In deze zaak heeft eiser, woonachtig in Den Haag, een aanvraag ingediend voor een bewonersparkeervergunning die door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag is afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat eiser al over parkeergelegenheid op eigen terrein beschikt in de vorm van een garagebox. Eiser heeft tegen deze afwijzing bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. Hierop heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft de zaak op 19 juli 2023 behandeld. Eiser was aanwezig, vergezeld door een persoon, en de verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigden. Eiser betoogde dat hij geen gebruik kan maken van de garagebox vanwege de smalle afmetingen, waardoor zijn auto er niet in past. Hij voerde aan dat er geen deugdelijk onderzoek is gedaan naar de parkeerdruk en dat de beleidswijziging hem en zijn buurtgenoten schaadt. Eiser deed ook een beroep op de hardheidsclausule.
De rechtbank overwoog dat verweerder beleidsvrijheid heeft, maar dat deze terughoudendheid niet betekent dat er geen rekening gehouden hoeft te worden met bijzondere omstandigheden. De rechtbank concludeerde dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de specifieke situatie van eiser, waaronder zijn leeftijd en lichamelijke beperkingen. De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd was en vernietigde dit besluit. Verweerder moet binnen acht weken een nieuw besluit nemen, rekening houdend met de uitspraak van de rechtbank. Eiser heeft recht op vergoeding van het griffierecht, maar geen proceskostenvergoeding.
De uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman op 2 augustus 2023 en is openbaar uitgesproken. Eiser kan in hoger beroep gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.