ECLI:NL:RBDHA:2023:2283

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 februari 2023
Publicatiedatum
28 februari 2023
Zaaknummer
NL22.16010
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Iraakse eiser met betrekking tot seksuele gerichtheid en beroepstermijn

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser, een Iraakse nationaliteit, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser heeft op 29 oktober 2020 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke op 29 juli 2022 als ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft op 30 januari 2023 de zaak behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door een gemachtigde en een telefonische tolk. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris niet voldoende rekening heeft gehouden met de verklaringen van eiser over zijn seksuele gerichtheid en de bijbehorende risico's in Irak. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit omdat de staatssecretaris niet heeft voldaan aan de zorgplicht om bij twijfel over de gestelde relatie van eiser met zijn partner, deze partner te horen. De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is en dat de staatssecretaris een nieuw besluit moet nemen, waarbij hij de in beroep overgelegde stukken in acht moet nemen. Eiser krijgt een vergoeding voor de proceskosten van € 1.674,--.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.16010

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], V-nummer: [nummer] , aliassen: [alias 1] en [alias 2] ,
(gemachtigde: mr. V.L. van Wieringen),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: B.H. Wezeman).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag.
1.1.
Eiser stelt van Iraakse nationaliteit te zijn en geboren op [gestelde geboortedatum] . Hij heeft op 29 oktober 2020 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
1.2.
De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 29 juli 2022 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
1.3.
Voor de behandeling van het beroep op de zitting zijn door gemachtigde nog een brief van de voormalig jeugdbeschermer van eiser en een verklaring van B. [naam vriend] , inclusief een afschrift van berichtenverkeer, aan het dossier toegevoegd.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 30 januari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser die werd bijgestaan door een telefonische tolk, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Totstandkoming van het besluit

Het asielrelaas
Eiser verklaart dat hij homoseksueel is, dat hij in Irak een relatie had met een jongen genaamd [naam] en dat hij tweemaal is betrapt tijdens seksuele handelingen met [naam] . Na de eerste betrapping bleef eiser homoseksuele handelingen verrichten, in het geheim. Eiser verklaart dat hij wel wist dat het verrichten van homoseksuele handelingen in strijd is met de Islam. Hij had geen vertrouwenspersoon en vluchten is niet in hem opgekomen. Vervolgens zijn eiser en [naam] opnieuw betrapt toen zij seks hadden in het huis van de ouders van eiser. De broer van eiser heeft hem geslagen en opgesloten in een kamer terwijl hij de streng gelovige ooms van eiser informeerde over het voorval. Eiser stelt dat zijn moeder de deur opengemaakt heeft en hem heeft gezegd dat hij het land moest verlaten omdat zijn ooms hem anders zouden doden. Hij heeft geld en zijn paspoort meegenomen en is naar een bekende in Arbil gevlucht. Daar is hij in contact gekomen met een mensensmokkelaar die hem het land uit heeft geholpen. Daarnaast stelt eiser dat hij zich heeft afgekeerd van de Islam. Op grond van zijn seksuele gerichtheid en afvalligheid stelt eiser dat hij in Irak vreest dat hij door de politie zal worden opgepakt en overgedragen aan zijn familie die hem zal doden, of dat hij gevangen zal worden genomen.
Het bestreden besluit
Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst
2. Seksuele gerichtheid
3. Problemen vanwege seksuele gerichtheid
4. Afwending van de islam
De elementen 2 tot en met 4 zijn ongeloofwaardig geacht. Relevant element 1 (Identiteit, nationaliteit en herkomst) is met uitzondering van de gestelde geboortedatum van eiser geloofwaardig geacht. De staatssecretaris stelt dat de verklaringen van eiser tegenstrijdig en summier zijn en dat de door eiser ingebrachte documenten van onvoldoende gewicht zijn om het relaas van eiser te staven.

