In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 september 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een terugkeerbesluit en een inreisverbod opgelegd aan een Albanese vreemdeling. De eiser, die de Albanese nationaliteit heeft, was in Nederland en had de Europese Unie binnengekomen met een biometrisch paspoort. Echter, hij had zijn vrije termijn van negentig dagen met 296 dagen overschreden, wat leidde tot het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om hem een terugkeerbesluit op te leggen. Dit besluit hield in dat de eiser binnen 28 dagen Nederland diende te verlaten en dat er een inreisverbod voor de duur van twee jaar werd opgelegd.
De eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, maar de rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris terecht had vastgesteld dat de eiser niet langer rechtmatig in Nederland verbleef. De rechtbank heeft de argumenten van de eiser, die betwistte dat hij zich aan het toezicht had onttrokken en dat er onvoldoende gronden waren voor het inreisverbod, niet gehonoreerd. De rechtbank concludeerde dat de zware gronden die door de Staatssecretaris waren aangevoerd, feitelijk juist waren en dat er geen aanleiding was om af te zien van het inreisverbod. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde het terugkeerbesluit en het inreisverbod.
De uitspraak is openbaar gemaakt op 27 september 2023 en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen vier weken na bekendmaking.