ECLI:NL:RBDHA:2023:2267

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 februari 2023
Publicatiedatum
27 februari 2023
Zaaknummer
C/09/641208 / JE RK 23-92
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nieuwe machtiging tot uithuisplaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp

Op 7 februari 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in de zaak van [minderjarige01], geboren op [geboortedatum01] 2010. De kinderrechter heeft een nieuwe machtiging verleend voor uithuisplaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp, omdat een plaatsing op een open groep op dit moment niet in het belang van de minderjarige is. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige01] een zeer belaste voorgeschiedenis heeft met veel negatieve ervaringen en dat de gesloten setting haar de nodige structuur en veiligheid biedt om te werken aan haar ontwikkeling. De ouders van [minderjarige01] zijn niet verschenen op de zitting, en de kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld. De kinderrechter heeft de zorgen over de ontwikkeling en veiligheid van [minderjarige01] onderstreept en geconcludeerd dat de intensieve behandeling in de gesloten setting noodzakelijk is om te voorkomen dat zij zich aan de jeugdhulp onttrekt. De machtiging is verleend voor de periode van 19 februari 2023 tot 15 juni 2023, in lijn met de lopende ondertoezichtstelling. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/641208 / JE RK 23-92
Datum uitspraak: 7 februari 2023

Beschikking van de kinderrechter

Nieuwe machtiging tot uithuisplaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp

in de zaak naar aanleiding van het op 16 januari 2023 ingekomen verzoekschrift van:

Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
betreffende:

[minderjarige01] , geboren op [geboortedatum01] 2010 te

[geboorteplaats01] ,
hierna te noemen: [minderjarige01] ,
advocaat: mr. C.C. Peterse, gevestigd te Den Haag.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de man01] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats01] .

