ECLI:NL:RBDHA:2023:22203

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 november 2023
Publicatiedatum
20 juni 2024
Zaaknummer
C/09/651977 / FA RK 23-5733
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming bijzondere curator en voorlopige zorgregeling in gezagsgeschil tussen ouders

In deze beschikking van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 9 november 2023, is een voorlopige zorgregeling vastgesteld voor de kinderen van de betrokken ouders, na een echtscheiding die op 11 september 2023 is uitgesproken. De rechtbank heeft de zaak behandeld in het kader van de Procedure gezamenlijke toegang ouders (PGTO) en heeft besloten om de zaak terug te verwijzen naar de reguliere procedure vanwege de aanhoudende spanningen tussen de ouders en het gebrek aan overeenstemming over de zorgregeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kinderen voorlopig eens in de drie weken bij de vader in Nederland zullen verblijven, met specifieke afspraken over de overdracht en de duur van de bezoeken. De eerste omgangsweekenden zijn vastgesteld op 17 en 18 november 2023, met verdere data in de daaropvolgende maanden.

Daarnaast is de benoeming van een bijzondere curator voor de kinderen besproken, gezien de conflicten tussen de ouders en de noodzaak om de belangen van de kinderen te waarborgen. De rechtbank heeft mw. drs. A. van Teijlingen benoemd als bijzondere curator, die de belangen van de kinderen in de reguliere procedure zal behartigen. De rechtbank heeft ook de afwikkeling van het huwelijksvermogensregime behandeld, waarbij de ringen van de vrouw zijn betrokken. De rechtbank heeft bepaald dat de trouwring en de verlovingsring op een later moment aan de kinderen zullen worden gegeven, en dat de 'eternity ring' in beheer blijft bij de vrouw. De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw met betrekking tot gezagsgeschillen en kinderalimentatie afgewezen, en de alimentatie is vastgesteld op € 1.300,- per maand voor beide kinderen, met jaarlijkse indexering.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 23-5733
Zaaknummer: C/09/651977
Datum beschikking: 9 november 2023

Procedure gezamenlijke toegang ouders

Beschikking op het op 3 augustus 2023 ingekomen deelnameformulier van:

[de vrouw] ,

de vrouw,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. A.F. Braun te Den Haag,
en

[de man] ,

de man,
wonende te [plaatsnaam 2] ,
advocaat: mr. E.J. Kim-Meijer te Den Haag.

Procedure

Bij beschikking van deze rechtbank van 11 september 2023 is:
  • de echtscheiding tussen partijen uitgesproken;
  • het door beide partijen ondertekende ouderschapsplan aan de beschikking aangehecht;
  • het door beide partijen ondertekende echtscheidingsconvenant aan de beschikking aangehecht;
  • iedere verdere beslissing ten aanzien van de zorgregeling, de gezagsgeschillen, de kinderalimentatie en de afwikkeling van het huwelijksvermogensregime pro forma aangehouden tot 15 september 2023.
De rechtbank heeft wederom kennisgenomen van de stukken, waaronder nu ook:
  • het F9-formulier van 15 september 2023 van de man;
  • het F9-formulier van 15 september 2023 van de vrouw.
Op 26 oktober 2023 is de behandeling ter zitting voortgezet. Hierbij zijn verschenen:
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
  • de man, bijgestaan door zijn advocaat en vergezeld door de tolk (Engels) L.G.S. Ringelen;
  • [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming.

