ECLI:NL:RBDHA:2023:22197

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 december 2023
Publicatiedatum
11 juni 2024
Zaaknummer
C/09/655079 / FA RK 23-7358
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking inzake echtscheiding en zorgregeling voor minderjarige kinderen

In deze beschikking van de Rechtbank Den Haag, uitgesproken op 15 december 2023, wordt de echtscheiding tussen de vrouw en de man uitgesproken. De ouders hebben gezamenlijk gezag over hun vier minderjarige kinderen, die momenteel bij de vrouw verblijven. De rechtbank heeft op basis van de ingediende stukken en de zitting van 17 november 2023, waar beide ouders aanwezig waren, besloten dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vrouw zal zijn. De rechtbank heeft ook een zorgregeling vastgesteld, waarbij de kinderen elke zaterdag bij de man zijn en op woensdag van 17.00 tot 19.30 uur. De ouders hebben overeenstemming bereikt over de zorgregeling en de informatieregeling, waarbij zij elkaar per e-mail zullen informeren en consulteren.

De rechtbank heeft de kinderalimentatie vastgesteld op € 739,- per maand zolang de man nog geen eigen woning heeft, en op € 653,- per maand zodra hij een eigen/grotere woning heeft. De rechtbank heeft ook de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap behandeld, waarbij de inboedel, bankrekeningen, en activa van de onderneming van de man zijn verdeeld. De vrouw krijgt de Mercedes GLA, terwijl de man de activa en passiva van zijn onderneming behoudt. De rechtbank heeft de partijen ook verwezen naar een traject voor ouderschapsbemiddeling om de communicatie en samenwerking te verbeteren.

De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, met uitzondering van het uitspreken van de echtscheiding, dat pas na inschrijving in de registers van de Burgerlijke Stand zal plaatsvinden. De rechtbank heeft de verdere beslissing over de bitcoin rekening aangehouden tot een pro forma zitting op 2 februari 2024.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 23-7358
Zaaknummer: C/09/655079
Datum beschikking: 15 december 2023

Procedure gezamenlijke toegang ouders

Beschikking op het op 10 oktober 2023 ingekomen deelnameformulier van:

[de vrouw] ,

de vrouw,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. A. Krim te Haarlem,
en

[de man] ,

de man,
met briefadres en wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. D. Vurdelja te ’s-Gravenhage.

Procedure

De ouders hebben zich tot de rechtbank gewend voor het indienen van een door beide ouders ingevuld en ondertekend deelnameformulier ‘pilot procedure gezamenlijke toegang ouders’, met bijlagen. De ouders hebben ermee ingestemd dat de procedure wordt gevoerd volgens de ‘procesregels gezamenlijke toegang ouders’.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • voornoemd deelnameformulier, met bijlagen;
  • het F9-formulier van 8 november 2023 van de vrouw, met bijlagen.
Op 17 november 2023 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
  • de man, bijgestaan door zijn advocaat;
  • [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad).
Op de zitting heeft de advocaat van de vrouw een stuk overgelegd met betrekking tot de huidige waarde van de werkauto van de man (TRX).

Feiten

  • Partijen zijn met elkaar gehuwd in gemeenschap van goederen op [datum] 2013 te [plaats 1] .
  • Zij zijn de ouders van de volgende, nu nog minderjarige, kinderen:
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedag 1] 2015 te ’ [geboorteplaats 1] ;
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedag 2] 2017 te [geboorteplaats 1] ;
  • [minderjarige 3] , geboren op [geboortedag 3] 2018 te [geboorteplaats 1] ;
  • [minderjarige 4] , geboren op [geboortedag 4] 2021 te [geboorteplaats 2] .
  • De ouders oefenen het gezamenlijk gezag over de kinderen uit.
  • De kinderen verblijven op dit moment bij de vrouw.
  • Deze rechtbank heeft, op grond van de overeenstemming tussen de ouders, op 11 september 2023 voorlopige voorzieningen getroffen, inhoudende:
  • dat de vrouw bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning aan de [adres 1] ( [postcode 1] ) te [plaats 2] met het bevel dat de man die woning verder niet mag betreden;
  • dat de kinderen aan de vrouw zullen worden toevertrouwd;
  • dat de man voorlopig gerechtigd is om de kinderen bij zich te hebben iedere zaterdag van 12.00 uur tot 20.00 uur;
  • dat de man aan de vrouw met ingang van 25 augustus 2023 voorlopig een bijdrage in de woonlasten zal betalen van € 850,- per maand, waarbij de man tevens de wegenbelasting en de verzekering voor de auto waarin de vrouw rijdt zal blijven betalen alsmede de kosten voor Eneco en Netflix.
- Het door de vrouw ingediende echtscheidingsverzoek in de reguliere procedure (met zaak- en rekestnummer C/09/650305 FA RK 23-4851) is bij de rechtbank binnengekomen op 3 juli 2023.

Verzoek en verweer

Partijen verzoeken de echtscheiding uit te spreken en de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vrouw te bepalen.
Verder zijn partijen het niet eens over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (zorgregeling), de kinderalimentatie, de partneralimentatie, het huurrecht van de woning en de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap.
De vrouw verzoekt het volgende:
  • vaststelling van een zorgregeling waarbij de kinderen bij de man zijn eenmaal per week op zaterdag in afwachting van een woonruimte voor de man en verdeling vakantie- en feestdagen in onderling overleg;
  • vaststelling van kinderalimentatie van € 1.616,- per maand;
  • vaststelling van partneralimentatie van € 918,- bruto per maand;
  • toedeling van het huurrecht van de woning aan de vrouw;
  • vaststelling van de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap, conform het voorstel van de vrouw.
De man verzoekt het volgende:
  • vaststelling van een zorgregeling waarbij de kinderen bij de man zijn, zolang hij nog geen eigen woning heeft: iedere zaterdag en een vaste dag een paar uur, en zodra hij wel een eigen woning heeft: om het weekend en een vaste doordeweekse dag met overnachting en verdeling vakantie- en feestdagen in onderling overleg;
  • vaststelling van kinderalimentatie van € 324,- per maand;
  • nihilstelling van de partneralimentatie;
  • toedeling van het huurrecht van de woning aan de man;
  • vaststelling van de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap, conform het voorstel van de man.

Beoordeling

Echtscheiding
Ontvankelijkheid
Door beide ouders is geen ouderschapsplan overgelegd overeenkomstig artikel 815 tweede lid van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Nu het ouderschapsplan in de wet geformuleerd is als een processuele eis bij een verzoek tot echtscheiding waarbij minderjarige kinderen zijn betrokken, heeft de rechtbank de bevoegdheid beide ouders niet-ontvankelijk te verklaren in de over en weer gedane verzoeken tot echtscheiding, tenzij er redenen zijn om aan te nemen dat het ouderschapsplan redelijkerwijs niet kan worden overgelegd (artikel 815, zesde lid, Rv).
De ouders hebben zich door middel van de ‘procedure gezamenlijke toegang ouders’ tot de rechtbank gewend. Op de zitting hebben de ouders ook overeenstemming bereikt over de zorgregeling. De rechtbank meent dat hieruit hun intentie naar voren komt om samen en in het belang van de kinderen te handelen. Gelet hierop zal de rechtbank de ouders ontvangen in hun verzoek tot echtscheiding, ondanks het ontbreken van een ouderschapsplan.
Inhoudelijke beoordeling
Beide ouders stellen dat het huwelijk duurzaam is ontwricht, zodat de daarop steunende, over en weer gedane verzoeken tot echtscheiding als op de wet gegrond zullen worden toegewezen.
Hoofdverblijfplaats
De ouders zijn het erover eens dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vrouw zal zijn. De rechtbank zal conform beslissen.
Zorgregeling en informatieregeling
Op de zitting hebben de ouders ook overeenstemming bereikt over de zorgregeling en de informatieregeling.
Zij hebben afgesproken dat zolang de man nog geen eigen/grotere woning heeft, de kinderen bij de man zullen zijn iedere zaterdag van 12.00 uur tot 20.00 uur, waarbij de man de kinderen haalt en brengt. Ook zijn de kinderen iedere woensdag bij de man van 17.00 uur tot 19.00/19.30 uur. De vrouw brengt de kinderen dan naar het sporten, waar de man ook om 17.00 uur is, de sportles meekijkt en na afloop met alle vier de kinderen wat gaat eten, waarna hij de kinderen naar de vrouw terugbrengt.
Zodra de man een eigen/grotere woning heeft, zullen de kinderen bij de man zijn:
  • in de eerste week: van vrijdag uit school/opvang tot zondag 18.30 uur, waarbij de man de kinderen op vrijdag ophaalt en de vrouw de kinderen op zondag ophaalt;
  • in de tweede week: op woensdag van 08.00 uur tot 18.30 uur, waarbij de man de hele dag doorbrengt met [minderjarige 4] die nog niet naar school gaat en waarbij de man de kinderen brengt naar en haalt van de sportactiviteiten, waarna hij de kinderen naar de vrouw brengt.
De vakanties en feestdagen worden bij helfte verdeeld, waarbij de ouders hebben afgesproken dat in de eerste week van de start van het schooljaar een voorstel voor de verdeling door de ene ouder naar de andere ouder wordt gestuurd. In het ene jaar (het eerste jaar) doet de vrouw een voorstel voor het jaar en in het andere jaar (het tweede jaar) doet de man een voorstel voor het jaar.
Op de zitting hebben partijen ook aangegeven dat het over en weer informeren- en consulteren per e-mail nu goed gaat en dat zij dat willen voortzetten.
De rechtbank zal conform de overeenstemming van de ouders beslissen.
Op de zitting hebben partijen desgevraagd aangegeven dat zij hun onderlinge communicatie willen verbeteren. Vanwege grote verschillen in de opvoeding loopt dat nog niet hoe ze willen dat het gaat.
Beide ouders hebben op de zitting de bereidheid uitgesproken om deel te nemen aan het traject ouderschapsbemiddeling / parallel (solo) ouderschap. De rechtbank zal de ouders in de gelegenheid stellen deel te nemen aan dit traject, zoals blijkt uit het proces-verbaal van doorverwijzing dat aan deze beschikking is gehecht. Dit proces-verbaal is al per email verzonden naar Kenniscentrum Kind en Scheiding voor deelname aan voornoemd traject en/of training en aanmelding bij de betreffende uitvoerende hulpverleningsinstantie. De rechtbank zal (een kennisgeving van) deze beschikking per post zenden aan Kenniscentrum Kind en Scheiding.
De rechtbank zal de zaak niet aanhouden in afwachting van dit traject. Het verbeteren van de communicatie en het onderling bespreken van de invulling van het ouderschap, ligt immers in de handen van de ouders.
Kinderalimentatie
Behoefte
Bij het bepalen van de behoefte aan een kinderbijdrage hanteert de rechtbank de uitgangspunten, zoals deze zijn neergelegd in de richtlijn van de Expertgroep Alimentatienormen. Daartoe dient allereerst het netto besteedbaar inkomen (NBI) van de ouders ten tijde van de samenleving te worden bepaald.
Voor de berekening van de behoefte van de kinderen zal de rechtbank op de inkomensgegevens de tarieven 2023-I toepassen.
Partijen zijn het erover eens dat aan de zijde van de vrouw moet worden uitgegaan van een netto besteedbaar inkomen (NBI) van € 1.711,- per maand.
Het NBI van de man is in geschil. Volgens de vrouw moet worden uitgegaan van een jaarlijkse winst uit onderneming van € 114.000,- en volgens de man moet worden uitgegaan van een jaarlijkse winst uit onderneming van € 30.198,-.
De man heeft een eenmanszaak ( [bedrijf] ). Zoals op de zitting besproken zal de rechtbank voor het NBI van de man aansluiten bij het daadwerkelijk netto inkomen dat partijen in 2022 hebben genoten. Uit productie 8 blijkt dat dat een bedrag van € 42.050,- betrof, zijnde de stortingen vanuit de onderneming op de en/of rekening waar partijen daadwerkelijk van hebben geleefd. Zoals op de zitting berekend, correspondeert dat met een NBI van € 3.504,- per maand. Dat bedrag moet worden vermeerderd met de bedragen die de man betaalde van de zakelijke rekening ten behoeve van privé zaken, namelijk de rekening van Eneco van € 16,- per maand, de wegenbelasting van € 140,- per maand en de KPN van € 52,- per maand. Het NBI van de man komt dan uit op € 3.712,- per maand.
Het netto besteedbaar gezinsinkomen bedraagt dan € 5.423,- per maand. De behoefte van de kinderen bedraagt in 2023 daarmee € 1.727,- per maand, oftewel afgerond € 432,- per kind per maand.
Vervolgens moet worden beoordeeld in welke verhouding deze behoefte over de ouders moet worden verdeeld.
Draagkracht vrouw
De vrouw werkt in de zorg en werkt 24 uur per week. De vrouw heeft op de zitting aangegeven dat haar gemiddelde inkomen van de afgelopen tijd neerkomt op € 1.720,- bruto per maand, volgend uit de door haar overgelegde salarisspecificaties. De rechtbank zal van dat inkomensbedrag uitgaan, alsmede van een bedrag van € 169,25 per maand aan toeslagen, een eindejaarsuitkering van € 136,- per maand en een premie ouderdomspensioen van € 166,14 per maand.
De man heeft op de zitting nog aangekaart dat, omdat hij één keer in de 14 dagen op woensdag de zorg voor de kinderen draagt, de vrouw meer kan gaan werken. De rechtbank is van oordeel dat 24 uur het maximale is dat de vrouw op dit moment kan werken, nu partijen vier jonge kinderen hebben, waarvoor de vrouw het grootste gedeelte van de zorg heeft en de vrouw onregelmatigheidsdiensten draait.
Uitgaand van bovenstaande bedragen en rekening houdend met een vakantietoeslag van 8%, de algemene heffingskorting, de arbeidskorting, de inkomensafhankelijke combinatiekorting, het kindgebonden budget en de alleenstaande ouderkop, berekent de rechtbank het NBI van de vrouw op € 2.838,- per maand.
Het NBI van de vrouw is hoger dan € 1.930,- per maand, zodat de rechtbank voor de berekening van de draagkracht van de vrouw de formule 70% x [NBI – (0,3 x NBI + 1.175)] conform de aanbevelingen van de Expertgroep Alimentatienormen als uitgangspunt zal nemen.
De draagkracht van de vrouw bedraagt volgens bovenstaande formule:
70% x [2.838 – (851,40 + 1.175)] = afgerond € 568,- per maand.
Draagkracht man
Het NBI van de man is in geschil. Volgens de vrouw moet worden uitgegaan van een jaarlijkse winst uit onderneming van € 114.000,- en volgens de man moet worden uitgegaan van een jaarlijkse winst uit onderneming van € 30.198,-.
Zoals op de zitting besproken, acht de rechtbank het redelijk om uit te gaan van een gemiddelde winst uit onderneming van de afgelopen vier jaren, omdat dat een beter beeld schetst van de conjunctuur van de onderneming waarbij de laatste twee jaren mindere jaren zijn en de twee jaren daarvoor betere jaren.