[de vrouw01] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift met bijlagen;
- de instemmingsverklaring d.d. 25 januari 2023 van een gedragswetenschapper als bedoeld
in artikel 6.1.2, zesde lid, van de Jeugdwet, die de jeugdige met het oog daarop kort tevoren
heeft onderzocht.
Op 7 februari 2023 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- mevrouw [naam01] namens de gecertificeerde instelling;
- [minderjarige01] , bijgestaan door haar advocaat en ondersteund door haar begeleider, mevrouw [naam02] .
De vader en de moeder zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
Voorafgaand aan de zitting is [minderjarige01] door de kinderrechter in raadkamer gehoord, in het bijzijn van haar advocaat en haar begeleider.
Feiten
- [minderjarige01] is erkend door de vader.
- De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
- [minderjarige01] verblijft feitelijk in een gesloten accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, te weten bij [verblijfplaats01] .
- De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 13 juni 2022 de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] verlengd van 15 juni 2022 tot 15 juni 2023 en voor dezelfde duur de machtiging verlengd om [minderjarige01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een
voorziening voor (netwerk)pleegzorg.
- Bij beschikking van 19 augustus 2022 heeft de kinderrechter een machtiging verleend om [minderjarige01] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven van 19 augustus 2022 tot 19 februari 2023.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft de Raad voor Rechtsbijstand gelast een advocaat aan [minderjarige01] toe te voegen.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot machtiging om [minderjarige01] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de periode van zes maanden.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. [minderjarige01] heeft een zeer belaste voorgeschiedenis, waarin zij op veel verschillende plekken heeft gewoond en met veel verschillende opvoeders negatieve en traumatische ervaringen heeft opgedaan. [minderjarige01] profiteert op dit moment van de gesloten setting. Door de duidelijkheid en kaders die de gesloten setting haar biedt, krijgt ze ruimte om een start te maken met het verwerken van trauma’s en het aanleren van nieuwe vaardigheden. Op het moment dat [minderjarige01] nu de overstap maakt naar de open setting wordt het risico verhoogd dat zij overvraagd wordt en zich (opnieuw) in gevaarlijke situaties brengt. Er wordt gezien dat [minderjarige01] nog moeite heeft om zelf een mening te vormen. In een open setting bestaat het risico dat zij zich laat beïnvloeden door anderen en zich hierdoor niet meer op haar behandeling zal richten. Daarnaast wordt gezien dat [minderjarige01] in gedrag verandert zodra er een mannelijke nieuwe groepsgenoot binnenkomt. Ook hierin lijkt ze nog onvoldoende gestabiliseerd te zijn en heeft de behandeling nog onvoldoende verandering kunnen bewerkstelligen. [minderjarige01] volgt op dit moment een specialistische GGZ behandeling. Zij vindt het echter nog lastig om tot diepgang te komen en is zeer vermijdend. Continuering van de behandeling is noodzakelijk voor het herstel van [minderjarige01] . Horizon heeft een perspectiefplan opgesteld waarbij [minderjarige01] onder begeleiding steeds meer gaat werken aan vrijheden. Als dit goed lukt zou [minderjarige01] daarna door kunnen stromen naar een open groep, bij voorkeur een meidengroep. Voor nu is het echter belangrijk dat zij bij [verblijfplaats01] blijft, waar zij in rust en veiligheid kan werken aan haar ontwikkeling.
Door en namens [minderjarige01] is geen verweer gevoerd tegen het verzochte. Hoewel [minderjarige01] aangeeft veel geleerd te hebben en klaar te zijn voor plaatsing op een open groep, begrijpt zij het ook als ze nog even op de gesloten groep moet blijven. Wel is het dan belangrijk dat er zo snel mogelijk wordt toegewerkt naar plaatsing op een open groep. [minderjarige01] gaat volgend schooljaar starten op de middelbare school. Het is wenselijk als er voor die tijd duidelijkheid is over een passende vervolgplek voor haar.
Beoordeling
De kinderrechter stelt vast dat de vader en de moeder niet bereid zijn zich te doen horen, zodat het horen van deze persoon op grond van artikel 6.1.10, eerste lid onder a, Jeugdwet achterwege kan blijven.
De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat sprake is van ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [minderjarige01] naar volwassenheid ernstig belemmeren en die maken dat de opneming en het verblijf in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp noodzakelijk zijn om te voorkomen dat [minderjarige01] zich aan de jeugdhulp die zij nodig heeft onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. Er zijn nog steeds ernstige zorgen over de ontwikkeling en veiligheid van [minderjarige01] . Uit de instemmingsverklaring volgt dat er bij [minderjarige01] sprake is van een zeer belast verleden, met veel discontinuïteit qua opvoeders en woonplekken. Zij heeft daardoor te maken met hechtingsproblematiek. Voor de gesloten plaatsing bij [verblijfplaats01] ontwikkelde [minderjarige01] zich in negatieve zin, waarbij het risico bestond op dader- of slachtofferschap in seksueel opzicht. Vanwege haar en andermans veiligheid was een opname in een gesloten behandelsetting noodzakelijk.
Ondanks de positieve ontwikkeling die [minderjarige01] heeft doorgemaakt op de gesloten groep, meent de gedragswetenschapper dat intensieve behandeling vanuit een gesloten setting nog noodzakelijk is omdat er nog forse zorgen zijn over haar kwetsbaarheid en beïnvloedbaarheid. [minderjarige01] heeft nog onvoldoende zicht op haar gevoelens en grenzen en dient daarom beschermd te worden. Op een open groep kan haar op dit moment niet de hulp geboden worden die zij nodig heeft.
De kinderrechter begrijpt dat [minderjarige01] het liefst naar een open groep wil, maar de kinderrechter acht dat op dit moment nog niet in haar belang. Het is belangrijk dat de intensieve behandeling wordt voortgezet vanuit een veilige en stabiele basis, waarbij [minderjarige01] ook de gelegenheid krijgt om op een verantwoorde wijze te oefenen met vrijheden. Daarbij is het ook noodzakelijk dat [minderjarige01] weerbaarder wordt en andere vaardigheden aanleert, omdat het risico anders groot is dat zij terugvalt in oude patronen. Zodra het kan, lijkt een vervolg in een open kader dan de volgende stap: zover is het op dit moment nog niet.
De kinderrechter wijst het verzoek tot een nieuwe gesloten machtiging dan ook toe. Aangezien de kinderrechter een gesloten machtiging alleen kan verlenen voor de duur van de lopende ondertoezichtstelling, wijst de kinderrechter het verzoek toe tot 15 juni 2023.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
verleent een machtiging om [minderjarige01] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp zoals bedoeld in artikel 6.1.2, eerste lid, van de Jeugdwet, van 19 februari 2023 tot 15 juni 2023, zijnde voor de duur van de ondertoezichtstelling;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2023 door mr. A.M.A. Keulen, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Dreef als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 27 februari 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.