ECLI:NL:RBDHA:2023:22192

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 december 2023
Publicatiedatum
6 juni 2024
Zaaknummer
NL23.27707 en NL23.27708
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van een chronisch psychotische man met Iraanse nationaliteit en de toetsing aan het afvalligenbeleid

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, van Iraanse nationaliteit, heeft op 24 maart 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 30 augustus 2023 als ongegrond is afgewezen. Eiser is chronisch psychotisch en heeft een sterke overtuiging dat hij Jezus is, wat leidt tot een afschuw van moslims. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat eiser denkt dat hij Jezus is en dat hij een sterke drang heeft om anderen hiervan te overtuigen. De rechtbank oordeelt dat verweerder niet heeft getoetst aan het afvalligenbeleid, ondanks de psychische toestand van eiser. De rechtbank vernietigt het besluit van verweerder en draagt deze op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. De rechtbank concludeert dat eiser, gezien zijn situatie, risico loopt op vervolging of een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM bij terugkeer naar Iran. De rechtbank wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, maar kent eiser een proceskostenvergoeding toe van € 2.511.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.27707 (beroep) en NL23.27708 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser] , v-nummer: [V-nummer] , eiser en verzoeker, hierna: eiser

(gemachtigde: mr. S. Sewnath),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: B.H. Wezeman).

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag.
1.2
Eiser stelt van Iraanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1991. Hij heeft op 24 maart 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 30 augustus 2023 deze aanvraag afgewezen als ongegrond.
1.3
Op 5 september 2023 heeft eiser een beroepschrift ingediend tegen het bestreden besluit. Ook heeft eiser verzocht een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt uitzetting te verbieden totdat op het beroep is beslist.
1.4
De rechtbank/voorzieningenrechter (hierna: rechtbank) heeft het beroep tezamen met het verzoek om een voorlopige voorziening op 29 november 2023 op zitting behandeld. De zitting heeft plaatsgevonden in [locatie] in [plaats] (hierna: [locatie] ). Aan de zitting hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, [tolk] als tolk in de taal Farsi en de gemachtigde van verweerder. Ook waren aanwezig [de persoon 1] , maatschappelijk begeleider van eiser, [de persoon 2] , mentor van eiser, en [de persoon 3] , de behandelend psychiater van eiser.