Beoordeling

De rechtbank handhaaft al hetgeen bij genoemde beschikking is overwogen en beslist, voor zover in deze beschikking niet anders wordt overwogen of beslist.
Verloop en terug verwijzing naar de reguliere procedure (C/09/635296 FA RK 22-6131)
Bij vorige beschikking van 11 september 2023 zijn partijen doorverwezen naar crossborder mediation, waar partijen op de zitting van 4 september 2023 beiden mee hebben ingestemd. Gebleken is dat de crossborder mediation niet heeft plaatsgevonden. De mediation was gepland in het weekend van 30 september en 1 oktober 2023. De man heeft het mediationbureau laten weten dat hij de mediation niet langer wil. Omdat partijen ook niet in onderling overleg tot een oplossing over met name de zorgregeling zijn gekomen, is de zaak opnieuw op zitting behandeld.
De rechtbank merkt vooraf op dat, vanwege de toegenomen spanningen tussen de ouders, deze zaak zich na deze beschikking niet meer leent voor de Procedure gezamenlijke toegang ouders (PGTO). Er hebben al twee zittingen in het kader van de PGTO plaatsgevonden en, zoals hierna zal blijken, de ouders hebben nog geen overeenstemming bereikt. Op dit moment kan de rechtbank nog niet definitief beslissen op de zorgregeling. Voor het vervolg van deze zaak zal de rechtbank deze PGTO-zaak daarom, met instemming van beide partijen, weer terug verwijzen naar de oorspronkelijke, reguliere procedure met zaak- en rekestnummer C/09/635296 FA RK 22-6131. Deze beschikking is in het kader van de PGTO dus een eindbeschikking.
Voorlopige zorgregeling en benoemen bijzondere curator
Op de zitting is uitvoerig met partijen gesproken over de zorgregeling tussen de man en de kinderen. Sinds augustus 2023 hebben [minderjarige 1] en [minderjarige 2] de man één maal gezien, in het bijzijn van de vrouw.
In eerste instantie stelde de vrouw een zorgregeling voor waarbij de kinderen één weekend per vier weken van vrijdag uit de BSO tot zondag 16.00 uur bij de man zijn en de overdracht zou plaatsvinden bij de McDonalds in [plaatsnaam 1] . De vrouw staat hier niet langer achter. Zij stelt zich op het standpunt dat het contact tussen de man en de kinderen moet worden beperkt tot één dag per maand, in het weekend, in Nederland en zonder overnachting. Zij heeft tijdens de tweede zitting verklaard dat zij zorgelijk gedrag heeft gezien bij één van de kinderen, en stelt dat dit het gevolg is van situaties die zich bij de man thuis in [plaatsnaam 2] hebben voorgedaan.
Volgens de man houdt de vrouw het contact tussen hem en de kinderen zonder gegronde redenen tegen. Hij heeft van zijn kant ook zorgen over het door de vrouw genoemde gedrag maar stelt dat dit komt door situaties die zich bij de vrouw thuis hebben voorgedaan. De man stelt een zorgregeling voor waarbij de kinderen bij hem verblijven om het weekend van vrijdag uit de BSO tot zondag 16.00 uur, waarbij de ouders ieder evenveel zorgdragen voor het vervoer van de kinderen.
Met de raadsvertegenwoordiger is de rechtbank van oordeel dat het contact tussen de man en de kinderen zo snel mogelijk weer moet worden hersteld en opgebouwd. De zorgen die door de moeder én de vader zijn geuit over het gedrag van hun kind zou onderwerp van gesprek moeten zij tussen hen als ouders: hoe gaan wij ermee om als ons kind bepaald gedrag laat zien? Wat willen of kunnen wij hier aan of mee doen? Het is partijen echter niet gelukt om met elkaar in gesprek te komen. De geplande cross border mediation heeft niet plaatsgevonden. Op de tweede zitting is onderzocht of partijen nader tot elkaar kunnen komen om gezamenlijk tot een oplossing te komen. Dat is helaas niet mogelijk gebleken. Zij blijven elkaar ernstige verwijten maken. Er hebben escalaties plaatsgevonden en beide ouders hebben bij de politie meldingen over elkaar gedaan. Dit is niet in het belang van de kinderen.
Op verzoek van partijen zal de rechtbank daarom een knoop doorhakken voor wat betreft de zorgregeling.
De rechtbank ziet aanleiding om voor nu een voorlopige, opbouwende zorgregeling te bepalen waarbij de kinderen in de eerste periode hun vader zien in Nederland. De kans op miscommunicatie tussen de ouders over onder andere het halen en brengen is daarmee zo klein mogelijk. Gelet op de reistijd van de man en omdat het belangrijk is dat de man uitgebreid en rustig contact heeft met de kinderen, zal de rechtbank bepalen dat de man voorlopig eens in de drie weken in het weekend, op zaterdag én op zondag, de kinderen bij zich zal hebben in Nederland. De man haalt dan op zaterdag om 12.00 uur de kinderen op bij de McDonalds in [plaatsnaam 1] , gaat iets leuks met ze doen en brengt ze vervolgens om 19.00 uur weer terug bij de McDonalds in [plaatsnaam 1] , waar de vrouw de kinderen ophaalt. De volgende dag, op zondag, zal de man de kinderen bij zich hebben van 10.00 uur tot 16.00 uur, met de overdracht op dezelfde manier als zaterdag. Dat betekent dat de man in dat betreffende weekend in Nederland moet overnachten. Hoewel daartoe geen verzoek is ingediend en de rechtbank daarop dus niet kan beslissen, merkt de rechtbank op dat het alleszins redelijk zou zijn indien de vrouw, zolang de omgangsweekenden plaatsvinden in Nederland, per omgangsweekend € 150,- bijdraagt in het kader van de reis- en hotelkosten die de man hiervoor moet maken.
De rechtbank zal bepalen dat het eerste omgangsweekend op de hiervoor omschreven wijze plaatsvindt op 17 en 18 november 2023. Het tweede omgangsweekend op deze manier is op 9 en 10 december 2023. Het derde omgangsweekend valt op 30 en 31 december 2023, maar de rechtbank laat de keuze aan de man om óf de kinderen te zien op 30 en 31 december, óf met kerst op 26 december en 27 december 2023.
Het eerstvolgende omgangsweekend daarna vindt plaats op 20 en 21 januari 2024, en het omgangsweekend daarna op 10 en 11 februari 2024, en zo verder. Hoewel de vrouw kennelijk zorgen heeft over de veiligheid van de kinderen als zij bij de man overnachten, is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken dat er zodanig voor de veiligheid van de kinderen moet worden gevreesd dat zij niet op termijn bij de man kunnen overnachten. Daarom zal de rechtbank bepalen dat vanaf het weekend van 20 en 21 januari 2024 de omgang zal plaatsvinden bij de man thuis in [plaatsnaam 2] , waarbij de kinderen bij de man thuis overnachten. De rechtbank ziet geen reden om dat niet in het vooruitzicht te stellen. Wat betreft het vervoer en de overdracht vanaf deze omgangsweekenden in januari 2024 zal de rechtbank bepalen dat de overdracht op zaterdag om 12.00 uur en op zondag om 16.00 uur zal plaatsvinden op de parkeerplaats bij Eindhoven Airport. Dat hebben de ouders voorheen ook gedaan. De rechtbank zou het redelijk vinden als de ouders de reistijd en -kosten beiden voor de helft dragen.
De rechtbank zal dit als voorlopige opbouwende zorgregeling vastleggen. De definitieve zorgregeling zal in de reguliere procedure worden behandeld en beslist.
Verder is met de ouders op de zitting gesproken over de mogelijkheid van het benoemen van een bijzondere curator voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Op grond van artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechtbank een bijzondere curator benoemen om een minderjarige, zowel in als buiten rechte, te vertegenwoordigen. De rechtbank kan dit doen als – in aangelegenheden betreffende verzorging en opvoeding of het vermogen van een minderjarige – de belangen van (één van) de met het gezag belaste ouders in strijd zijn met die van de minderjarige. De rechtbank moet beoordelen of zij die benoeming noodzakelijk acht en daarbij in het bijzonder de aard van de belangenstrijd in aanmerking nemen. Benoeming van een bijzondere curator kan plaatsvinden op verzoek van een belanghebbende of ambtshalve.
De rechtbank vindt het zorgwekkend hoe diep het wantrouwen is tussen de ouders. Dit is absoluut niet in het belang van de kinderen, die hierdoor klem komen te zitten. De ouders hebben ieder een heel andere opvatting over wat in het belang van de kinderen is. Dat heeft betrekking op de invulling van de zorgregeling, maar ook op andere punten, waaronder de dagelijkse verzorging van de kinderen, de slaapplek van de kinderen, de bedtijden, (wijze van belijden van) religie en wijze waarop de kinderen worden afgebeeld op social media.
De rechtbank vindt het voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] belangrijk dat zij een vertrouwenspersoon krijgen toegewezen. Desgevraagd hebben de ouders op de zitting allebei aangegeven dat zij de benoeming van een bijzondere curator voor de kinderen een goed idee vinden.
De griffier van de rechtbank heeft daarvoor contact opgenomen met mevrouw drs. A. van Teijlingen en de onderzoeksopdracht uitgelegd. Daarop heeft mevrouw drs. A. van Teijlingen aangegeven dat zij zich daarvoor wil inzetten, met de kanttekening dat zij pas beschikbaar is vanaf januari 2024.
De bijzondere curator zal naar [minderjarige 1] en [minderjarige 2] luisteren, hun belangen in de reguliere procedure (C/09/635296 FA RK 22-6131) behartigen en hen in de reguliere procedure vertegenwoordigen. Van de bijzondere curator wordt verwacht dat zij met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en de beide ouders in gesprek gaat om het volgende te onderzoeken en daarover advies uit te brengen:
  • Welke zorgregeling met de man is in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ?
  • Wat is ervoor nodig om deze zorgregeling op een goede manier te laten verlopen?
  • Is er verdere hulpverlening of begeleiding nodig voor [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en/of de ouders en zo ja, welke?
  • Zijn er tijdens de gesprekken andere punten naar voren gekomen die van belang zijn met betrekking tot de ontwikkeling en opvoeding van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ?
Het staat de bijzondere curator vrij om te zoeken naar een oplossing van het geschil die door alle betrokkenen gedragen wordt. Verder staat het de bijzondere curator vrij, als zij dit nodig vindt, om informatie over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op te vragen bij derden, om zodoende een zo volledig mogelijk beeld te krijgen van hun situatie en te kunnen bepalen wat in hun belang noodzakelijk is. De rechtbank gaat ervan uit dat de ouders hun volledige medewerking zullen verlenen aan het onderzoek door de bijzondere curator en op haar eerste verzoek de gevraagde informatie zullen verstrekken en zullen reageren op uitnodigingen om met haar in gesprek te gaan.
De rechtbank verzoekt de advocaten van de ouders hun telefoonnummer en e-mailadres tijdig naar de bijzondere curator te sturen (naar het in het dictum opgenomen e-mailadres), zodat zij hen kan uitnodigen voor een eerste gesprek. Zoals hiervoor vermeld zal de bijzondere curator in januari 2024 haar onderzoek starten en dus niet vóór januari 2024 contact met de ouders opnemen.
Omdat deze PGTO-zaak voor de verdere afhandeling wordt terug verwezen naar de reguliere procedure, wordt de bijzondere curator verzocht om uiterlijk op
15 februari 2024, of zoveel eerder als mogelijk, schriftelijk verslag te doen aan de rechtbank in de reguliere procedure met zaak- en rekestnummer C/09/635296 FA RK 22-6131 en aan de ouders, waarop de ouders binnen twee weken kunnen reageren.
De behandeling ter zitting in de
reguliere procedure C/09/635296 FA RK 22-6131)zal (indien nodig) op een nader te bepalen datum en tijdstip worden voortgezet in aanwezigheid van de bijzondere curator.
Gezagsgeschillen
Ten aanzien van de overige gezagsgeschillen overweegt de rechtbank als volgt. Voorlopig, omdat de man de kinderen in Nederland ziet, ziet de rechtbank geen aanleiding om te bepalen dat de man de paspoorten van de kinderen zal beheren, omdat de kinderen de hoofdverblijfplaats hebben bij de vrouw en in Nederland verblijven.
Alle andere punten die de vrouw in dit kader naar voren heeft gebracht (de dagelijkse verzorging van de kinderen, de slaapplek van de kinderen, de bedtijden, (wijze van belijden van) religie en wijze waarop de kinderen worden afgebeeld op social media) lenen zich niet voor een rechterlijke beslissing.
