ECLI:NL:RBDHA:2023:22200

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 oktober 2023
Publicatiedatum
13 juni 2024
Zaaknummer
NL21.13065
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Nigeriaanse eiser wegens ongeloofwaardigheid van verklaringen over betrokkenheid bij roofmoord

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 oktober 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Nigeriaanse eiser. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. De rechtbank heeft de aanvraag ongegrond verklaard, omdat de verklaringen van de eiser over zijn betrokkenheid bij een roofmoord in Nigeria niet geloofwaardig werden geacht. De eiser had gesteld dat hij op 20 juni 2015 betrokken was bij een incident waarbij zijn vrienden een woning binnengingen, iemand beroofden en deze persoon ook om het leven brachten. De eiser beweerde dat hij onschuldig was en dat hij door de politie werd beschuldigd en veroordeeld voor deze feiten, terwijl hij zelf niet bij de moord aanwezig was. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de eiser inconsistent en vaag waren, en dat hij belangrijke details over zijn veroordeling en de moord niet uit zichzelf had genoemd. De rechtbank concludeerde dat de geloofwaardigheid van het asielrelaas van de eiser ernstig in twijfel werd getrokken door zijn tegenstrijdige verklaringen en het gebrek aan bewijs voor zijn claims. De rechtbank heeft de eiser ook niet gevolgd in zijn stelling dat zijn psychische klachten hem belemmerden om over zijn verleden te verklaren. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de eiser geen recht heeft op asiel in Nederland.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.13065

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. E.S. van Aken),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. Z. Abachi).

Procesverloop

Bij besluit van 27 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (asielaanvraag) in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond. Bij besluit van 27 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (asielaanvraag) in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Op 2 december 2022 heeft eiser te kennen gegeven te beschikken over een relevant stuk.
Verweerder heeft op 13 december 2022 de rechtbank verzocht om uitstel van de behandeling van het beroep, omdat hij dit stuk wil laten onderzoeken door Bureau Documenten. De rechtbank heeft het verzochte uitstel verleend.
Op 12 januari 2023 heeft Bureau Documenten een verklaring van onderzoek afgegeven en bij brief van 22 februari 2023 heeft verweerder een standpunt ingenomen over voormeld stuk.
Eiser heeft hierop op 31 maart 2023 gereageerd.
De rechtbank heeft het beroep op 12 juli 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen P. Oronsaye. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1.1.
Eiser stelt de Nigeriaanse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum] 1992. Hij heeft op 21 augustus 2018 een asielaanvraag ingediend.
1.2.
Eiser heeft aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag gelegd. Eiser was op 20 juni 2015 in Auchi op bezoek bij twee vrienden, [persoon A] en [persoon B] , die hij kende van de organisatie genaamd [naam organisatie] . Ze zouden naar een feest gaan en eiser reed hen met de okada naar het feest. Onderweg moest eiser van zijn vrienden stoppen bij een woning. [persoon A] en [persoon B] zijn toen die woning naar binnen gegaan en hebben daar iemand beroofd en ook gedood. Toen er werd geschreeuwd, is eiser weggerend. Hij is naar de woning van zijn vrienden gegaan. De politie is daar ’s nachts naartoe gekomen om de woning te doorzoeken. Zij hebben eisers tas gecontroleerd en hebben daarin een wapen gevonden. Dat wapen was niet van eiser en eiser vermoedt dat dit door [persoon A] en [persoon B] in zijn tas is gestopt. Toen eiser probeerde te vluchten is hij in zijn been geschoten. Hij is vervolgens opgepakt en opgesloten op het politiebureau. In september 2015 is hij veroordeeld tot dertig jaar gevangenisstraf en is hij overgeplaatst naar de gevangenis in Agbor. Op 10 januari 2016 is eiser met hulp van een beveiliger ontsnapt uit die gevangenis. Vervolgens hij heeft hij Nigeria verlaten. Eiser vreest dat hij bij terugkeer naar Nigeria ter dood zal worden veroordeeld, omdat hij uit de gevangenis is ontsnapt.
Het bestreden besluit
2.1.
Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- identiteit, nationaliteit en herkomst;
- betrokkenheid bij een roofmoord in Nigeria en de daaruit voortvloeiende problemen.
