ECLI:NL:RBDHA:2023:2260

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 februari 2023
Publicatiedatum
27 februari 2023
Zaaknummer
22-6169
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de niet-ontvankelijkheid van een bezwaarschrift inzake de afwijzing van een aanvraag voor een Nederlands paspoort

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 28 februari 2023, zaaknummer SGR 22/6169, wordt het beroep van eiseres tegen de niet-ontvankelijkheid van haar bezwaarschrift tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een Nederlands paspoort beoordeeld. De minister van Buitenlandse Zaken had de aanvraag op 14 februari 2019 afgewezen, omdat hij van mening was dat eiseres ten onrechte de Nederlandse nationaliteit had gekregen bij de afgifte van een paspoort op 20 juli 2006. Eiseres had op 17 juli 2022 bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar de minister verklaarde dit bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk met het besluit van 25 augustus 2022.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres op 11 augustus 2022 aan de minister had laten weten dat zij niet begreep dat zij binnen de bezwaartermijn moest reageren, omdat zij dacht dat haar Nederlanderschap niet automatisch kon worden ontnomen. De minister heeft echter geen bijzondere omstandigheden gezien die de termijnoverschrijding verschoonbaar zouden maken. Eiseres heeft in haar beroep argumenten aangevoerd waarom zij meent dat zij haar Nederlanderschap niet kan zijn kwijtgeraakt, maar de rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit enkel betrekking heeft op de niet-tijdige indiening van het bezwaar tegen het besluit van 14 februari 2019.

De rechtbank concludeert dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat de minister niet had mogen aanvoeren dat zij de termijn voor het maken van bezwaar zonder goede redenen heeft laten verstrijken. Het beroep wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van haar proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/6169

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 februari 2023 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: drs. H.L. Rijssel),
en

de Minister van Buitenlandse Zaken.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet-ontvankelijk verklaren van haar bezwaarschrift tegen de afwijzing van de aanvraag van eiseres voor een Nederlands paspoort.
1.1.
De minister heeft deze aanvraag met het besluit van 14 februari 2019 afgewezen omdat hij zich op het standpunt heeft gesteld dat hij bij het afgeven van een paspoort op 20 juli 2006 er ten onrechte van is uitgegaan dat eiseres de Nederlandse nationaliteit bezat. Met het bestreden besluit van 25 augustus 2022 heeft de minister het bezwaar van eiseres van 17 juli 2022 kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
1.2.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank stelt vast dat eiseres op 11 augustus 2022 de minister te kennen heeft gegeven dat zij ten tijde van het besluit in 2019 niet begreep dat zij binnen de bezwaartermijn moest reageren omdat zij had meende dat haar het Nederlanderschap niet automatisch kon worden ontnomen. De minister heeft hierin geen bijzondere omstandigheid gezien om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten.
3. Eiseres heeft in beroep gronden aangevoerd waarom zij haar Nederlanderschap niet kan zijn kwijtgeraakt. Het bestreden besluit ziet echter alleen op het onverschoonbaar niet tijdig maken van bezwaar tegen het besluit van 14 februari 2019. Eiseres heeft in beroep niet aannemelijk gemaakt dat de minister eiseres niet had mogen tegenwerpen dat zij de termijn voor het maken van bezwaar zonder goede redenen heeft laten verlopen.
4. Het beroep slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A. Leijten, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 februari 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.