De rechtbank zal deze verzoeken van partijen daarom afwijzen.
Kinderalimentatie
Partijen zijn het eens over de hoogte van de door de man aan de vrouw te betalen kinderalimentatie van € 1.300,- per maand voor beide kinderen met ingang van 1 maart 2023. De man wil dat de jaarlijkse wettelijke indexering wordt uitgesloten. Dat ziet hij als compensatie voor de reiskosten in verband met de zorgregeling. De vrouw wil dat de indexering wordt toegepast.
De rechtbank overweegt dat de kinderalimentatie op grond van artikel 1:402a lid 1 BW van rechtswege is onderworpen aan jaarlijkse indexering. De rechtbank kan niet beoordelen of en zo ja, op welke wijze, de ouders bij het bepalen van de hoogte van de kinderalimentatie rekening hebben gehouden met de reiskosten van de beide ouders in het kader van de zorgregeling. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om van deze wettelijke bepaling af te wijken. De rechtbank zal het verzoek op dit punt dus afwijzen.
Afwikkeling huwelijksvermogensregime
Toepasselijk recht
Omdat de man en de vrouw op [huwelijksdatum] 2015 met elkaar zijn gehuwd, is het Haags Huwelijksvermogensverdrag van 14 maart 1978, Trb. 1988, 130 (het Verdrag) van toepassing op het huwelijksvermogensregime.
Niet gesteld of gebleken is dat partijen een rechtskeuze hebben gemaakt voor het toepasselijk recht.
Op grond van artikel 4 van het Verdrag wordt, indien de echtgenoten vóór het huwelijk het toepasselijke recht niet hebben aangewezen, hun huwelijksvermogensregime beheerst door het interne recht van de Staat op welks grondgebied zij hun eerste gewone verblijfplaats na het huwelijk vestigen.
Niet in geschil is dat de eerste gewone verblijfplaats na het huwelijk Groot-Brittannië is, zodat Engels recht van toepassing is op het huwelijksvermogensregime.
Vermogensbestanddelen
Door partijen worden drie ringen (trouwring van de vrouw, verlovingsring van de vrouw en ‘eternity ring’ van de vrouw) als vermogensbestanddelen gesteld die in de verdeling zouden moeten worden betrokken.
Engels recht
De hoofdregel voor de verdeling van huwelijkse goederen naar Engels recht is dat de huwelijksgoederen in gelijke delen worden verdeeld tussen de echtgenoten. Dit is het zogenaamde “equal sharing principle”. Deze regel is vastgelegd in sectie 25 van de Matrimonial Causes Act 1973.
De rechter kan echter van deze hoofdregel afwijken als dit in het belang is van de echtgenoten of hun kinderen. De rechter moet dan rekening houden met alle relevante omstandigheden. Wat betreft de verdeling van trouwringen en verlovingsringen na echtscheiding geldt dat deze sieraden worden beschouwd als persoonlijke eigendommen van de echtgenoot die ze draagt. De rechter kan van deze regel afwijken als dit in het belang is van de echtgenoot die de ring niet draagt. Gebruikelijk is dat de trouwring wordt toegewezen aan de echtgenoot die hem draagt, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden. De verlovingsring wordt meestal toegewezen aan de echtgenoot die hem heeft gekocht.
Inhoudelijke beoordeling
Volgens de vrouw zijn de drie ringen haar eigendom. Zij wil dat de ringen aan haar worden toegedeeld. De man verzoekt afgifte van de ringen aan de man.
Op de zitting hebben beide ouders aangegeven dat het hun wens is dat de ringen uiteindelijk aan hun dochters worden gegeven. De trouwring en de verlovingsring zullen dus op een gepast moment door de ouders aan de kinderen worden gegeven. De rechtbank heeft bij loting bepaald dat de trouwring is bestemd voor [minderjarige 2] en de verlovingsring is bestemd voor [minderjarige 1] . Verder zal de rechtbank – in lijn met voornoemde uitgangspunten –bepalen dat tot de afgifte van de ringen aan de kinderen, de verlovingsring in het beheer komt van de man en de trouwring in het beheer van de vrouw.
De rechtbank zal bepalen dat de ‘eternity ring’ in beheer blijft bij de vrouw. Deze ring kan, zoals zij zelf op de zitting ook voorstelde, worden omgesmolten tot iets wat zij aan beide dochters kan geven.
De rechtbank zal aldus beslissen.