2.2.
Verweerder vindt eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig. Verweerder vindt eisers verklaringen over zijn betrokkenheid bij de roofmoord en de daaruit voortvloeiende problemen, waaronder zijn veroordeling en ontsnapping uit de gevangenis, niet geloofwaardig. Volgens verweerder leidt de geloofwaardig geachte identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser er niet toe dat hij moet worden aangemerkt als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag of dat moet worden aangenomen dat hij bij uitzetting een reëel risico op ernstige schade loopt. Verweerder heeft daarom de asielaanvraag afgewezen als ongegrond.
De beoordeling door de rechtbank
Medische situatie
3. Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn psychische klachten en het trauma dat hij in Nigeria heeft opgelopen. Volgens eiser interfereren zijn klachten met zijn vermogen om over traumatische gebeurtenissen in het verleden te verklaren. Ter onderbouwing hiervan heeft eiser gewezen op twee FMMU-adviezen van 6 november 2020 en 28 november 2020.
3.1.
In het FMMU-advies van 6 november 2020 heeft de verpleegkundige vermeld dat eisers klachten van dien aard zijn dat hij eerst door een arts van het FMMU moet worden gezien alvorens er een oordeel kan worden gegeven. Hierop is eiser door een arts gezien, die op 28 november 2020 een advies heeft uitgebracht. In dit advies is vermeld dat eiser moeite heeft met het benoemen van exacte data betreffende zijn asielrelaas. Verder staat in het advies dat er weliswaar klachten van psychische aard bestaan, maar dat deze niet dusdanig ernstig zijn dat dit een belemmering zal opleveren voor het horen en beslissen. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt, bijvoorbeeld door het verstrekken van medische stukken, dat zijn klachten van psychische aard hem nog op andere manieren – anders dan het niet kunnen noemen van exacte data – belemmeren in zijn vermogen om te verklaren.
3.2.
Gelet op het voorgaande mag verweerder niet van eiser verwachten dat hij exacte data noemt. Dat heeft verweerder ook niet gedaan. Gezien het voorgaande mag verweerder er wel van uitgaan dat eiser in staat is om uit zichzelf, en zeker in reactie op gerichte vragen, de belangrijkste onderdelen van zijn asielrelaas naar voren te brengen en daarover consistent en voldoende concreet te verklaren. Indien eisers verklaringen in dit opzicht tekortschieten, mag verweerder dat naar het oordeel van de rechtbank aan eiser tegenwerpen. Waar dit concreet toe leidt, komt hierna aan de orde.
De verklaringen van eiser over de moord
4.1.
Tijdens het nader gehoor van 29 maart 2021 heeft verweerder eiser de gelegenheid gegeven om in zijn eigen woorden te vertellen wat de directe redenen waren om Nigeria te verlaten. Daarbij is eiser verzocht om zoveel mogelijk in chronologische volgorde te vertellen en waar mogelijk namen, plaatsen en data te noemen. Eiser heeft hierop (onder meer) verklaard dat hij na het incident met [persoon A] en [persoon B] is aangehouden door de politie en dat de politie hem beschuldigde van diefstal/beroving, misbruik van zijn uniform en het hebben van een wapen in zijn tas (pagina’s 6 en 7 NG). Nadat eiser zijn relaas in eigen woorden had verteld, heeft eiser op de vraag van de hoormedewerker of hij alles heeft verteld wat van belang is ten aanzien van de redenen voor zijn vertrek, geantwoord dat dit alles was en dat hij er niets meer aan heeft toe te voegen (pagina’s 8 en 9 NG). Later tijdens het nader gehoor (pagina 20 NG) heeft hij nogmaals verklaard dat hij is beschuldigd van en is veroordeeld voor het feit dat hij zijn vrienden had meegenomen naar de plaats van de diefstal én voor het feit dat hij misbruik had gemaakt van zijn uniform en in het bezit was van een pistool. Op de vraag van de hoormedewerker of dertig jaar gevangenisstraf een normale straf is voor beroving, wapenbezit en misbruik van een uniform, heeft eiser vervolgens geantwoord dat de hoge straf kwam door zijn functiepositie in de organisatie en het misbruik dat hij hiervan heeft gemaakt (pagina 20 NG).
4.2.
Uit het voorgaande volgt dat eiser tijdens het gehoor noch uit zichzelf noch in reactie op vragen van verweerder naar voren heeft gebracht dat hij (ook) is beschuldigd van en veroordeeld voor medeplichtigheid aan moord. Pas nadat eiser door de hoormedewerker ermee werd geconfronteerd dat zijn verklaringen niet in lijn waren met het ingebrachte politierapport, waarin staat dat eiser is veroordeeld voor medeplichtigheid aan een moord die zijn vriend heeft gepleegd, heeft eiser voor het eerst ter sprake gebracht dat er ook sprake was van een moord. Hij heeft toen verklaard dat zijn vrienden de man tijdens de beroving hebben vermoord en dat daarom in het politierapport staat dat hij betrokken is bij een moord (pagina 30 NG). Gevraagd naar de reden waarom eiser tijdens het gehoor nog geen enkele keer had verklaard over de moord, heeft eiser geantwoord dat hij niet bij de moord was en dat dit dus niet zijn probleem was en dat alleen de beroving hem aangaat omdat hij zijn vrienden heeft meegenomen naar de plaats waar de beroving heeft plaatsgevonden (pagina 30 NG). Op de vraag hoe het komt dat hij niet eerder heeft verklaard dat hij ook veroordeeld is voor medeplichtigheid aan moord heeft eiser geantwoord dat hij is veroordeeld voor vijf feiten, waarvan hij er drie had genoemd, en dat hij de veroordeling voor medeplichtigheid aan moord was vergeten (pagina 30 NG).
4.3.
Verweerder stelt terecht dat niet valt in te zien dat eiser een dergelijk essentieel onderdeel van zijn asielrelaas vergeet. Verweerder stelt eveneens terecht dat het zeer bevreemdend is dat eiser over de gestelde moord en zijn veroordeling daarvoor tot ver in het gehoor niets, niet uit zichzelf en ook niet in antwoord op vragen, heeft verteld. Zoals verweerder terecht stelt, is de (gestelde) moord de zwaarst wegende omstandigheid in het door hem beschreven incident in Auchi en zijn daarop volgende veroordeling. Nu zijn asielrelaas geheel om dit incident en zijn daarop volgende veroordeling draait, mag van eiser worden verwacht dat hij uit zichzelf, en ieder geval in reactie op vragen, over de moord en zijn veroordeling daarvoor verklaart. De omstandigheid dat hij dit niet heeft gedaan doet, zo stelt verweerder niet ten onrechte, zeer fors afbreuk aan de geloofwaardigheid van zijn (pas na confrontatie gegeven) verklaringen over de gestelde moord en zijn veroordeling daarvoor en doet, in het verlengde hiervan, eveneens afbreuk aan de geloofwaardigheid van eisers asielrelaas als geheel.
4.4.
Eisers stelling dat hij in het eerste deel van het nader gehoor te weinig gelegenheid heeft gekregen om over de moord te verklaren en dat zijn psychische situatie hem belemmerde om hierover direct uit zichzelf te verklaren, volgt de rechtbank niet en leidt niet tot een ander oordeel dat hiervoor is vermeld. Uit overwegingen 3.1. en 3.2. volgt dat er geen grond bestaat om aan te nemen dat eiser vanwege zijn psychische situatie onvoldoende in staat was om uit zichzelf over de belangrijkste onderdelen van zijn asielrelaas te vertellen. Verder volgt uit het verslag van het nader gehoor dat eiser, ook in eerste deel van het gehoor, ruimschoots de gelegenheid heeft gehad om te verklaren waarom hij uit Nigeria is vertrokken. Niet valt in te zien dat eiser wel kan verklaren dat hij werd beschuldigd van diefstal/beroving, misbruik van zijn uniform en wapenbezit, maar niet kan verklaren dat hij (ook) werd beschuldigd van betrokkenheid bij moord.
De overige verklaringen van eiser over het incident in Auchi
5.1.
Eiser heeft verklaard dat hij niet wist dat zijn vrienden gingen roven (pagina 13 NG). Verder heeft hij verteld dat hij, nadat zijn twee vrienden een huis waren binnengegaan, de menigte ‘dief, dief’ hoorde schreeuwen, dat toen de politie kwam, dat mensen begonnen te rennen, dat hij het toen ook op een rennen heeft gezet en dat hij het vervoersmiddel (de okada) heeft achtergelaten (pagina’s 13 en 14 NG). Op de vraag waarom hij is weggerend toen de politie kwam, heeft eiser verklaard dat de menigte ‘dief, dief’ riep en dat het normaal is dat een vreemd persoon in de omgeving door de politie wordt aangehouden en wordt verdacht als één van de dieven (pagina 14 NG). Naar het oordeel van de rechtbank stelt verweerder niet ten onrechte dat de verklaring van eiser dat hij zou worden aangehouden door de politie geheel speculatief is. Eiser stelt onschuldig te zijn en had geen enkele weet van zaken en, zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet zonder meer in te zien dat het (zoals eiser heeft gezegd) ‘normaal’ is dat de politie in een dergelijke situatie zo maar mensen in de omgeving begint aan te houden als verdachte. De verklaring dat eiser op dat moment de enige vreemde persoon was, maakt het voorgaande niet anders, reeds nu eiser helemaal niet kon weten dat hij de enige vreemde is. Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eisers handelwijze om weg te rennen toen de politie arriveerde vreemd voortkomt, te meer nu iemand die wegrent eerder de aandacht op zich vestigt dan iemand die blijft staan.
5.2.
Verweerder stelt verder niet ten onrechte dat eiser vaag heeft verklaard over het wapen dat in zijn tas zou zijn geplaatst. Eiser heeft verklaard dat de politie na de overval een inval in de woning van [persoon A] en [persoon B] heeft gedaan en dat hierbij een wapen is gevonden in de bagage van eiser, terwijl hij zelf nooit een wapen heeft gehad. Eiser vermoedt dat één van zijn vrienden het wapen in zijn tas heeft gedaan (pagina 16 en 17 nader gehoor). Eiser heeft echter niet kunnen verklaren hoe het wapen in zijn tas terecht kon komen terwijl zij allemaal niet thuis waren bij de overval. Eiser heeft ook niet kunnen verklaren waarom zijn vrienden dit wapen in zijn tas zouden doen. Hierbij komt dat eisers vrienden helemaal niet konden voorzien wat er zou gebeuren en dus ook niet dat eisers tas door de autoriteiten zou worden gecontroleerd. Verweerder heeft het verder niet ten onrechte vaag geacht dat eiser heeft verklaard dat hij de volgende ochtend direct wilde vertrekken, maar in de avond/nacht op geen enkel moment zijn bagage heeft gebruikt/doorgelopen. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien dat eiser zijn bagage op geen enkel moment nodig heeft gehad of heeft gecontroleerd.
5.3.
Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de hiervoor vermelde bevreemdende en vage verklaringen, in onderling verband en samenhang bezien, afbreuk doen aan, althans niet bijdragen aan, de geloofwaardigheid van eisers verklaringen over het incident in Auchi.
De verklaringen van eiser over de ontsnapping uit de gevangenis
6.1.
Gelet op de door eiser genoemde gevolgen van zijn ontsnapping uit de gevangenis – te weten: dat hij ter dood gebracht zal worden – mag van hem worden verwacht dat hij uitgebreid kan toelichten wat hem heeft bewogen om een ontsnappingspoging te ondernemen en wat zijn afwegingen daaromtrent zijn geweest. Ook mag van hem worden verwacht dat hij voldoende concreet kan toelichten hoe hij zijn ontsnapping heeft voorbereid en hoe zijn ontsnapping is verlopen. Verweerder stelt niet ten onrechte dat eisers verklaringen op deze punten vaag en bevreemdingwekkend zijn en te weinig inzicht en diepgang verschaffen. Eiser heeft verklaard dat een bewaker hem heeft geholpen door de deuren van zowel zijn cel als de gevangenis van het slot te laten; in ruil daarvoor zou eiser in Italië voor de broer van de bewaker moeten werken (pagina 8 NG). Verweerder stelt niet ten onrechte dat, gelet op de grote gevolgen bij mislukking, lastig valt in te zien dat, enerzijds, eiser de bewaker al na twee gesprekken voldoende in vertrouwen had genomen om met diens hulp te ontsnappen en dat, anderzijds, de bewaker al na twee gesprekken bereid was om eisers ontsnapping te faciliteren. Verweerder heeft verder niet ten onrechte gesteld dat eiser tijdens het nader gehoor onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn gedachten en afwegingen rondom de gesprekken met de bewaker en in zijn uiteindelijke besluit om te ontsnappen, welk besluit eiser niet lichtvaardig zal hebben genomen. Verweerder stelt verder niet ten onrechte dat eiser ook onvoldoende duidelijk heeft verklaard over de voorbereiding en planning van de ontsnapping. Eisers verklaringen dat hij met de bewaker had afgesproken dat hij de celdeur en de deur van de poort zou openlaten en dat hij met een ijzeren staaf op de poort moest slaan, getuigen niet van een goed voorbereid en goed doordacht ontsnappingsplan. Verweerder heeft er in dit verband terecht op gewezen dat eiser en de bewaker het bijvoorbeeld niet hebben gehad over de videocamera’s die mogelijk opnames maakten (pagina 26 en 27 nader gehoor). Verder schetsen deze verklaringen een vrij simplistisch beeld van zijn ontsnapping, terwijl niet valt in te zien dat een ontsnapping uit een Nigeriaanse gevangenis eenvoudig is te bewerkstelligen. Verweerder mocht van eiser verlangen dat hij meer en concreter over zijn ontsnappingsplan en ontsnapping zelf kan vertellen dan hij heeft gedaan.
6.2.
Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de hiervoor vermelde vage en bevreemdende verklaringen, in onderling verband en samenhang bezien, afbreuk doen aan de geloofwaardigheid van eisers verklaringen over zijn ontsnapping uit de gevangenis.
Slotsom verklaringen
7. Gelet op de combinatie van de onder 4.1. tot en met 6.2. vermelde tegenwerpingen, heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat op basis van eisers verklaringen niet geloofwaardig is dat eiser in Nigeria betrokken is geraakt bij een roofmoord en als gevolg daarvan problemen heeft ondervonden (in de vorm van een veroordeling, detentie en ontsnapping uit de gevangenis).
De overgelegde stukken
8. Eiser heeft ter onderbouwing van zijn asielrelaas enkele stukken overgelegd. Hierna gaat de rechtbank in op elk van deze stukken en toetst zij het standpunt van verweerder dat deze stukken er niet alsnog toe leiden dat het asielrelaas geloofwaardig is.
8.1.
Eiser heeft na het bestreden besluit een vonnis van de rechtbank in Nigeria van 17 september 2015 overgelegd waarin staat dat hij wegens vijf strafbare feiten, waaronder moord, is veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig jaar. Verweerder heeft dit document laten onderzoeken door Bureau Documenten. Uit de verklaring van onderzoek van Bureau Document volgt dat Bureau Documenten geen uitspraak kan doen over de echtheid, opmaak en afgifte van het document, omdat betrouwbaar vergelijkingsmateriaal ontbreekt. Dit kan niet in het nadeel van eiser wegen. Verweerder heeft zich echter terecht op het standpunt dat om inhoudelijke redenen aan dit document niet de bewijswaarde kan worden toegekend die eiser daaraan gehecht wil zien. Nog daargelaten dat de in dit vonnis vermelde strafbare feiten dus niet overeenkomen met de strafbare feiten waarover eiser tijdens het nader gehoor in eerste instantie uit zichzelf heeft verklaard (zie overweging 4.1.), wijkt de informatie in dit vonnis namelijk ook op een ander onderdeel aanzienlijk af van eisers verklaringen. In het vonnis van 17 september 2015 staat namelijk dat eiser bij verstek is veroordeeld omdat eiser per (ongeveer) 21 juni 2025 op vrije voeten (‘at large’) is. Tijdens het nader gehoor heeft eiser echter verklaard dat hij op 21 juni 2015 is opgepakt, vanaf dat moment in een politiebureau is gedetineerd, dat hij in september 2015 is voorgeleid aan de officier van justitie en dat hij na zijn veroordeling is doorgestuurd naar de gevangenis in Agbor. Overigens geldt dat eiser tijdens het nader gehoor heeft verklaard dat hij onmogelijk aan een origineel vonnis van de rechtbank kan komen (pagina 21 NG). Gelet op deze verklaring mag van eiser worden verwacht dat hij kan toelichten en onderbouwen hoe hij toch aan het vonnis heeft kunnen komen. Eiser heeft gesteld dat hij dit vonnis via zijn moeder heeft gekregen, maar hij heeft niet toegelicht, laat staan onderbouwd, hoe zijn moeder, ondanks eisers verklaringen dat het niet mogelijk is om hieraan te komen, toch de beschikking heeft kunnen krijgen over dit vonnis.
8.2.
Eiser heeft verder een politierapport van 15 januari 2020 overgelegd waarin staat dat eiser is ontsnapt uit de gevangenis, nadat hij tot dertig jaar gevangenisstraf was veroordeeld wegens medeplichtigheid aan moord. Bureau Documenten heeft dit politierapport onderzocht. In de van dit onderzoek opgemaakte verklaring van 20 mei 2021 heeft Bureau Documenten geconcludeerd dat de opmaak en afgifte van het politierapport afwijkt van het beschikbare vergelijkingsmateriaal en dat daarom het politierapport ‘mogelijk niet bevoegd’ is opgemaakt en afgegeven. Reeds gelet op deze conclusie van Bureau Documenten, die door eiser niet met een contra-expertise is weersproken, heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat aan het politierapport niet de door eiser gewenste bewijswaarde toekomt. In dit verband merkt de rechtbank op dat ook het politierapport afwijkt van eisers initiële verklaringen over de strafbare feiten waarvoor hij is veroordeeld (zie overweging 4.1.). Naar het oordeel van de rechtbank zou dit politierapport slechts dan voldoende compensatie bieden voor de omstandigheid dat eiser niet uit zichzelf heeft verklaard over zijn veroordeling voor moord (zie overwegingen 4.2. en 4.3.) als er geen enkele twijfel zou bestaan over de echtheid en authenticiteit ervan. Gelet op voormelde conclusie van Bureau Documenten is die twijfel er dus wel.
8.3.
Eiser heeft verder een online krantenartikel van de Observer uit 2016 overgelegd, waarin staat dat eiser is ontsnapt uit een gevangenis nadat hij was veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig jaar. Verweerder heeft ook over dit online krantenartikel terecht gesteld dat hieraan niet de door eiser gewenste bewijswaarde toekomt. Dit legt de rechtbank hierna, onder 8.3.1. tot en met 8.3.4, uit.
8.3.1.
Verweerder heeft onbestreden gesteld dat in het artikel geen auteur wordt vermeld. Verweerder heeft verder onbestreden gesteld dat het nieuwsmedium nauwelijks actief is. Verweerder heeft er hierbij op gewezen dat in het online archief is te zien dat er in 2021 slechts één artikel is geplaatst, dat er in 2020 geen enkel artikel is geplaatst en dat in de overige jaren ongeveer één artikel per maand werd geschreven. Verweerder heeft voorts onbestreden gesteld dat ook de artikelen in het archief geen namen van auteurs bevatten en dat de headlines ‘about us’, ‘contact us’ en ‘privacy policy’ geen informatie geven. Gelet op het voorgaande stelt verweerder terecht dat niet kan worden geverifieerd dat de Observer een actief en controleerbaar medium is dat op betrouwbare wijze verslag legt van belangrijke nieuwswaardige gebeurtenissen. Verweerder heeft verder terecht gesteld dat de opmaak van het artikel weinig professioneel overkomt.
8.3.2.
Verweerder heeft verder terecht gesteld dat het krantenartikel van de Observer in 2016 is geschreven, terwijl daarin een verwijzing wordt gemaakt naar een artikel uit Premium Times dat dateert van 4 juni 2018 en waarin melding is gemaakt van een ontsnapping op 3 juni 2018. Verweerder stelt terecht dat dit chronologisch onmogelijk is.
8.3.3.
Verweerder stelt voorts terecht dat de inhoud van het krantenartikel van de Observer niet strookt met eisers verklaringen. In het krantenartikel staat namelijk dat eiser is ontsnapt uit Minna Medium Security Prison (in de stad Minna), terwijl eiser heeft verklaard dat hij is ontsnapt uit de gevangenis van Agbor. Verder stelt verweerder terecht dat in het artikel van Premium Times, waarnaar dus wordt verwezen in het krantenartikel van de Observer, melding wordt gemaakt van een vuurgevecht tussen gewapende criminelen en bewakers van de gevangenis, waarbij verschillende criminelen (waaronder eiser) zijn bevrijd uit de gevangenis, terwijl eiser zelf heeft verklaard dat hij uit de gevangenis is ontsnapt doordat de bewaker expres de poort had laten openstaan.
