnaast heeft de rechtbank overwogen dat eiser voldoende gelegenheid heeft gehad om te worden gehoord. Eiser was niet verschenen op de hoorzitting en heeft geen tijdig verzoek gedaan om deze fysiek te laten plaatsvinden. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van schending van de hoorplicht door verweerder. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd.