ECLI:NL:RBDHA:2023:2320

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 februari 2023
Publicatiedatum
28 februari 2023
Zaaknummer
NL22.12968
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot uitzetting

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 28 februari 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoekster die in vreemdelingenrechtelijke procedures betrokken is. De verzoekster had op 7 juli 2022 een aanvraag om uitstel van vertrek ingediend, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. Hiertegen had de verzoekster bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening om uitzetting te voorkomen totdat op het bezwaar was beslist. De Staatssecretaris had in een eerdere brief aangegeven zich niet te verzetten tegen de toewijzing van de gevraagde voorziening.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om vrijstelling van griffierecht toegewezen, gezien de betalingsonmacht van de verzoekster. Vervolgens heeft de voorzieningenrechter, gelet op de omstandigheden en het feit dat de Staatssecretaris zich niet verzet tegen de voorlopige voorziening, besloten dat verzoekster niet mag worden uitgezet gedurende de bezwaarprocedure. Dit besluit is genomen op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

De voorzieningenrechter heeft de Staatssecretaris opgedragen om zich te onthouden van iedere maatregel tot verwijdering of uitzetting van verzoekster totdat op het bezwaar is beslist. Tevens is de Staatssecretaris veroordeeld tot betaling van de proceskosten van € 837,- aan verzoekster, die zijn berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.12968

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoekster] , verzoekster

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. L.J. Meijering),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Inleiding

Bij besluit van 7 juli 2022 (het bestreden besluit) heeft de staatssecretaris verzoeksters aanvraag om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000, afgewezen.
Op 7 juli 2022 heeft verzoekster hiertegen bezwaar gemaakt.
Bij verzoekschrift van 7 juli 2022 heeft verzoekster de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat uitzetting achterwege wordt gelaten tot op het bezwaar is beslist.
Bij brief van 30 november 2022 heeft de staatssecretaris de rechtbank bericht zich niet te verzetten tegen toewijzing van de gevraagde voorziening.
Bij brief van 27 februari 2023 heeft verzoekster de voorzieningenrechter van de rechtbank gevraagd om de gevraagde voorlopige voorziening buiten zitting toe te wijzen, omdat DT&V bezig is met haar uitzetting. Daarbij heeft verzoekster erop gewezen dat de staatssecretaris zich niet verzet tegen toewijzing van de gevraagde voorlopige voorziening.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. Verzoekster heeft verzocht haar vrij te stellen van de verplichting om griffierecht te betalen vanwege betalingsonmacht. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om vrijstelling van het griffierecht toe.
2. Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht om te bepalen dat zij niet mag worden uitgezet gedurende de bezwaarprocedure.
3. De staatssecretaris heeft de rechtbank op 30 november 2022 schriftelijk bericht dat hij zich niet verzet tegen toewijzing van het verzoek om een voorlopige voorziening.
4. Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter aanleiding het verzoek met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht toe te wijzen, voor zover dat ziet op het verzoek te bepalen dat verzoekster gedurende de bezwaarprocedure niet wordt uitgezet.
5. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat verzoekster niet wordt uitgezet totdat op het bezwaar is beslist.
6. Omdat het verzoek wordt toegewezen, krijgt verzoekster een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. De staatssecretaris moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt op (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift). Die punt heeft een waarde van € 837,- bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 837,-.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek toe;
- gebiedt de staatssecretaris om zich te onthouden van iedere maatregel tot verwijdering of uitzetting buiten het grondgebied van Nederland van verzoekster en van voorbereidingen tot zodanige maatregelen, totdat op het bezwaar is beslist;
- veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van € 837,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E.A. Ruiter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.