De winst uit onderneming in 2020 bedroeg € 68.000,-, in 2021 € 74.727,-, in 2022 € 30.198,- en volgens de prognose bedraagt de winst uit onderneming in 2023 € 32.221,-. De gemiddelde winst uit onderneming op basis van deze vier jaren komt neer op € 51.286,50. De rechtbank zal van dit bedrag uitgaan.
Uitgaand van een winst uit onderneming van € 51.286,50 en rekening houdend met de zelfstandigenaftrek, de MKB-winstvrijstelling, de algemene heffingskorting en de arbeidskorting, berekent de rechtbank het NBI van de man op € 3.385,- per maand.
Volgens de man moet aan zijn zijde rekening worden gehouden met de daadwerkelijke woonlasten in plaats van het forfaitaire woonbudget. Momenteel huurt de man een kamer van € 725,- per maand, maar die moet hij per januari verlaten. De man heeft aangegeven dat hij geen geschikte huurwoning (waar hij de vier kinderen kan laten verblijven) kan vinden voor onder de € 1.600,- per maand.
Partijen hebben op de zitting aangegeven dat de huur van de echtelijke woning € 1.222,- per maand bedraagt. De rechtbank oordeelt dat het toch mogelijk moet zijn voor de man om voor dat bedrag een huurwoning te vinden. Daarbij komt ook dat als het huurbedrag van de man hoger is dan het woonbudget, de rechtbank van oordeel is dat, gezien het huidige inkomen van de man, in dat geval sprake is van een onredelijk hoge woonlast. De rechtbank zal daarom rekening houden met het forfaitaire woonbudget.
Het NBI van de man is hoger dan € 1.930,- per maand, zodat de rechtbank voor de berekening van de draagkracht van de man de formule 70% x [NBI – (0,3 x NBI + 1.175)] conform de aanbevelingen van de Expertgroep Alimentatienormen als uitgangspunt zal nemen.
De draagkracht van de man bedraagt volgens bovenstaande formule:
70% x [3.385 – (1.015,50 + 1.175)] = afgerond € 836,- per maand.
Gezamenlijke draagkracht
De gezamenlijke draagkracht van de ouders bedraagt € 1.404,- per maand (568 + 836). Deze gezamenlijke draagkracht is onvoldoende om volledig in de behoefte van de kinderen van € 1.727,- per maand te voorzien. Het tekort om in de behoefte van de kinderen te voorzien bedraagt € 323,- (1.727 – 1.404). De rechtbank komt niet toe aan een draagkrachtvergelijking.
Zorgkorting
Voor wat betreft de zorgkorting volgt de rechtbank de richtlijn van de Expertgroep Alimentatienormen, inhoudende dat het percentage van de zorgkorting afhankelijk is van de hoeveelheid zorg.
De zorgregeling waarbij de man nog geen eigen woning heeft, houdt in dat de kinderen gedeeltelijk op woensdag en zaterdag bij hem zijn, in totaal één volle dag per week. De rechtbank zal daarom bij die zorgregeling rekening houden met een forfaitaire zorgkorting van 15%. De zorgkorting bedraagt 15% van de behoefte, dus afgerond € 259,- per maand.
Bij de zorgregeling waarbij de man wel een eigen woning heeft, zijn de kinderen bij hem om het weekend en om de week op woensdag. De kinderen zijn ook de helft van de vakanties en feestdagen bij de man. De rechtbank zal bij deze zorgregeling rekening houden met een zorgkorting van 20% van de behoefte, afgerond € 345,- per maand.
Nu de draagkracht van de ouders onvoldoende is om volledig in de behoefte van de kinderen te voorzien, wordt het tekort aan beide ouders voor de helft toegerekend. Voor de man betekent dit dat de helft van het tekort, zijnde afgerond € 162,-, in mindering komt op zijn zorgkorting.
Bij de eerste zorgregeling wordt de door de man te betalen bijdrage dan als volgt berekend: 836 – (259 – 162) = € 739,- per maand.
Bij de zorgregeling bij een eigen woning van de man wordt de door hem te betalen bijdrage als volgt berekend: 836 – (345 – 162) = € 653,- per maand.
Ingangsdatum
De rechtbank zal in redelijkheid de ingangsdatum vaststellen op de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de Burgerlijke Stand.
Conclusie
Het voorgaande brengt met zich dat de rechtbank de door de man aan de vrouw met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking te betalen kinderalimentatie zal vaststellen op € 739,- per maand zolang de man nog geen eigen woning heeft en op € 653,- per maand zodra de man een eigen/grotere woning heeft.
Aanhechten berekeningen
