In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 januari 2023 uitspraak gedaan in de zaken 21/1529 en 21/1530, waarbij eisers I en II beroep hebben ingesteld tegen de bestreden besluiten van het college van Burgemeester en wethouders van Delft. Deze besluiten betroffen de verlening van een omgevingsvergunning aan vergunninghouder voor het dichtmaken van een opening in het dak en het plaatsen van ramen in bestaande kozijnen op een locatie in Delft. Eisers, die naast de vergunninghouder wonen, hebben bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit en stellen dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan en het bouwbesluit. De rechtbank heeft de beroepen gelijktijdig behandeld op 11 november 2022.
De rechtbank overweegt dat de vergunninghouder een aanvraag voor de omgevingsvergunning heeft ingediend, die is verleend door verweerder. De rechtbank concludeert dat de bestreden besluiten niet in strijd zijn met het bestemmingsplan, omdat de uitleg van de term 'vergroten' in het bestemmingsplan niet van toepassing is op de inhoud van het bijgebouw. De rechtbank oordeelt dat de eisers niet voldoen aan het relativiteitsvereiste, wat betekent dat zij geen beroep kunnen doen op de brandveiligheidseisen van het bouwbesluit, omdat deze niet zijn bedoeld ter bescherming van hun belangen. De rechtbank volgt de argumenten van verweerder en oordeelt dat de bestreden besluiten rechtmatig zijn.
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.