ECLI:NL:RBDHA:2023:22217

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 augustus 2023
Publicatiedatum
4 juli 2024
Zaaknummer
NL23.23063
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennisgeving voortduren van bewaring en beoordeling van zicht op uitzetting in vreemdelingenrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 augustus 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de voortduren van de maatregel van bewaring van eiser, die van Nigeriaanse nationaliteit is. De maatregel van bewaring was opgelegd op 25 maart 2023 op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kennisgeving van het voortduren van de bewaring door verweerder op 11 augustus 2023 gelijkgesteld kan worden met een door eiser ingesteld beroep. Tijdens de zitting op 22 augustus 2023 is eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en is er een tolk aanwezig geweest. De rechtbank heeft de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring beoordeeld, waarbij zij heeft gekeken naar de periode sinds het sluiten van het onderzoek in een eerdere uitspraak van 6 juni 2023.

Eiser heeft aangevoerd dat er geen zicht op uitzetting is en dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiser niet voldoende meewerkt aan zijn uitzetting, wat betekent dat het zicht op uitzetting niet ontbreekt. Verweerder heeft in de beoordelingsperiode meerdere keren contact gehad met de Nigeriaanse autoriteiten en gesprekken gevoerd met eiser, wat de rechtbank als voldoende heeft beoordeeld. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het voortduren van de maatregel van bewaring thans niet onevenredig bezwarend is, maar heeft wel opgemerkt dat de situatie in de toekomst kan veranderen als er geen verdere actie wordt ondernomen door verweerder.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard en aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter R.H.G. Odink, in aanwezigheid van griffier D.P. van Middelkoop, en is openbaar gemaakt zonder dat er een rechtsmiddel openstaat tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.23063

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. F.W. Verweij),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Weerman).

Procesverloop

Verweerder heeft op 25 maart 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Verweerder heeft de rechtbank op 11 augustus 2023 in kennis gesteld van het voortduren van de bewaring. Deze kennisgeving wordt gelijkgesteld met een door eiser ingesteld beroep. Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft het beroep op 22 augustus 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen C.C. Antonio. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Eiser stelt van Nigeriaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op
[geboortedatum] 1986.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 6 juni 2023 (in de zaak NL23.14997) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek.
4. Eiser voert aan dat het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn ontbreekt en dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan de uitzetting. Eiser zal weer niet gaan meewerken aan de ingeplande presentatie bij de Nigeriaanse autoriteiten en de bewaring mag niet afhankelijk worden gemaakt van enkel eisers medewerking. Verweerder had daarom bij de Nigeriaanse autoriteiten moeten informeren of een laissez passer ook via een andere weg zou kunnen worden verkregen, bijvoorbeeld door een bezoek van de autoriteiten aan het detentiecentrum. Verweerder stuurt echter slechts standaardrappellen en voert vertrekgesprekken waarin geen relevante zaken worden besproken. Verweerder stelt dus niet alles in het werk om de uitzetting van eiser te effectueren. Eiser stelt dat de maatregel daarom een punitief karakter heeft en acht de maatregel daarom ook onevenredig bezwarend.
5. Voor de vraag of zicht op uitzetting bestaat is van belang of eiser zijn volledige en actieve medewerking verleent aan het onderzoek ter vaststelling van zijn identiteit en nationaliteit en aan zijn uitzetting. Volgens vaste jurisprudentie wordt bij het niet meewerken door de vreemdeling het zicht op uitzetting in beginsel aanwezig geacht. Van eiser mag worden verwacht dat hij zelf in het kader van de op hem rustende meewerkverplichting alles in het werk stelt om terugkeer naar zijn land van herkomst mogelijk te maken. Dat is hier niet het geval. Eiser heeft geweigerd te verschijnen op de ingeplande presentaties op 30 maart 2023 en op 4 juli 2023 en uit het dossier blijkt ook niet dat eiser anderszins actie heeft ondernomen om zijn terugkeer te bewerkstelligen. Ter zitting heeft eiser bovendien verklaard weer niet te zullen gaan meewerken aan de nieuwe presentatie op 30 augustus 2023. Eiser werkt dus niet mee en ook is niet gebleken dat de Nigeriaanse autoriteiten niet bereid zijn om een laissez passer te verstrekken, bij voldoende medewerking van eisers kant. Het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn ontbreekt dus niet.
6. Verder is de rechtbank van oordeel dat verweerder vooralsnog voldoende werkt aan eisers uitzetting. In de te beoordelen periode heeft verweerder viermaal gerappelleerd bij de Nigeriaanse autoriteiten en tweemaal is een vertrekgesprek gevoerd met eiser. Anders dan eiser lijkt te stellen is een vertrekgesprek wel degelijk een relevante uitzettingshandeling, nu in een dergelijk gesprek bijvoorbeeld kan worden gepeild of eiser al actie heeft ondernomen om zijn vertrek te bewerkstelligen en hij wellicht ook daartoe kan worden aangezet. Verweerder was er ook niet toe gehouden om op dossierniveau te informeren bij de Nigeriaanse autoriteiten, nu zowel op 4 juli 2023 als op 30 augustus 2023 presentaties zijn ingepland.
7. Verder acht de rechtbank het voortduren van de maatregel thans nog niet onevenredig bezwarend. Eiser heeft daartoe geen bijzondere omstandigheden aangevoerd en er is op korte termijn een nieuwe presentatie ingepland.
8. Wel is de rechtbank van oordeel dat het enkel voortgaan op de thans ingeslagen weg van het inplannen van een presentatie bij de Nigeriaanse ambassade en het voeren van vertrekgesprekken de balans in de nabije toekomst voorzienbaar in het nadeel van verweerder zal kunnen doen laten uitvallen. De detentie duurt immers inmiddels ruim vijf maanden. Verweerder heeft de mogelijkheid van een presentatie van eiser in het detentiecentrum, zoals ook door de gemachtigde van eiser aangegeven, nog niet geprobeerd. De rechtbank is van oordeel dat dit wel het onderzoeken waard is. Omdat verweerder eiser in bewaring houdt, rust op hem de verplichting om alles in het werk te stellen eiser daadwerkelijk uitgezet te krijgen. Een verzoek daartoe bij de Nigeriaanse autoriteiten ligt dan ook in de rede.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H.G. Odink, rechter, in aanwezigheid van
D.P. van Middelkoop, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.