De door de rechtbank gemaakte berekeningen zijn aan deze beschikking gehecht en maken daarvan deel uit.
Partneralimentatie
De draagkracht van de man is de beperkende factor voor partneralimentatie. Zoals op de zitting met partijen besproken, zal de rechtbank dit punt verder onbesproken laten en het verzoek van de vrouw afwijzen.
Toedeling huurrecht echtelijke woning
De vrouw verblijft momenteel met de kinderen in de echtelijke woning. Partijen willen allebei het huurrecht van de echtelijke woning.
Op de zitting is enige tijd stilgestaan bij het huurrecht van de echtelijke woning, waarbij de rechtbank ook de vraag heeft gesteld of beide partijen in staat zijn de huurprijs te betalen en of bekend is of de verhuurder bereid is om het huurcontract enkel met de vrouw of de man voort te zetten. Volgens beide partijen is de verhuurder bereid om een nieuw huurcontract af te sluiten met alleen de partij die de woning huurt, zodat de rechtbank daarvan uitgaat.
Nu de kinderen de hoofdverblijfplaats hebben bij de vrouw en zij het grootste deel van de zorg heeft, acht de rechtbank het belang aan de zijde van de vrouw groter om het huurrecht toegedeeld te krijgen. Daarom zal de rechtbank aldus beslissen.
Verdeling huwelijksgoederengemeenschap
Partijen zijn gehuwd op [datum] 2013 te [plaats 1] . Het Nederlandse recht kende toen nog als huwelijksgoederenstelsel de algehele gemeenschap van goederen. Niet gesteld of gebleken is dat partijen bij huwelijkse voorwaarden een daarvan afwijkend huwelijksgoederenregime zijn overeengekomen, zodat de rechtbank ervan uitgaat dat er tussen partijen sinds [datum] 2013 sprake is van een gemeenschap van goederen. Deze gemeenschap moet op grond van artikel 1:100 van het Burgerlijk Wetboek bij helfte tussen partijen worden verdeeld.
Peildatum
De peildatum voor de bepaling van de omvang van de huwelijksgoederengemeenschap is 3 juli 2023, zijnde de datum van indiening van het verzoekschrift tot echtscheiding. Voor de bepaling van de waarde van de te verdelen goederen geldt de datum van feitelijke verdeling, tenzij partijen anders overeenkomen of op basis van redelijkheid en billijkheid daarvan moet worden afgeweken. Dit laatste is niet gesteld of gebleken.
Omvang van de huwelijksgoederengemeenschap
De volgende bestanddelen van de huwelijksgoederengemeenschap zijn naar voren gebracht:
de inboedel;
ankrekeningen;
de auto;
e activa en passiva van de onderneming van de man;
de activa en passiva van de onderneming van de vrouw;
waarborgsom van de echtelijke woning;
bitcoin rekening.
Tot slot is ook gesteld dat er sprake is van (h) schulden.
Ad. a) de inboedel
De man heeft aangegeven dat hij, als hij niet het huurrecht van de echtelijke woning toegedeeld krijgt, van de inboedel het gehele camerabeveiligingssysteem, de televisie en de barbecue wil hebben. De vrouw heeft daarmee ingestemd. Nu de rechtbank het huurrecht niet aan de man zal toekennen, zal de rechtbank de door de man genoemde spullen aan hem toedelen.
Ad. b) bankrekeningen
Op de zitting is gebleken dat de gezamenlijke rekening van partijen inmiddels is opgeheven. De man heeft een bankrekening op zijn naam bij de ING met een rekeningnummer eindigend op [rekeningnummer 1] en de vrouw op haar naam bij de ING met een rekeningnummer eindigend op [rekeningnummer 2] . Partijen zijn het erover eens dat ieder de eigen bankrekening zal voortzetten, onder betaling van de helft van het saldo op de peildatum van 3 juli 2023 aan de ander. De rechtbank zal aldus beslissen.
De man heeft ook nog zijn bankrekening bij de ING met een rekeningnummer eindigend op [rekeningnummer 3] genoemd, maar dit betreft zijn zakelijke rekening. Dat hoort dus bij de activa en passiva van de onderneming van de man, vermeld onder ad. d.
Ad. c) de auto
Partijen willen allebei de auto, de Mercedes GLA met kenteken [kenteken] , toegedeeld krijgen.
De rechtbank zal de auto aan de vrouw toedelen, omdat zij nog steeds gebruik maakt van de auto en omdat zij de auto nodig heeft voor de kinderen. De man moet er binnen twee weken na de beschikkingsdatum aan meewerken dat de auto op naam van de vrouw wordt gezet.