Beoordeling door de rechtbank

Ontvankelijkheid
Het beroepschrift is te laat ingediend. Nu de aanvraag door de staatssecretaris als kennelijk ongegrond is afgewezen had eiser een week, tot 5 augustus 2022, om beroep in te dienen bij de rechtbank. Het beroep is ingediend op 24 augustus 2022. De staatssecretaris acht deze termijnoverschrijding niet verschoonbaar en concludeert tot niet ontvankelijkheid. Gemachtigde heeft op 30 juni 2022 (per fax) aan de IND laten weten van 27 juli 2022 tot en met 17 augustus 2022 met vakantie te zijn. Bij fax van 29 juli 2022 is het besluit naar het kantoor van de gemachtigde verzonden. Op 10 augustus 2022 heeft de gemachtigde bericht van eiser ontvangen dat de IND de asielaanvraag heeft afgewezen. Vanaf diens vakantieadres heeft gemachtigde ingelogd op het digitale advocatenportaal van de IND, waarin het besluit niet werd aangetroffen. Bij terugkomst van vakantie heeft gemachtigde de fax met daarin het afwijzende besluit aangetroffen en onverwijld beroep ingesteld. Door de rechtbank is op verzoek van gemachtigde uitstel verleend tot 24 augustus 2022 voor aanvulling van de gronden. Deze zijn binnen de gestelde termijn aangevuld.
Gelet op alle omstandigheden acht de rechtbank de overschrijding van de beroepstermijn verschoonbaar en verklaart het beroep ontvankelijk. Aan de door gemachtigde aangevoerde toets aan het Bahaddar-arrest [1] komt de rechtbank dan ook niet toe.
Afwijzing asielaanvraag
2. Naar het oordeel van de rechtbank kan de afwijzing van de aanvraag niet in stand blijven. Hieronder zal de rechtbank toelichten hoe zij tot dit oordeel is gekomen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser die samengevat neerkomen op het volgende:
1. Er is geen correcte geboortedatum geregistreerd.
2. Er is sprake van homoseksuele gerichtheid waardoor eiser problemen heeft ondervonden in Irak. Eiser moet worden aangemerkt als vluchteling in de zin van het vluchtelingenverdrag. Daarnaast is eiser atheïst waardoor hij risico loopt op onmenselijke behandeling.
Is door de staatssecretaris terecht uitgegaan van een geboortedatum van [geboortedatum] ?
2.1.
Eiser heeft in het eerste aanmeldgehoor naar voren gebracht dat hij in Griekenland en Oostenrijk [gestelde geboortedatum] als geboortedatum heeft doorgegeven. Eiser heeft in het tweede aanmeldgehoor naar voren gebracht dat in Griekenland zijn geboortedatum verkeerd ( [geboortedatum] ) is vertaald door een vriend van hem.
2.2.
De staatssecretaris is uitgegaan van de in Griekenland opgegeven geboortedatum, te weten [geboortedatum] . De in Nederland door eiser overgelegde nationaliteitsverklaring en identiteitskaart zijn door de Koninklijke Marechaussee onderzocht en vals bevonden. Gelet hierop heeft eiser volgens de staatssecretaris met de documenten niet weten te onderbouwen dat hij daadwerkelijk op [gestelde geboortedatum] is geboren.
2.3.
De rechtbank stelt vast dat eiser in Griekenland als meerderjarig is geregistreerd met geboortedatum [geboortedatum] . Eiser heeft de door hem gestelde geboortedatum van
[gestelde geboortedatum] en dus zijn minderjarigheid bij binnenkomst in Nederland niet aannemelijk kunnen maken nu de aangeleverde documenten vals zijn gebleken. Uit de Eurodac-bevindingen blijkt eveneens dat eiser meerderjarig is bevonden. De staatssecretaris heeft verder in aanmerking kunnen nemen dat niet is gebleken dat eiser in Griekenland pogingen heeft ondernomen om zijn geboortedatum te corrigeren en dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over de registratie van zijn geboortedatum [2] . De staatssecretaris heeft van de geboortedatum van [geboortedatum] uit kunnen gaan.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
Heeft de staatsecretaris deugdelijk gemotiveerd dat hij het tweede element ongeloofwaardig acht?
3. Voor het geloofwaardig achten van een relaas dat zich richt op homoseksualiteit en de vraag of dit gegronde vrees voor schending van artikel 3 van het EVRM oplevert zijn de volgende thema’s van belang: [3]
1. Privéleven;
2. Huidige en voorgaande relaties, contacten in het land van herkomst en contact met of kennis van lhbti groepen;
3. Contact met lhbti’s in Nederland en kennis van de Nederlandse situatie;
4. Discriminatie, repressie en vervolging in land van herkomst.
3.1.
Uit het beleid volgt dat de staatssecretaris de verklaringen van een vreemdeling in de hiervoor genoemde thema’s plaatst en daarbij rekening houdt met de mate waarin iemand zijn gerichtheid kan vatten in woorden. Dit verschilt per persoon. De in de procedure ingebrachte informatie van derden weegt mee, hoe dit wordt gewogen is afhankelijk van de individuele casus. Uit het beleid volgt niet dat informatie van derden altijd afkomstig moet zijn van een objectiveerbare bron. Wanneer sprake is van een partner die informatie verstrekt, kan de staatssecretaris ervoor kiezen om deze partner op basis van vrijwilligheid te horen, wanneer de staatssecretaris twijfelt aan de informatie.
3.2.
In het nader gehoor (10 september 2021) heeft eiser verklaard dat hij reeds enkele maanden contacten heeft via sociale media (Grindr) en een relatie is aangegaan met [naam 3] [4] . In de zienswijze van 24 januari 2022 heeft eiser een kopie van de
