ECLI:NL:RBDHA:2023:2281
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- D.C. Laagland
- J.F.A. Bleichrodt
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsdocument Britse vreemdeling op grond van het Terugtrekkingsakkoord
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Britse vreemdeling, eiser, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsdocument op basis van het Terugtrekkingsakkoord, maar deze aanvraag werd afgewezen. Verweerder stelde dat eiser buiten het toepassingsbereik van het Terugtrekkingsakkoord viel, omdat hij niet in Nederland verbleef op het moment dat de overgangsperiode eindigde op 31 december 2020. Eiser betwistte dit en voerde aan dat hij wel degelijk in Nederland verbleef en dat verweerder onvoldoende rekening had gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden.
De rechtbank oordeelde dat verweerder voldoende had gemotiveerd dat de overgelegde stukken van eiser niet overtuigend waren. Eiser was in de periode tussen 31 januari 2020 en 16 juli 2021 als niet-ingezetene ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP), wat volgens de rechtbank een belangrijke aanwijzing was dat hij niet in Nederland verbleef. Eiser had de verantwoordelijkheid om dit te weerleggen, maar de rechtbank vond dat hij hierin niet was geslaagd. Bovendien werd het beroep op een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie verworpen, omdat dit niet van toepassing was op de situatie van eiser.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en het verzoek om een voorlopige voorziening werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat er inmiddels uitspraak was gedaan in het beroep. Verweerder werd niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en eiser heeft de mogelijkheid om binnen vier weken een beroepschrift in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State als hij het niet eens is met de uitspraak.