ECLI:NL:RBDHA:2023:2320
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Toewijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot uitzetting
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 28 februari 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoekster die in vreemdelingenrechtelijke procedures betrokken is. De verzoekster had op 7 juli 2022 een aanvraag om uitstel van vertrek ingediend, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. Hiertegen had de verzoekster bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening om uitzetting te voorkomen totdat op het bezwaar was beslist. De Staatssecretaris had in een eerdere brief aangegeven zich niet te verzetten tegen de toewijzing van de gevraagde voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om vrijstelling van griffierecht toegewezen, gezien de betalingsonmacht van de verzoekster. Vervolgens heeft de voorzieningenrechter, gelet op de omstandigheden en het feit dat de Staatssecretaris zich niet verzet tegen de voorlopige voorziening, besloten dat verzoekster niet mag worden uitgezet gedurende de bezwaarprocedure. Dit besluit is genomen op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
De voorzieningenrechter heeft de Staatssecretaris opgedragen om zich te onthouden van iedere maatregel tot verwijdering of uitzetting van verzoekster totdat op het bezwaar is beslist. Tevens is de Staatssecretaris veroordeeld tot betaling van de proceskosten van € 837,- aan verzoekster, die zijn berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.