ECLI:NL:RBDHA:2023:2313

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 februari 2023
Publicatiedatum
28 februari 2023
Zaaknummer
22-8321
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake exploitatievergunning door de voorzieningenrechter

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 21 februari 2023 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om een voorlopige voorziening van Luna Events B.V. tegen de burgemeester van de gemeente Westland. Luna Events B.V. had eerder een exploitatievergunning aangevraagd, welke op 6 januari 2022 was verleend, maar op 25 mei 2022 aangepast. Het bestreden besluit van 17 november 2022 verklaarde het bezwaar van verzoekster ongegrond. Luna Events B.V. heeft beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om schorsing van het besluit en het onderliggende primaire besluit.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er geen spoedeisend belang is voor het treffen van een voorlopige voorziening. Hoewel verzoekster stelde dat zij financiële en reputatieschade lijdt door het bestreden besluit, heeft de voorzieningenrechter geconcludeerd dat de exploitatievergunning nog steeds mogelijkheden biedt voor de exploitatie van het bedrijf. De voorzieningenrechter heeft verder opgemerkt dat een financieel belang op zich onvoldoende is om een voorlopige voorziening te rechtvaardigen, en dat er geen evident onrechtmatig besluit is vastgesteld.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, met de conclusie dat er geen aanleiding is voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/8321

uitspraak van de voorzieningenrechter van 21 februari 2023 in de zaak tussen

Luna Events B.V., uit Honselersdijk, verzoekster

(gemachtigde: mr. T.J.J. Slegers),
en

de burgemeester van de gemeente Westland, verweerder

(gemachtigde: mr. R.D. Lotte).

Procesverloop

Bij besluit van 6 januari 2022 heeft verweerder aan verzoekster een exploitatievergunning met daaraan gestelde voorschriften verleend.
Bij besluit van 25 mei 2022 heeft verweerder de exploitatievergunning op enkele punten aangepast.
Bij besluit van 17 november 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoekster ongegrond verklaard.
Verzoekster heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen teneinde het bestreden besluit en het onderliggende primaire besluit te schorsen.
De voorzieningenrechter heeft, met toepassing van artikel 8:83, derde lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te gelaten.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. De voorzieningenrechter treft alleen een voorlopige voorziening als onverwijlde spoed dat vereist. [1]
3. Vooropgesteld constateert de voorzieningenrechter dat het voor verzoekster, ook met de verleende exploitatievergunning, nog steeds mogelijk is om haar bedrijf te exploiteren.
4. Verzoekster stelt dat zij door het bestreden besluit financiële en reputatie schade lijdt. Zij verklaart onder meer dat haar personeel dreigt met vertrek, klanten afzien van mogelijke huurcontracten dan wel de huur opzeggen en dat de onzekere situatie leidt tot een ongunstige onderhandelingspositie jegens nieuwe klanten en andere bedrijven. Verzoekster heeft een aantal screenshots van Whatsappberichten overgelegd waaruit dit zou blijken.
5. In de regel vormt een financieel belang onvoldoende reden om een voorlopige voorziening te treffen. Zoals verweerder terecht aangeeft, kan eventueel geleden schade bij vernietiging in de beroepszaak voor vergoeding in aanmerking komen. Dit geldt ook voor bestuurlijke maatregelen in het kader van handhaving indien die zijn opgelegd. Dat in het geval van verzoekster sprake is van een acute financiële noodsituatie op grond waarvan een uitzondering op deze hoofdregel zou moeten worden gemaakt, is uit de door verzoekster overgelegde stukken niet af te leiden.
6. Voor zover verzoekster stelt dat zij reputatieschade lijdt, ziet de voorzieningenrechter geen direct verband tussen deze veronderstelde schade en de door verweerder verleende exploitatievergunning.
7. De voorzieningenrechter oordeelt dat er geen sprake is van een spoedeisend belang.
8. De door verzoekster gevraagde voorziening kan voorts worden getroffen als het evident is dat het bestreden besluit onrechtmatig is. Met evident wordt bedoeld dat dit zonder diepgaand onderzoek naar de relevante feiten en/of het recht kan worden vastgesteld. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om aan te nemen dat hiervan sprake is.
Conclusie
9. De voorzieningenrechter verklaart het verzoek kennelijk ongegrond.
10. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, rechter, in aanwezigheid van mr. B.D.A. Mantingh griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 februari 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld.

Voetnoten

1.Artikel 8:81, eerste lid, van de Awb.