Partijen hebben met betrekking tot de waarde van de auto een uitdraai van de ANWB koerslijst overgelegd. Hieruit volgt een particuliere prijs van € 13.550,- en een inruilprijs van € 12.750,-. De rechtbank zal middelen tussen deze prijzen en zal de auto aan de vrouw toedelen voor een waarde van € 13.150,- ((13.550 + 12.750) / 2), onder verrekening van de helft van deze waarde (€ 6.575,-) met de man.
Ad. d en h) de activa en passiva van de onderneming van de man en schulden
Partijen hebben op dit punt tijdens een schorsing van de zitting overeenstemming bereikt. Zij hebben afgesproken dat de activa en de passiva van de onderneming aan de man worden toegedeeld, waarbij de man ook de aanslagen IB plus de aanslagen ziektekostenverzekering, die hij als ondernemer verschuldigd is, enkel en alleen voor zijn rekening zal nemen.
De vrouw zal de IB schulden met betrekking tot de mogelijke terugvordering kinderopvangtoeslag over de huwelijkse periode alleen voor haar rekening nemen.
Deze afspraak maken partijen met gesloten beurzen.
Daarmee hebben partijen ook de huwelijkse schulden, voor zover die bestaan, afgewikkeld.
Ad. e) de activa en passiva van de onderneming van de vrouw
De vrouw is dit jaar een onderneming gestart die per 1 april 2023 bij de KVK stond ingeschreven. Op de peildatum van 3 juli 2023 was de onderneming dus een bestaand huwelijksvermogensbestanddeel. De onderneming is echter uitgeschreven bij de KVK per 31 juli 2023. Er is geen onderneming meer te verdelen en dit bestanddeel vertegenwoordigt ook geen waarde die voor verdeling in aanmerking komt.
Ad. f) waarborgsom voor de echtelijke woning
Gebleken is dat voor de echtelijke woning een waarborgsom is betaald aan Bouwinvest van € 3.330,-. Omdat de rechtbank het huurrecht van de echtelijke woning aan de vrouw zal toedelen, oordeelt de rechtbank dat de vrouw de helft van de waarborgsom (€ 1.665,-) moet betalen aan de man. Mocht betaling een probleem zijn, dan geeft de rechtbank partijen in overweging dat de helft van de waarborgsom door de vrouw aan de man wordt betaald op het moment dat zij de huurwoning verlaat.
Ad. g) bitcoin rekening
De vrouw heeft gesteld dat er sprake is van een bitcoin rekening. Op de zitting heeft de vrouw aangegeven dat zij eind 2019/begin 2020 een bedrag van € 5.000,- cash aan de man heeft gegeven ten behoeve van de bitcoin rekening. Volgens de vrouw heeft de man sinds eind 2019/begin 2020 vanuit zijn zakelijke rekening bijna iedere maand steeds minimaal € 2.000,- gestort in de bitcoin wallet. De vrouw denkt dat het gaat om een bedrag van in totaal € 50.000,- tot € 60.000,- aan gestort geld.
Op de zitting heeft de vrouw een geluidsbericht – volgens de vrouw uit 2019/2020 en volgens de man uit 2015 – laten horen waarin de man zegt dat ‘hij in één maand een ton heeft verdiend, wil gaan voor het grote geld’.
Desgevraagd op de zitting heeft de man gezegd dat dat een leugen is. Volgens de man is er geen bitcoin rekening.
Partijen hebben op de zitting de afspraak gemaakt dat de vrouw een onafhankelijke professionele boekhouder zal inschakelen. Deze boekhouder moet aan een kwaliteitsnorm voldoen en aangesloten zijn bij een branche vereniging. De vrouw moet deze naam van de gekozen boekhouder binnen drie weken na de beschikkingsdatum (dus uiterlijk 5 januari 2024) aan de man doorgeven. Binnen twee weken daarna (dus uiterlijk 19 januari 2024) moet er een afspraak worden gepland tussen de door de vrouw gekozen boekhouder en de boekhouder van de man. De boekhouder zal de boeken van de onderneming van de man inzien om te bezien of er vanuit de zakelijke rekening gelden zijn gestort/overgeboekt in (het kader van) een bitcoin wallet/rekening. Binnen twee weken daarna (dus uiterlijk 2 februari 2024) moet de advocaat van de vrouw de verklaring van de boekhouder indienen bij de rechtbank met daarbij haar juridische standpunt. Binnen twee weken daarna (dus uiterlijk 16 februari 2024) moet de advocaat van de man de reactie daarop indienen bij de rechtbank.
De rechtbank zal de zaak op dit punt dus nog aanhouden tot
2 februari 2023 pro formaen zal na ontvangst van de stukken een nadere beslissing nemen.

