ECLI:NL:RBDHA:2023:2319

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 februari 2023
Publicatiedatum
28 februari 2023
Zaaknummer
21/578
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring bezwaar tegen omgevingsvergunning voor begraafplaats

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 februari 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiseres, een rechtspersoon die zich inzet voor natuurbescherming, heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Burgemeester en Wethouders van Westland, dat op 23 juni 2020 een omgevingsvergunning heeft verleend voor het ruimen en ontgraven van een begraafplaats. Eiseres stelde dat zij als belanghebbende moest worden aangemerkt, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet het geval was. De rechtbank baseerde haar oordeel op artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat bepaalt dat alleen diegenen wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken als belanghebbende worden aangemerkt.

De rechtbank overwoog dat hoewel eiseres zich richt op natuurbescherming en haar statutaire doelstellingen en geografische werkgebied relevant zijn, het voorliggende besluit niet gericht is op de bescherming van de natuur. Het betreft een vergunning voor grondwerkzaamheden met voorwaarden voor de bescherming van archeologische waarden. De rechtbank concludeerde dat het besluit niet ter beoordeling lag van de belangen waarvoor eiseres opkomt, en dat zij daarom niet als belanghebbende kon worden aangemerkt.

Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en de rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling of restitutie van het griffierecht. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: SGR 21/578

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 februari 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats 1], eiseres,

en

Burgemeester en Wethouders van Westland, verweerder,

gemachtigde: B. Wagner.
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[derde-partij]uit [woonplaats 2], vergunninghouder,
gemachtigde: mr. drs. B.J.P.M. Zwinkels.

Procesverloop

Bij het besluit van 23 juni 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder positief beslist op de aanvraag van vergunninghouder om een omgevingsvergunning.
Bij besluit van 16 december 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
Daarop heeft eiseres beroep ingesteld.
Verweerder heeft verweer gevoerd.
Vergunninghouder heeft een zienswijze ingebracht.
De rechtbank heeft het beroep op 10 januari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [gemachtigden] namens eiseres, de gemachtigde van verweerder, de gemachtigde van de vergunninghouder en de heer [gemachtigde] namens de parochie St. Adrianus.

Beoordeling door de rechtbank

1. Verweerder heeft op 23 juni 2020 een vergunning verleend voor het ruimen en ontgraven (overhoogte) tot op het oude maaiveld van de begraafplaats op het perceel [perceel] (nabij 2) te [plaats]. De werkzaamheden moeten worden begeleid door een deskundig bedrijf dat beschikt over een certificaat dat dit bedrijf in staat stelt handelingen te verrichten met betrekking tot het opsporen, onderzoeken of verwerven van cultureel erfgoed of onderdelen daarvan.
2. In het bestreden besluit heeft verweerder – in navolging van de adviescommissie – het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
3. De rechtbank overweegt als volgt.
Juridisch kaderUit artikel 1:2, eerste lid, van de Awb volgt dat alleen diegene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken als belanghebbende wordt aangemerkt. Op grond van het derde lid van dit artikel worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.
3.1
In geschil is of eiseres als belanghebbend bij het primaire besluit kan worden aangemerkt.
3.2
De rechtbank overweegt dat eiseres in beginsel als belanghebbend zou kunnen worden aangemerkt, voor zover zij als rechtspersoon, blijkens haar statutaire doelstellingen, die gericht zijn op natuurbescherming, haar statutaire geografische werkgebied, te weten het grondgebied van de gemeenten Delft, Midden-Delfland, Pijnacker-Nootdorp, Lansingerland, Welstand en delen van de gemeenten Rijswijk en ’s-Gravenhage, alsook haar feitelijke werkzaamheden, waaronder het rapport ‘16 Groene Parels’ met betrekking tot begraafplaatsen met cultuur- en natuurhistorische ensembles, moet worden geacht belang te hebben bij besluiten ter zake van het behoud van het groen in Naaldwijk, zoals eiseres in haar bezwaarschrift heeft aangevoerd, aangevuld met een toelichting op 1 september 2020. De rechtbank acht het voornoemde samenstel van doelstelling, geografisch werkgebied en feitelijke werkzaamheden van eiseres voldoende toegesneden op de behartiging van het natuurbelang waarvoor eiseres kennelijk opkomt.
3.3
De rechtbank overweegt voorts evenwel dat het voorliggende besluit niet ziet op bescherming van de natuur. Het voorliggende besluit betreft een vergunning tot het afgraven van een begraafplaats, althans grondwerkzaamheden, met voorwaarden gericht op de bescherming van archeologische waarden. Niet ondenkbaar is dat het onderhavige project vergunninghouder tevens noopt tot het verkrijgen van een kapvergunning of een vergunning uit hoofde van de Wet natuurbescherming (hetgeen door verweerder overigens wordt ontkend) althans een vergunning die ziet op de belangen waarvoor eiseres opkomt, maar een dergelijke vergunning ligt naar het oordeel van de rechtbank thans niet ter beoordeling voor. Eiseres is gelet op artikel 1:2 eerste lid, van de Awb niet als belanghebbend aan te merken.
3.4
De rechtbank ziet in de stelling van eiseres dat haar onderscheidend belang wordt onderstreept doordat voor haar (bestuurs-)leden tevens diverse persoonlijke belangen bij de locatie bestaan geen aanleiding voor een ander oordeel, nu deze persoonlijke belangen geen statutaire belangen van eiseres betreffen.
4. Het beroep kan derhalve niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Geen aanleiding bestaat voor een proceskostenveroordeling of restitutie van het griffierecht.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.G. Meeder, rechter, in aanwezigheid van
mr.L. Lemmen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 februari 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.