ECLI:NL:RBDHA:2023:22181

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 december 2023
Publicatiedatum
31 mei 2024
Zaaknummer
C/09/657496 / KG ZA 24-1014
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van conservatoir beslag op vrachtwagen in kort geding tussen Solvest Automotive B.V. en Van Vliet Trucks Holland B.V.

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 december 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Solvest Automotive B.V. en Van Vliet Trucks Holland B.V. over de opheffing van een conservatoir beslag op een vrachtwagen. Solvest, eiseres in conventie, stelt dat zij eigenaar is van de vrachtwagen, terwijl Van Vliet, gedaagde in conventie, het beslag heeft gelegd op basis van een vordering die zij stelt te hebben op Maripoma Enterprise Limited. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het beslag niet kleeft, omdat het is gelegd voor een vordering die Van Vliet op Maripoma stelt te hebben, terwijl de vrachtwagen naar aannemelijk is geworden eigendom is van Solvest. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het belang van Solvest bij opheffing van het beslag zwaarder weegt dan het belang van Van Vliet bij handhaving van het beslag, vooral omdat Solvest door het beslag wordt belemmerd in haar bedrijfsvoering. De vordering van Solvest om het beslag op te heffen is toegewezen, en Van Vliet is veroordeeld om de vrachtwagen binnen 24 uur na betekening van het vonnis aan Solvest te retourneren, op straffe van een dwangsom. De vordering in reconventie van Van Vliet is afgewezen, omdat er geen spoedeisend belang is aangetoond voor de gevorderde bescheiden.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/657496 / KG ZA 23-1014
Vonnis in kort geding van 28 december 2023
in de zaak van
Solvest Automotive B.V.te Vleuten, gemeente Utrecht,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. K. Both te Vleuten, gemeente Utrecht,
tegen:
Van Vliet Trucks Holland B.V.te Nieuwerkerk aan den IJssel, gemeente Zuidplas,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. P.W.H. Stassen te Eindhoven,
en
Maripoma Enterprise Limitedte Accra, Ghana,
gedaagde in conventie.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘Solvest’, ‘Van Vliet’ en ‘Maripoma’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de op 6 december 2023 aan Van Vliet betekende dagvaarding met daarbij en daarna overgelegde producties 1 tot en met 19;
- de conclusie van antwoord, tevens houdende eis in reconventie van Van Vliet, met producties 1 tot en met 8.
- de conclusie van antwoord in reconventie, met producties 20 tot en met 24.
1.2.
Per e-mail van 5 december 2023 aan de voorzieningenrechter heeft Solvest bericht dat zij van de deurwaarder heeft vernomen dat Van Vliet stelt dat de dagvaarding op grond van artikel 705 lid 3 juncto artikel 438 lid 5 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) aan Maripoma moet worden betekend, maar dat zij vindt dat dat niet noodzakelijk is. Solvest verzoekt de voorzieningenrechter, indien en voor zover dat voor toewijzing van haar vorderingen noodzakelijk zou zijn, toe te staan om Maripoma ex artikel 118 Rv in het kort geding te betrekken en daarbij te bepalen dat de dagvaardingstermijn wordt verkort en dat kan worden volstaan met toezending van de dagvaarding aan Maripoma per e-mail. In reactie hierop is per e-mail van 7 december 2023 namens de voorzieningenrechter aan Solvest bericht dat het niet aan de voorzieningenrechter is om vooruitlopend op de inhoudelijke behandeling van de zaak te oordelen over de vraag of het noodzakelijk is Maripoma in het kort geding te betrekken en op welke wijze (als gedaagde of als derde). Indien en voor zover Solvest Maripoma in het geding wil betrekken, is aan haar verlof verleend om op verkorte termijn, op de wettelijk voorgeschreven wijze, te dagvaarden.
1.3.
Solvest heeft per e-mail aan Maripoma een concept-dagvaarding (voorzien van een vertaling in het Engels) toegezonden, waarin Maripoma ook wordt opgeroepen / gedagvaard om ter zitting te verschijnen. De inhoud van deze concept-dagvaarding komt overeen met de aan Van Vliet betekende dagvaarding. Tevens heeft Solvest de overige processtukken per e-mail aan Maripoma toegezonden. Deze stukken zijn niet voorzien van een vertaling.
