ECLI:NL:RBDHA:2023:2285
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en procesbelang in bestuursrecht
In deze zaak heeft eiser, een asielzoeker, beroep ingesteld tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid omdat deze niet tijdig had beslist op zijn asielaanvraag. De aanvraag was op 3 januari 2022 ingediend, maar de staatssecretaris heeft pas op 20 december 2022 een besluit genomen, waarbij aan eiser een verblijfsvergunning asiel is verleend met terugwerkende kracht tot 3 januari 2022, geldig tot 3 januari 2027. Eiser heeft echter in zijn beroep aangegeven dat hij zijn procesbelang handhaaft, omdat de staatssecretaris in het besluit heeft geconcludeerd dat hij geen dwangsom verschuldigd is wegens het niet tijdig beslissen.
De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overweegt dat, nu de asielaanvraag is ingewilligd, eiser geen procesbelang meer heeft in zoverre het beroep gericht is tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Daarnaast sluit de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND uit dat er bestuurlijke dwangsommen kunnen worden opgelegd in dit geval. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft eerder geoordeeld dat deze wet niet in strijd is met het Unierecht.
Daarom heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Eiser heeft echter recht op een vergoeding van de proceskosten, omdat hij beroep heeft kunnen instellen door het niet tijdig beslissen van de staatssecretaris. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 418,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. De uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.