Beslissing

De rechtbank:
*
spreekt uit de echtscheiding tussen de man en de vrouw, gehuwd op [datum] 2013 te [plaats 1] ;
*
bepaalt dat de minderjarigen:
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedag 1] 2015 te [geboorteplaats 1] ;
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedag 2] 2017 te [geboorteplaats 1] ;
  • [minderjarige 3] , geboren op [geboortedag 3] 2018 te [geboorteplaats 1] ;
  • [minderjarige 4] , geboren op [geboortedag 4] 2021 te [geboorteplaats 2] ;
de hoofdverblijfplaats zullen hebben bij de vrouw;
*
bepaalt dat partijen elkaar zullen informeren en consulteren per e-mail;
*
bepaalt dat de kinderen bij de man zullen zijn:
zolang de man nog geen eigen/grotere woning heeft:
  • iedere zaterdag van 12.00 uur tot 20.00 uur, waarbij de man de kinderen haalt en brengt;
  • iedere woensdag van 17.00 uur tot 19.00/19.30 uur, waarbij de vrouw de kinderen naar het sporten brengt en de man de kinderen na het eten naar de vrouw brengt;
zodra de man een eigen/grotere woning heeft:
  • in de eerste week: van vrijdag uit school/opvang tot zondag 18.30 uur, waarbij de man de kinderen op vrijdag ophaalt en de vrouw de kinderen op zondag ophaalt;
  • in de tweede week: op woensdag van 08.00 uur tot 18.30 uur, waarbij de man de kinderen brengt naar en haalt van de sportactiviteiten, waarna hij de kinderen naar de vrouw brengt;
gedurende de helft van de vakanties- en feestdagen, in onderling overleg te bepalen in de eerste week van de start van het schooljaar, waarbij het ene jaar (het eerste jaar) de vrouw een voorstel doet aan de man en het andere jaar (het tweede jaar) de man een voorstel doet aan de vrouw;
*
stelt vast dat partijen, te weten:
[de vrouw] (
de vrouw),
wonende aan de [adres 1] ( [postcode 1] ) te [woonplaats 1] ,
en
[de man] (
de man),
wonende te [woonplaats 1] met briefadres aan de [adres 2] ( [postcode 2] ) te [plaats 2] ,
bij (aangehecht) proces-verbaal van doorverwijzing zijn verwezen naar(De Rotterdamse omgangsbegeleiding voorziet blijkens haar folder in omgangsbegeleiding voor de duur van in beginsel maximaal zes maanden, overeenkomend met acht à negen contacten.) Kenniscentrum Kind en Scheiding voor deelname aan het traject Ouderschapsbemiddeling / Parallel (solo) ouderschap, en voor aanmelding bij de uitvoerende hulpverleningsinstantie;
beveelt de griffier binnen twee dagen na heden een afschrift van (de kennisgeving van) deze beschikking te zenden naar:
Kenniscentrum Kind en Scheiding, Albertus de Oudelaan 1, 2273 CW Voorburg;
*
bepaalt de door de man met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de Burgerlijke Stand te betalen kinderalimentatie op € 739,- per maand zolang de man nog geen eigen woning heeft en op € 653,- per maand zodra de man een eigen/grotere woning heeft;
*
stelt de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap en de onderlinge draagplicht van de daartoe behorende gemeenschapsschulden als volgt vast, onder de voorwaarde van inschrijving van deze echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand:
1. deelt toe aan de man:
1.1
uit de inboedel: het camerabeveiligingssysteem, de televisie en de barbecue;
1.2
de activa en de passiva van de onderneming van de man, waarbij de man ook de aanslagen IB plus de aanslagen ziektekostenverzekering die hij als ondernemer verschuldigd is voor zijn rekening zal nemen, zonder verrekening met de vrouw;
2. deelt toe aan de vrouw:
2.1
de inboedel, minus het camerabeveiligingssysteem, de televisie en de barbecue;
2.2
de Mercedes GLA met kenteken [kenteken] voor een waarde van € 13.150,-, onder verrekening van de helft van de waarde (€ 6.575,-) met de man;
3. bepaalt dat partijen ieder gerechtigd zijn tot de helft van de saldi van de bankrekeningen bij de ING op naam van de man eindigend op [rekeningnummer 1] en op naam van de vrouw eindigend op [rekeningnummer 2] en bepaalt dat de man de bankrekening op zijn naam zal voortzetten en de vrouw de bankrekening op haar naam zal voortzetten;
4. bepaalt dat de vrouw de IB schulden met betrekking tot de mogelijke terugvordering kinderopvangtoeslag over de huwelijkse periode voor haar rekening zal nemen, zonder verrekening met de man;
5. bepaalt dat de vrouw de helft van de waarborgsom van € 3.330,- aan Bouwinvest (€ 1.665) zal betalen aan de man;
6. bepaalt ten aanzien van de bitcoin rekening dat:
6.1
de vrouw binnen drie weken na de beschikkingsdatum (dus uiterlijk 5 januari 2024) de naam van een door haar gekozen onafhankelijke professionele boekhouder, die voldoet aan een kwaliteitsnorm en bij een branche vereniging is aangesloten, aan de man doorgeeft;
6.2
binnen twee weken daarna (dus uiterlijk 19 januari 2024) er een afspraak moet worden gepland tussen de door de vrouw gekozen boekhouder en de boekhouder van de man, om te bezien of er vanuit de zakelijke rekening gelden zijn gestort/overgeboekt in (het kader van) een bitcoin wallet/rekening;
6.3
binnen twee weken daarna (dus uiterlijk 2 februari 2024) de verklaring van de boekhouder door de advocaat van de vrouw wordt ingediend bij de rechtbank met daarbij haar juridische standpunt;
6.4
binnen twee weken daarna (dus uiterlijk 16 februari 2024) de reactie daarop door de advocaat van de man wordt ingediend bij de rechtbank;
6.5
de verdere beslissing wordt aangehouden;
*
verklaart deze beschikking tot zover – met uitzondering van het uitspreken van de echtscheiding – uitvoerbaar bij voorraad;
*
houdt iedere verdere beslissing ten aanzien van de
verdeling van de huwelijksgoederengemeenschapop het punt van de
bitcoin rekeningaan tot
2 februari 2024 pro forma;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.S.F. de Nijs, (kinder)rechter, bijgestaan door mr. R.P. Bas als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 15 december 2023.