1.4.
Per e-mail van 7 december 2023 heeft de heer [naam 1] (hierna: [naam 1] ) als vertegenwoordiger van Maripoma verklaard vrijwillig te verschijnen in dit kort geding. In deze e-mail staat onder meer vermeld dat [naam 1] vanwege zijn woonplaats niet bij de zitting aanwezig zal zijn, maar dat hij, in het geval er vragen zijn, gebeld kan worden.
1.5.
Op 14 december 2023 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Hierbij waren vertegenwoordigers van Solvest en Van Vliet aanwezig. Namens Maripoma was, zoals aangekondigd, niemand bij de zitting aanwezig. Tijdens de zitting zijn door Solvest en Van Vliet pleitnotities overgelegd. Tijdens de zitting is vonnis bepaald op vandaag.

2.De feiten in conventie en in reconventie

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
Solvest en Van Vliet houden zich allebei bezig met de handel in, en de import en export van vrachtwagens.
2.2.
De heer [naam 2] (hierna: [naam 2] ) is sinds 2018 (indirect) directeur-grootaandeelhouder van Solvest. Voorheen, van 2010 tot en met 2017, was hij werkzaam voor (een aan) Van Vliet (gelieerde vennootschap).
2.3.
Toen [naam 2] werkzaam was voor Van Vliet heeft hij, als werknemer, contact gehad met Maripoma en is hij in 2016 betrokken geweest bij de totstandkoming van een koopovereenkomst met betrekking tot een MAN-trekker, drie opleggers en een Iveco vrachtwagen. Deze zaken zijn ook aan Maripoma geleverd, maar volgens Van Vliet heeft Maripoma lange tijd niet aan haar betalingsverplichtingen voldaan. Inmiddels (na de onder 2.9 genoemde beslaglegging) is volgens Van Vliet de resterende hoofdsom voldaan, maar staat nog een groot bedrag aan verschuldigde rente open.
2.4.
Solvest heeft in 2023 een MAN-truck (met chassisnummer [chassisnummer] (hierna: ‘de vrachtwagen’)) gekocht van Van Vliet Automotive Trading B.V. (hierna: Van Vliet Automotive). In verband hiermee heeft Solvest op 16 juni 2023 een aanbetaling gedaan en op 24 juli 2023 de slottermijn betaald. De aankoopfactuur van de vrachtwagen is gedateerd op 25 augustus 2023 en vermeldt een koopsom van € 106.964,= inclusief BTW.
2.5.
In opdracht van Solvest en tegen betaling door Solvest van € 48.000,= is in Italië een bitumen-opbouw op de vrachtwagen gebouwd. In verband hiermee heeft Rodenburg Transport in opdracht van en tegen betaling door Solvest de vrachtwagen naar Italië getransporteerd en na afronding van de in Italië verrichte werkzaamheden weer naar Nederland vervoerd. Rodenburg Transport heeft de vrachtwagen toen op haar eigen terrein in Ter Aar gestald.
2.6.
Solvest heeft op of omstreeks 3 november 2023 opdracht gegeven aan Tichem Trans TTS om de vrachtwagen te vervoeren van het terrein van Rodenburg Transport in Ter Aar naar de haven van Antwerpen. Solvest wilde de vrachtwagen naar de haven laten transporten omdat zij voornemens was de vrachtwagen ten behoeve van Maripoma via de haven van Antwerpen te verschepen naar Ghana.
2.7.
In het weekend van 18 november 2023 was de vrachtwagen nog niet opgehaald bij Rodenburg Transport. Rodenburg Transport heeft in dat weekend met toestemming van Van Vliet de vrachtwagen op het terrein van Van Vliet geparkeerd, omdat Van Vliet, anders dan Rodenburg Transport, over een afgesloten parkeerterrein beschikt.
2.8.
Op 21 november 2023 heeft Van Vliet de voorzieningenrechter verlof gevraagd om ten laste van Maripoma conservatoir beslag te mogen leggen op de vrachtwagen en om deze in gerechtelijke bewaring te mogen nemen. Van Vliet heeft de onder 2.3 omschreven vordering aan dit verzoek ten grondslag gelegd. In het verzoekschrift stelt Van Vliet dat de vrachtwagen op 19 november 2023 door een vervoerder tijdelijk op haar parkeerterrein werd geparkeerd en dat navraag bij de transporteur haar leerde dat de vrachtwagen door Solvest aan Maripoma was verkocht en geleverd en dat deze dus eigendom is van Maripoma. Van Vliet stelde verder dat de vrachtwagen op transport is naar de haven van Antwerpen voor vervoer naar Ghana. Het verlof is door de voorzieningenrechter op 21 november 2023 verleend, waarbij de vordering, inclusief rente en kosten is begroot op € 200.000,= en bevel is gegeven dat de vrachtwagen in gerechtelijke bewaring zal worden genomen.
2.9.
Op 22 november 2023 is in opdracht van Van Vliet op grond van het hiervoor genoemde verlof van de voorzieningenrechter ten laste van Maripoma conservatoir beslag gelegd op de vrachtwagen. Het proces-verbaal van beslaglegging is op 27 november 2023 overbetekend aan Maripoma. De vrachtwagen is niet in gerechtelijke bewaring genomen en staat nog op het terrein van Van Vliet.
2.10.
Bij e-mailberichten van 22 november 2023 en 4 december 2023 heeft Solvest aan de deurwaarder en Van Vliet bericht dat de vrachtwagen haar eigendom is en heeft zij (samengevat) gesommeerd dat het beslag wordt opgeheven en dat zij de vrachtwagen kan (laten) ophalen.
2.11.
Bij – per e-mail toegezonden – brief van 23 november 2023 heeft [naam 1] , namens Maripoma, als volgt bericht aan Van Vliet:
“(….)
You have promised us that the MAN bitumen tanker that we are supposed to purchase from your company (…) had been delivered to the port for outgoing shipment to Tema port Ghana latest by Friday 17 th of November 2023.
At this moment you still can not send us a proof of delivery of the truck to the port.
Therefore we have decided not to purchase this truck for our company.
We have not paid any money for this truck so we are done with all promises that you have made in regards to this delivery.
(…)”

3.Het geschil

in conventie
3.1.
Solvest vordert – zakelijk weergegeven:
  • het op verzoek van Van Vliet gelegde beslag en een eventueel daarmee samenhangende gerechtelijke bewaring op / van de vrachtwagen op te heffen;
  • Van Vliet te veroordelen om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis de vrachtwagen, met de bij de vrachtwagen behorende sleutels en inventarisgoederen, in goede staat aan Solvest te retourneren;
met bepaling dat Van Vliet in geval van doen of nalaten in strijd met deze beslissingen een dwangsom zal verbeuren en met veroordeling van Van Vliet in de kosten van deze procedure.
3.2.
Daartoe voet Solvest – kort samengevat – het volgende aan. Anders dan Van Vliet tot uitgangspunt neemt is niet Maripoma, maar Solvest eigenaar van de vrachtwagen. Hoewel Solvest bewijs van haar eigendom aan de advocaat van Van Vliet heeft toegezonden, weigert Van Vliet het beslag op te heffen. Van Vliet heeft bovendien de waarheidsplicht van artikel 21 Rv geschonden, doordat zij de voorzieningenrechter niet heeft gemeld dat zij al voor het indienen van het beslagrekest wist dat Solvest betwist dat Maripoma eigenaar is van de vrachtwagen.
3.3.
Van Vliet voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
in reconventie
3.4.
Van Vliet vordert – zakelijk weergegeven – Solvest op straffe van een dwangsom te veroordelen afschrift te verstrekken van alle bescheiden die betrekking hebben op de relatie tussen Solvest en Maripoma, waaronder mede verstaan door Solvest hiertoe via het internetportaal van haar bank(en) te maken afdruk(ken), e-mails, whatsapp-berichten met Maripoma en vervoers- en zekerheidsdocumentatie verband houdende met Maripoma, en die bovendien de (op)bouw, verkoop, levering en (zekerheid voor) betalingen in verband met de vrachtwagen betreffen
3.5.