Beslissing

De rechtbank:
*
bepaalt dat de minderjarigen:
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2016 te [geboorteplaats] , Groot-Brittannië;
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2018 te [geboorteplaats] , Groot-Brittannië;
voorlopig bij de man zullen zijn volgens de volgende opbouwende zorgregeling:
  • eens in de drie weken op zaterdag en zondag in de omgeving van de kinderen in Nederland, waarbij de man de kinderen op zaterdag om 12.00 uur bij de McDonalds in [plaatsnaam 1] ophaalt en de kinderen op zaterdag om 19.00 uur daar weer terugbrengt, zodat de vrouw de kinderen daar kan ophalen, en waarbij de man op zondag met de kinderen is van 10.00 uur tot 16.00 uur met de overdracht op dezelfde manier als zaterdag;
  • hierbij geldt dat het eerste omgangsweekend plaatsvindt op 17 en 18 november 2023 en dat voor het derde omgangsweekend de man de keuze heeft tussen 30 en 31 december 2023 óf 26 en 27 december 2023);
- met ingang van 20 januari 2024: eens in de drie weken van zaterdag 12.00 uur tot zondag 16.00 uur bij de man thuis in [plaatsnaam 2] , waarbij de overdracht op zaterdag om 12.00 uur en op zondag om 16.00 uur plaatsvindt op de parkeerplaats bij Eindhoven Airport;
*
benoemt tot bijzondere curator over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] mw. drs. A. van Teijlingen, kantoorhoudende te [plaatsnaam 1] aan de [adres] ( [postcode] ), telefoonnummer: [06-nummer] , e-mailadres: [mailadres] ;
bepaalt dat de griffier een afschrift van de processtukken aan de bijzondere curator zal toesturen;
verzoekt de advocaten van de man en de vrouw hun telefoonnummers en e-mailadressen voor januari 2024 aan de bijzondere curator per e-mail toe te sturen;
bepaalt dat de bijzondere curator uiterlijk
15 februari 2023, of zoveel eerder als mogelijk, schriftelijk verslag doet aan de rechtbank
in de aanhangige reguliere procedure met zaak- en rekestnummer C/09/635296 FA RK 22-6131en aan de ouders;
bepaalt dat de ouders binnen twee weken na ontvangst van het verslag van de bijzondere curator hierop, als zij dat willen, schriftelijk kunnen reageren; deze reactie moet aan de rechtbank
in de aanhangige reguliere procedure met zaak- en rekestnummer C/09/635296 FA RK 22-6131, aan de bijzondere curator en aan de andere ouder worden toegezonden;
bepaalt dat de behandeling ter zitting in de aanhangige reguliere procedure met zaak- en rekestnummer C/09/635296 FA RK 22-6131, na ontvangst van het verslag van de bijzondere curator, (indien nodig) zal plaatsvinden in aanwezigheid van de bijzondere curator;
*
stelt de afwikkeling van het huwelijksvermogensregime als volgt vast:
  • deelt toe aan de man: de verlovingsring, zonder nadere verrekening;
  • deelt toe aan de vrouw: de trouwring en de ‘eternity ring’, zonder nadere verrekening;
*
verklaart deze beschikking in zoverre uitvoerbaar bij voorraad;
*
wijst af de verzoeken met betrekking tot de gezagsgeschillen en de kinderalimentatie;
*
verzoekt de advocaten om voor de verdere behandeling van de definitieve zorgregeling de rechtbank aan te schrijven met het zaak- en rekestnummer van de reguliere procedure(C/09/635296 FA RK 22-6131).
Deze beschikking is gegeven door mr. A.C. Olland, (kinder)rechter, bijgestaan door mr. R.P. Bas als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 9 november 2023.