ECLI:NL:RBDHA:2023:22191
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van eiser met Venezolaanse en Syrische nationaliteit wegens ongeloofwaardigheid van verklaringen en motiveringsgebrek
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, die de Syrische en Venezolaanse nationaliteit heeft, diende op 18 februari 2022 een aanvraag in voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris wees deze aanvraag af op 21 april 2023, met het argument dat de aanvraag kennelijk ongegrond was. De rechtbank heeft het beroep op 27 juni 2023 behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de verklaringen van eiser over de bedreigingen door een bende in Venezuela ongeloofwaardig zijn. Eiser heeft niet voldoende onderbouwd waarom hij vreest voor deze bende en heeft bovendien informatie achtergehouden die relevant was voor zijn asielaanvraag. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris niet ten onrechte heeft gesteld dat er geen sprake is van een zogeheten “15-c-situatie” in Venezuela, en dat de afwijzing van de asielaanvraag als kennelijk ongegrond gerechtvaardigd was.
Desondanks oordeelt de rechtbank dat er een motiveringsgebrek is in de beslissing van de staatssecretaris, waardoor deze in de proceskosten van eiser wordt veroordeeld tot een bedrag van € 1.674,00. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, maar erkent dat de staatssecretaris niet adequaat heeft gemotiveerd waarom bepaalde informatie van eiser niet is meegenomen in de beoordeling.