8.3.4.
De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat hij niet verantwoordelijk is voor de inhoud en opmaak van het artikel. Het is aan eiser om zijn asielrelaas aannemelijk te maken door middel van verklaringen en documenten. Als hij documenten overlegt die niet stroken met zijn eigen verklaringen, komt dat voor zijn rekening en risico.
8.4.
Eiser heeft tot slot screenshots van en een link naar een filmpje op YouTube van Prisonervoice overgelegd. Volgens eiser blijkt hieruit dat hij in Nigeria dertig jaar cel heeft gekregen en in de gevangenis zat. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank terecht het standpunt ingenomen dat het filmpje op YouTube – waarop iemand in beeld komt die gelijkenissen met eiser vertoont en over wie wordt gezegd dat hij dertig jaar cel heeft gekregen – geen verifieerbare objectieve onderbouwing van eisers asielrelaas vormt. Verweerder heeft hiertoe in de eerste plaats terecht gesteld dat de omstandigheden van het filmpje geheel vaag zijn, nu onduidelijk is waar en wanneer de beelden zijn opgenomen. Ook wordt eiser op geen enkel moment met naam genoemd en wordt niet toegelicht wat de aanleiding van het filmen is. Verweerder heeft hiertoe in de tweede plaats terecht gesteld dat eiser heeft verklaard dat hij tot januari 2016 heeft vastgezeten, terwijl dit filmpje pas op 5 juli 2018 online is gezet. Verweerder stelt terecht dat zonder toelichting, die ontbreekt, niet valt in te zien dat en waarom Prisonervoice, dat volgens eiser de actuele situatie in gevangenissen in kaart probeert te brengen, dit filmpje pas ruim twee jaar na opname online zet. Verweerder heeft hiertoe in de derde plaats terecht gesteld dat eiser heeft verklaard dat hij in de gevangenis buiten zijn cel een lichtblauw of lichtgroen uniform droeg (pagina 23 nader gehoor), terwijl de personen in het filmpje allemaal geen gedetineerdenuniform dragen terwijl zij wel buiten zijn. De stelling van eiser in zijn zienswijze dat hij tijdens een kerkdienst, waarvan op het filmpje sprake zou zijn, geen uniform hoefde te dragen, heeft verweerder niet hoeven volgen, nu van eiser mag worden verwacht dat hij dit tijdens het nader gehoor (bij de bespreking van het filmpje) naar voren brengt, en niet pas in de zienswijze nadat hem in het voornemen is tegengeworpen dat zijn verklaringen en het filmpje niet met elkaar rijmen.
Slotsom overgelegde stukken
9. Uit hetgeen hiervoor, onder 8.1. tot en met 8.4, is overwogen volgt dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser met de door hem overgelegde stukken, zowel afzonderlijk als in samenhang bezien, zijn asielrelaas niet alsnog geloofwaardig heeft gemaakt. Gelet op de hiervoor vermelde tegenwerpingen ten aanzien van de stukken, volgt de rechtbank eiser niet in zijn stelling dat verweerder nader onderzoek naar de stukken diende te verrichten. Daarbij merkt de rechtbank op dat het primair aan eiser is om zijn asielrelaas aannemelijk te maken en in dat kader overtuigende bewijsstukken te overleggen.
Eindoordeel
10. Gelet op al het voorgaande, in samenhang bezien, heeft verweerder eisers gestelde betrokkenheid bij een roofmoord in Nigeria en de daaruit voortvloeiende problemen, waaronder zijn veroordeling, detentie en ontsnapping uit de gevangenis, niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Nu verweerder dit niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht, bestaat er geen grond voor het oordeel dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat er zich geen asielgrond voordoet. Geen van de beroepsgronden slaagt.
Conclusie
11. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.A. Groeneveld, rechter, in aanwezigheid van mr. W. Roozeboom, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.