ECLI:NL:RBDHA:2023:2232

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 februari 2023
Publicatiedatum
27 februari 2023
Zaaknummer
22/7226
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag machtiging voor voorlopig verblijf

Op 27 februari 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen twee eisers van Syrische nationaliteit en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eisers hebben beroep ingesteld omdat de Staatssecretaris niet tijdig heeft beslist op hun aanvraag van 11 april 2022 voor een machtiging voor voorlopig verblijf (mvv). De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris uiterlijk op 11 juli 2022 had moeten beslissen, maar dit niet heeft gedaan. Eisers hebben de Staatssecretaris op 8 november 2022 in gebreke gesteld, waarna de termijn voor het nemen van een besluit is verstreken.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de Staatssecretaris alsnog binnen twee weken na de uitspraak een besluit moet nemen. De rechtbank heeft ook bepaald dat de Staatssecretaris een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast heeft de rechtbank de dwangsom vastgesteld op € 1.442,- voor de periode waarin de Staatssecretaris te laat was met het nemen van een besluit.

Omdat het beroep gegrond is verklaard, moet de Staatssecretaris het door eisers betaalde griffierecht van € 184,- vergoeden en ook de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 418,50. De uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 22/7226

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 februari 2023 in de zaak tussen

[naam] ,

geboren op [geboortedatum] ,
V-nummer: [V-nummer] en
[naam] ,
geboren op [geboortedatum] ,
V-nummer: [V-nummer] ,
van Syrische nationaliteit,
eisers
(gemachtigde: mr. W.J. Rohlof),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: C. van der Meijs).

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eisers hebben ingesteld omdat verweerder volgens hen niet op tijd heeft beslist op de aanvraag van 11 april 2022 tot het verlenen van een machtiging voor voorlopig verblijf (mvv).

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in deze zaken niet nodig is.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
3. Eisers hebben de aanvraag ingediend op 11 april 2022. Verweerder moet binnen negentig dagen beslissen op de mvv aanvraag. Dat staat in artikel 2u, eerste lid van de Vreemdelingenwet 2000.
4. Verweerder had dus uiterlijk op 11 juli 2022 moeten beslissen. De termijn waarbinnen verweerder moet beslissen is daarom voorbij. Eisers hebben verweerder op 8 november 2022 in gebreke gesteld en sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan.
5. Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet verweerder dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak. In bijzondere gevallen of als dit vanwege een wettelijk voorschrift nodig is, kan de rechtbank op grond van het derde lid een andere termijn geven. Verweerder heeft gevraagd om een langere termijn. Hierbij heeft verweerder aangegeven voornemens te zijn nader onderzoek te doen naar de identiteit en feitelijke gezinsband. Eisers zullen op korte termijn worden uitgenodigd voor een gehoor op de Nederlandse ambassade te Istanbul. Verweerder streeft ernaar om binnen 12 weken een besluit te nemen op de aanvragen van eisers. De rechtbank vindt dat een goede reden en acht een termijn van 12 weken vanaf de datum van het verweerschrift redelijk. Verweerder dient uiterlijk 8 maart 2023 een besluit te nemen.
6. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 7.500,-.
7. Eisers hebben verzocht om de dwangsom vast te stellen. Als een bestuursorgaan een besluit niet op tijd neemt, moet het bestuursorgaan een dwangsom betalen voor elke dag dat het te laat is, voor maximaal 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom betaald moet worden. Dat staat in artikel 4:17 en 4:18, eerste lid, van de Awb.
8. Verweerder heeft de hoogte van de dwangsom niet vastgesteld. De rechtbank doet dit op grond van artikel 8:55c van de Awb nu alsnog. De dwangsom is in dit geval verschuldigd vanaf 23 november 2022 tot 3 januari 2023 en bedraagt € 1.442,-.
9. Het beroep is kennelijk gegrond.
10. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoeden.
11. Omdat het beroep gegrond is, krijgen eisers een vergoeding voor de proceskosten die zij hebben gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt op voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,-, bij een wegingsfactor 0,5. Toegekend wordt € 418,50. De rechtbank merkt hierbij op dat in verband met de indexering van de bedragen in het Bpb de nieuwe tarieven worden gehanteerd.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op uiterlijk 8 maart 2023 alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eisers een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-;
- stelt de door verweerder te betalen dwangsom vast op € 1.442,-;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184,- aan eisers te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 418,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Karsowidjojo, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.