ID-kaart van zijn gestelde partner [naam partner 1] en foto’s van hen samen overgelegd. Nadien is een vertaling van het berichtenverkeer tussen [naam 2] en eiser tussen 21 en 27 december 2021 overgelegd. De inhoud van het berichtenverkeer zou kunnen leiden tot het vermoeden dat sprake is van meer dan een vriendschappelijke relatie. Daarnaast blijkt dat zij afspreken op “dag 31 om te blijven” om de verjaardag van [naam 2] te vieren op
8 januari 2022. De rechtbank begrijpt “dag 31” als 31 december 2021, gelet op de vermelde data van het berichtenverkeer.
3.3.
De staatssecretaris heeft in het voornemen gesteld dat niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat het eiser en [naam partner 1] zijn die berichten over en weer versturen. De inhoud van het berichtenverkeer, met uitzondering van de foto’s, is door de staatssecretaris niet beoordeeld. Uit de vertaling van het berichtenverkeer blijkt dat de verjaardag van [naam 2] overeenkomt met de geboortedatum van [naam partner 2] en dat [naam 2] “openhartige’ betekent, hetgeen een alias (niet ongebruikelijk op sociale media) zou kunnen zijn. In het berichtenverkeer wordt door degene die eiser zou moeten zijn, aangegeven dat hij in Drachten verblijft. Dat klopt met de overige gegevens over eisers opvanglocatie. Uit het aanvullend stuk van 22 juli 2022 blijkt dat de mail die is gestuurd door [naam partner 3] over de relatie met eiser afkomstig is van: [naam partner 1] . De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris hier onvoldoende oog voor heeft gehad.
3.4.
Gelet op het zwaarwegende belang van eiser [5] , zijn verklaringen over de relatie, het berichtenverkeer dat is overlegd, de foto’s met zijn gestelde partner en het eigen beleid van de staatssecretaris had het op diens weg gelegen om bij twijfel over de gestelde relatie, de heer M. [naam partner 2] te horen. Deze heeft aangegeven daartoe
“graag bereid”te zijn. De staatssecretaris heeft dit nagelaten. Hoewel het zwaartepunt van de geloofwaardigheidsbeoordeling op de eigen verklaringen van de vreemdeling ligt, dient wel sprake te zijn van een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling op basis van het gehele dossier. Verklaringen van derden, beeldmateriaal en afschriften van berichtenverkeer maken onderdeel uit van het dossier. Dit kan in twijfelgevallen van doorslaggevend belang zijn. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris hier niet zonder meer aan voorbij had mogen gaan. Dit betekent dat het beroep gegrond is en dat het bestreden besluit zal worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht. Dit houdt in dat de staatssecretaris opnieuw een besluit moet nemen over de asielaanvraag van eiser waar hij het bovenstaande bij dient te betrekken.
4. Daarnaast dient aandacht te zijn voor de in beroep overgelegde stukken, waaronder de op 19 januari 2023 door de voormalig voogd van eiser opgestelde schriftelijke verklaring waarin zij het volgende heeft bericht:
“…heb ik geen twijfel over zijn geaardheid. Voor mij is het duidelijk dat hij homoseksueel is. Ik heb hem gezien met zijn vriend en hoe zij met elkaar omgaan. Ook in de tijd toen zijn verblijf bij COA ophield, heeft zijn vriend informeel opvang aan hem geboden en draagt zijn vriend financieel gedeeltelijk zorg voor hem”.
5. Gelet op het voorgaande zal hetgeen eiser overigens heeft aangevoerd niet worden besproken.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is gegrond. De rechtbank ziet geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten en draagt de staatssecretaris op opnieuw een besluit te nemen. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. De staatssecretaris moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De rechtbank ziet in dit geval aanleiding de bijstand door de gemachtigde op 2 punten te bepalen: 1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,-- en 1 punt voor het verschijnen op de zitting van 30 januari 2023, met een waarde per punt van € 837,-- bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.674,--.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 29 juli 2022;
- draagt de staatssecretaris op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,--;
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. Brouwer, rechter, in aanwezigheid van mr. E.A. Ruiter, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Informatie over hoger beroep
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.ECLI:CE:ECHR:1998:0219JUD002589494
2.Zie onder meer ECLI:NL:RVS:2017:780 en pagina 4 van de WI2018/19
3.Beleid vastgelegd in werkinstructie (WI) 2019/17
4.P 26 ev NG
5.Wanneer de staatssecretaris het relaas ten aanzien van de seksuele gerichtheid van eiser geloofwaardig acht, valt eiser immers onder het landenbeleid met betrekking tot groepsvervolging neergelegd in paragraaf C2/3.2 in samenhang met art.7/16.3.1 van de Vreemdelingencirculaire waarin is bepaald dat de IND Iraakse LHBT’s aanmerkt als groep die systematisch wordt blootgesteld aan vervolging in de zin van artikel 1A Vluchtelingenverdrag.