Overwegingen

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Achtergrond
3.1
Eiser heeft op 30 november 2015 een eerste asielaanvraag ingediend. Deze aanvraag is afgewezen met een besluit van 5 februari 2016. Deze afwijzing staat in rechte vast.
3.2
Sinds 2016 verblijft eiser gedwongen in [locatie] . Aan eiser is meermaals een machtiging tot het verlenen van verplichte zorg, aansluitend op een zorgmachtiging, opgelegd. [1] Laatstelijk bij beschikking van de rechtbank Overijssel op 22 december 2022, geldend tot 22 december 2023. Ter zitting heeft de behandelend psychiater van eiser toegelicht dat er een nieuwe aanvraag voor een zorgmachtiging loopt.
3.3
Ook is aan eiser meerdere keren uitstel van vertrek verleend op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. [2]
3.4
Op 16 juni 2021 heeft eiser een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier onder de beperking ‘medische behandeling’ ingediend. In het kader van deze aanvraag heeft het Bureau Medische Advisering (BMA) op 27 juli 2021 medisch advies uitgebracht (hierna: het BMA-advies). Verweerder heeft deze aanvraag op 8 september 2021 afgewezen en de afwijzing in een besluit van 25 januari 2022 gehandhaafd. Deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, heeft het beroep van eiser op 16 juni 2022 gegrond verklaard. [3] De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft het hoger beroep van verweerder in de uitspraak van 5 december 2022 gegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank vernietigd. [4]
Het BMA-advies
4. Uit het BMA-advies blijkt onder meer het volgende:
“Uit de informatie verkregen van de behandelaar betreft het een chronisch psychotische man, opgenomen in een psychiatrische instelling sinds 2016, waarbij er sprake is van schizofrenie met uitgekristalliseerde waansysteem (grootheid, erotomaan en religieuze wanen). Zijn psychose is echter, ondanks medicatie, niet in volledige remissie. Zo blijft zijn waanidee dat hij jezus is op de achtergrond aanwezig. Betrokkene maakt op basis van zijn eigen aannames onderscheid tussen moslims en christenen. Hij verafschuwt moslims verbaal en non verbaal door het maken van steek- en snijbewegingen.
Daarnaast is er mogelijk sprake van PTSS en een verstandelijke beperking. Betrokkene is op momenten niet inschatbaar. Vanuit zijn waansystemen kan betrokkene bijvoorbeeld paranoïde gedachten krijgen tegen over zijn begeleiders. Hij heeft idee dat mensen de duivel zijn. Betrokkene is uitgebreid bekend met impulsiviteit, agressiviteit, antisociaal en vijandig gedrag.
(…)
Bij het uitblijven van de genoemde behandeling bestaat er een verhoogde kans dat de psychotische klachten zullen toenemen. Tijdens een psychose kunnen mensen onvoorspelbaar gedrag vertonen en dan een gevaar voor zichzelf of anderen in hun omgeving vormen. Betrokkene is uitgebreid bekend met onvoorspelbaarheid, impulsiviteit en agressiviteit. Bij het uitblijven van de behandeling dient hier ernstig rekening mee moet worden gehouden. Tevens bestaat er het risico dat de psychotisch klachten en waanideeën zullen toenemen wanneer betrokkene in een omgeving komt met mensen met een moslim achtergrond gezien zijn afschuw en reacties ten op zichten van de moslimgemeenschap.”
Het bestreden besluit
5.1
Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1. identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. eiser denkt dat hij Jezus is.
5.2
Verweerder heeft beide elementen geloofwaardig geacht. Over het tweede element overweegt verweerder dat in dit specifieke geval, mede gelet op wat er bij eiser medisch is vastgesteld en het gegeven dat eiser sinds 2016 in [locatie] zit, geloofwaardig wordt geacht dat eiser denkt dat hij Jezus is.
5.3
Verweerder werpt echter aan eiser tegen dat er geen sprake is van gegronde vrees bij terugkeer naar Iran. Gelet op het BMA-advies zal eiser in Iran naar een (gesloten) inrichting gaan. Eiser komt in een gecontroleerde omgeving terecht waar mensen zijn opgeleid en ervaring hebben met aandoeningen zoals die bij eiser zijn vastgesteld. Nu in eisers geval terugkeer naar Iran anders zal zijn dan in het algemeen, en eiser medisch zal worden overgedragen, neemt verweerder om die reden ambtshalve aan dat er geen sprake is van vrees. Verweerder verwijst ter onderbouwing van dit standpunt naar de uitspraak van de Afdeling van 5 december 2022 in eisers medische procedure:
“De staatssecretaris heeft dus mogen aannemen dat de voor de vreemdeling noodzakelijke behandeling beschikbaar is in Iran. Verder heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat de vreemdeling met de enkele stelling dat hij denkt dat hij Jezus is en dat hij daardoor een risico zal lopen in een islamitische behandelomgeving, niet heeft onderbouwd dat hij feitelijk geen toegang heeft tot de behandeling in Iran. Daarbij heeft de rechtbank terecht betrokken dat niet is gebleken dat die omstandigheden voor de betreffende behandelinstellingen in Iran een aanleiding vormen om hem niet in behandeling te nemen.”

Beoordeling door de rechtbank

6. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat eiser denkt dat hij Jezus is en een sterke drang heeft om anderen hiervan te overtuigen. Ook is niet in geschil dat eiser een afschuw heeft van mensen die hij als moslim percipieert. Uit het BMA-advies blijkt verder dat eiser in zijn gedrag bekend is met onvoorspelbaarheid, impulsiviteit en agressiviteit. Ter zitting heeft de behandelend psychiater van eiser toegelicht dat bij een juiste dosering van zijn medicatie, eiser minder agressief gedrag vertoont maar dat de wanen niet verminderen, eiser is chronisch psychotisch.
7.1
In de gronden van beroep heeft eiser naar voren gebracht dat de geloofwaardig geachte elementen dienen te worden getoetst conform het beleid dat verweerder voert ten aanzien van bekeerden danwel afvalligen.
7.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat niet aan het afvalligenbeleid hoeft te worden getoetst nu eiser chronisch psychotisch is en dat zijn beleving dat hij Jezus is gelet daarop niet het resultaat is van een innerlijke overtuiging, maar onderdeel is van zijn psychose. Verweerder neemt hierbij, zoals hierboven reeds uiteen is gezet, in aanmerking dat de vraag of behandeling in Iran voor eiser beschikbaar is, al is beantwoord in eisers medische procedure. Verder heeft verweerder naar voren gebracht dat de overdracht van eiser ‘warm’ zal zijn en dat er daarom geen risico bestaat op ondervraging door de douane bij zijn inreis in Iran. Als eiser ondanks de warme overdracht wel zal worden bevraagd door de douane, zal het de douaniers volgens verweerder door eisers begeleiding volstrekt duidelijk zijn dat het een psychiatrische patiënt betreft, waardoor eiser hierbij geen gevaar zal lopen. Na zijn inreis in Iran zal eiser naar een psychiatrische kliniek worden gebracht waar hij volgens verweerder veilig zal zijn. Wat er dan vervolgens gebeurt in de kliniek en de vraag of eiser de kliniek al dan niet uit eigen beweging kan verlaten, is niet langer de verantwoordelijkheid van verweerder maar, zo stelt verweerder, van de behandelaars in Iran. Bovendien betoogt verweerder dat het eventuele vertrek van eiser uit de kliniek in Iran een onzekere toekomstige gebeurtenis is waarmee in de beoordeling geen rekening kan worden gehouden.
8.1
Gelet op voorgaande ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of verweerder niet heeft hoeven toetsen aan het afvalligenbeleid of zich anderszins heeft hoeven buigen over de vraag of eiser bij terugkeer, ook nu hij ‘warm’ zal worden overgedragen aan een psychiatrische kliniek, risico loopt op vervolging of een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM [5] .
8.2
De rechtbank is van oordeel dat verweerder eisers situatie wel had moeten toetsen aan het beleid voor afvalligen en overweegt daartoe als volgt.
8.3
Uit verweerders beleid, werkinstructie 2022/3 (hierna: de werkinstructie), volgt naar het oordeel van de rechtbank niet dat geen sprake kan zijn van afvalligheid als de vreemdeling zich van zijn geloof heeft afgekeerd in een toestand van psychose. Uit de werkinstructie maakt de rechtbank ook niet op dat bij de beoordeling of er sprake is van afvalligheid, de innerlijke overtuiging doorslaggevend is. De rechtbank verwijst in dit kader naar paragraaf 2.3 van de werkinstructie:

Daarnaast is deze WI van toepassing op zaken waarin (toegedichte) afvalligheid een rol speelt. Hoewel er bij afvalligheid geen sprake hoeft te zijn van een concrete overtuiging, merkt de Afdeling afvalligheid in het kader van het Vluchtelingenverdrag en de Kwalificatierichtlijn afvalligheid aan als 'geloofsovertuiging'.
(…)
Wat in het kader van deze WI bedoeld wordt met afvalligheid is de definitie die de Afdeling hieraan geeft in de uitspraak van 19 januari 2022: “Afvalligheid betekent in het kader van deze uitspraak dat een vreemdeling zich heeft afgewend van het geloof waarmee hij is opgegroeid, dat hij eerder heeft aangehangen of waarbij hij in de ogen van zijn sociale omgeving of de overheid aangesloten behoort te zijn”. Uit deze definitie blijkt dat iemand op verschillende manieren als afvallige kan worden beschouwd. Ten eerste kan een vreemdeling afvallig zijn als hij zich heeft afgewend van het geloof dat hij eerder heeft aangehangen. Daarnaast kan een vreemdeling ook afvallig zijn als hij zich heeft afgewend van het geloof waarmee hij is opgegroeid, waarbij het niet noodzakelijk is dat de vreemdeling dit actief uit overtuiging heeft aangehangen. Een laatste wijze van voorkomen van afvalligheid in de asielprocedure betreft toegedichte afvalligheid, waarbij het erom gaat dat de vreemdeling in de ogen van anderen als afvallige wordt beschouwd, bijvoorbeeld door het anders uitvoeren van rituelen en praktiseren van het geloof middels uitingen en gedragingen van de vreemdeling, terwijl de vreemdeling zelf het geloof nog wel (al dan niet deels) aanhangt.
8.4
Uit voorgaande beschrijving volgt naar het oordeel van de rechtbank niet dat conform het beleid, zoals verweerder stelt, bij afvalligheid sprake dient te zijn van een innerlijke overtuiging. Bovendien kan de rechtbank verweerder gelet op de tekst in de werkinstructie niet volgen in het gestelde dat gedrag dat wordt vertoond gedurende een psychose, het handelen vanuit een innerlijke overtuiging uitsluit. Ook overigens ziet de rechtbank niet in waarom verweerder de innerlijke overtuiging zo belangrijk zegt te vinden, nu in de ogen van de rechtbank juist het gedrag van eiser en het daaraan verbonden risico van belang zijn bij de beoordeling.
8.5.1
Voor zover verweerder zich in het bestreden besluit op het standpunt stelt dat er geen risico is als eiser terugkeert naar Iran omdat eiser aldaar in een psychiatrische kliniek professionele zorg zal krijgen, is de rechtbank van oordeel dat verweerder dit zonder nader onderzoek naar de situatie in Iran niet heeft kunnen stellen. Het is de rechtbank niet gebleken waarop verweerder zich baseert in het standpunt dat eiser in een psychiatrische kliniek in goede en veilige handen zal zijn. Zeker nu de behandelend psychiater van eiser ter zitting onweersproken naar voren heeft gebracht dat gedwongen zorg en opname, zoals we die in Nederland kennen, in Iran niet bestaat. Dat gedwongen opname in Iran niet voorkomt, staat ook in het door eiser aangehaalde artikel waarin het gaat over een zaak waarin de Australische overheid bij overdracht naar Iran vroeg om garanties dat de betreffende vreemdeling na overdracht in een psychiatrische inrichting zou worden opgenomen, waarop de regering reageerde door te stellen dat Iran gedwongen opname in een psychiatrisch ziekenhuis als immoreel beschouwt en geen enkele wettelijke, morele en ethische autoriteit heeft om iemand zijn mensenrechten te ontnemen volgens de Sharia-wetten. [6]
8.5.2
Voorgaande betekent concreet dat als eiser in Iran zal worden opgenomen in een psychiatrische kliniek, dit op vrijwillige basis zal zijn, en hij in feite op eigen initiatief de kliniek kan verlaten en de straat op kan gaan. Gelet op eisers drang om bij herhaling te verkondigen dat hij Jezus is en anderen hiervan te overtuigen, alsook eisers openlijke verafschuwing van mensen die hij percipieert als moslim, had verweerder in zijn beoordeling mee moeten nemen dat eiser, als gevolg van zijn chronische psychose, zichzelf in gevaar kan brengen wanneer hij de kliniek verlaat.
8.6
In het kader van eisers hiervoor al genoemde drang om bij herhaling te verkondigen dat hij Jezus is en zijn wil om mensen hiervan te overtuigen, volgt de rechtbank eiser ook in het aangevoerde dat eiser door de Iraanse autoriteiten en/of samenleving als een evangeliserend christen zou kunnen worden gezien en dus volgens WBV 2022/25 als systematisch vervolgde groep kan worden beschouwd. Verweerder heeft ten onrechte niet gemotiveerd waarom eiser niet als zodanig wordt beschouwd.
8.7.1
De rechtbank kan verweerder voorts ook niet volgen in het standpunt dat het, indien eiser naar Iran terug zou keren, voor een ieder volstrekt duidelijk zal zijn dat hij een psychiatrische patiënt is en dat hij gelet daarop geen gevaar zal lopen. Het is de rechtbank niet gebleken waarop verweerder dit baseert. Zo wordt in het ambtsbericht over Iran van september 2023 een voorbeeld genoemd, waarnaar ook door eiser is verwezen, van een 35-jarige demonstrant die op 3 januari 2023 ter dood werd veroordeeld vanwege vijandschap tegen God, het ‘verspreiden van corruptie op aarde’ en afvalligheid. Volgens de rechtbank had hij met twee anderen tijdens een demonstratie brand gesticht in een bureau van de verkeerspolitie. Daarbij was ook een koran verbrand. Zijn familieleden gaven aan dat hij kampte met een psychische stoornis en daar ten tijde van zijn arrestatie voor onder behandeling stond. [7]
8.7.2
Alhoewel de rechtbank inziet dat voorgaand voorbeeld niet gelijk te trekken is met de situatie van eiser, vindt de rechtbank het wel een belangrijke tegenwerping van de stelling dat indien iemand kampt met psychische problemen, zijn gedrag door de Iraanse autoriteiten wel door de vingers gezien zal worden, zoals verweerder stelt. Mede gelet op dit voorbeeld volgt de rechtbank verweerder dan ook niet in deze stelling, nu het naar het oordeel van de rechtbank slechts een aanname van verweerder betreft.
9.1
Gelet op het voorgaande is de rechtbank concluderend van oordeel dat verweerder de aanvraag ten onrechte heeft afgewezen als ongegrond. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank bepaalt dat verweerder een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening houdt met deze uitspraak. De rechtbank geeft verweerder hiervoor zes weken.
9.2
Nu de rechtbank op het beroep heeft beslist, bestaat geen aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening.
9.3
Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 3 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) met een waarde van € 837,- bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 2.511,-.
Beslissing
De rechtbank/voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep, in de zaak NL23.27707, gegrond;
- vernietigt het besluit van 30 augustus 2023;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
- wijst het verzoek, in de zaak NL23.27708, af;
- draagt verweerder op de proceskosten van eiser ter hoogte van € 2.511,- te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H.G. Odink, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. N.R. Peters, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Als bedoeld in artikel 6:4 juncto 6:5 sub b van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz).
2.Verleend van: 30 december 2019 - 30 juni 2020, 30 juni 2020 - 30 december 2020, 30 december 2020 - 30 juni 2021, 30 juni 2021 - 30 december 2021, 30 december 2021 – 30 juni 2022 en van 30 juni 2022 - 30 december 2022.
3.NL22.1463.
4.202204106/1/V3.
5.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
6.Sydney Morning Herald, Iran scolds NSW on 'immoral' treatment of mentally ill man, 13 maart 2018: https://www.smh.com.au/national/nsw/iran-scolds-nsw-on-immoral-treatment-of-mentally-ill-man-20180309-p4z3os.html.
7.The Guardian, Iran to execute mentally ill man for allegedly burning Qur’an during protest, 19 januari 2023; HRW, Accounts of torture and summary trial of Javad Rouhi, 1 februari 2023.