Daartoe voert Van Vliet – samengevat – het volgende aan. Van Vliet heeft rechtmatig belang bij haar vordering op grond van artikel 843a Rv, omdat de gevorderde informatie voor haar noodzakelijk is voor de bepaling van haar rechtspositie voor wat betreft het beslag op de vrachtwagen. Dit temeer omdat vrijwillige afgifte van de transactiedocumentatie door Solvest wordt geweigerd. Het gaat om bepaalde informatie, omdat alleen ten aanzien van de vrachtwagen informatie wordt opgevraagd. De gegevens zien ook op een rechtsbetrekking waar Van Vliet partij bij is, omdat er door Van Vliet beslag op de vrachtwagen is gelegd en Solvest zich daartegen verweert met de stelling eigenaar te zijn van de vrachtwagen. Bovendien is er sprake van een rechtsbetrekking, omdat Solvest de verplichting op zich heeft genomen om zich in te spannen in het kader van de incasso van de openstaande vordering van Maripoma bij Van Vliet.
3.6.
Van Vliet voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
4. De beoordeling van het geschil
in conventie
Ontvankelijkheid
4.1.
Op grond van artikel 705 lid 3 juncto artikel 438 lid 6 Rv moet een derde die zich verzet tegen beslaglegging (Solvest in dit geval) zowel de executant (Van Vliet) als de geëxecuteerde (Maripoma) dagvaarden. Solvest heeft geen dagvaarding aan Maripoma laten betekenen, maar zij heeft Maripoma wel op de hoogte gesteld van dit kort geding, onder andere door toezending van een concept-dagvaarding, waarmee Maripoma ook werd opgeroepen om bij het kort geding aanwezig te zijn. Maripoma was niet bij de mondelinge behandeling aanwezig. Zij heeft de voorzieningenrechter per e-mail erover geïnformeerd dat zij vrijwillig verschijnt in het kort geding, maar dat zij vanwege haar vestigingsplaats en de woonplaats van [naam 1] in Ghana en omdat Maripoma niet de eigenaar is van de truck, niet bij de zitting aanwezig zal zijn.
4.2.
Gelet op de onder 4.1 omschreven omstandigheden kan de voorzieningenrechter vaststellen dat Maripoma op de hoogte was van de zitting, en van de inhoud van de vorderingen van Solvest en dat zij er bewust voor heeft gekozen om niet bij de zitting aanwezig te zijn (of zich daar door een advocaat te laten vertegenwoordigen). Onder deze omstandigheden ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om Solvest – zoals door Van Vliet bepleit – niet-ontvankelijk te verklaren omdat zij Maripoma niet heeft gedagvaard. Hierbij neemt de voorzieningenrechter ook in aanmerking dat Maripoma zich op het standpunt stelt dat de vrachtwagen niet haar eigendom is. Uitgaande van die stelling van Maripoma zelf worden de belangen van Maripoma – ter bescherming waarvan artikel 705 lid 3 en 438 lid 6 Rv strekken – niet geschaad door dit kort geding.
Inhoudelijke beoordeling
4.3.
Uit artikel 705 lid 2 Rv volgt dat een conservatoir beslag moet worden opgeheven als summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag. Dit brengt mee dat het in de eerste plaats op de weg ligt van degene die de opheffing vordert, om met inachtneming van de beperkingen van een kort geding aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger gepretendeerde vordering ondeugdelijk of dat het beslag onnodig is. Er moet in kort geding worden beslist aan de hand van wat door beide partijen naar voren is gebracht en summierlijk met bewijsmateriaal is onderbouwd. Daarbij moet ook een belangenafweging plaatsvinden, waarbij moet worden beoordeeld of het belang van de executant bij handhaving van het beslag op grond van de door deze naar voren gebrachte omstandigheden zwaarder moet wegen dan het belang van degene die tegen het beslag opkomt bij opheffing van het beslag.
4.4.
In dit kort geding ligt allereerst de vraag voor wie eigenaar van de vrachtwagen is. Solvest stelt dat zij dat is en dat Van Vliet om die reden geen beslag kan leggen op de vrachtwagen in verband met een vordering die Van Vliet stelt te hebben op Maripoma. Volgens Van Vliet was de vrachtwagen op het moment van beslaglegging al aan Maripoma geleverd en dus eigendom van Maripoma.
4.5.
Tussen partijen is niet in geschil dat Solvest op enig moment eigenaar is geworden van de vrachtwagen en dat in haar opdracht in Italië een opbouw op de vrachtwagen is gezet. Solvest betwist ook niet dat de vrachtwagen bestemd was voor Maripoma. Tussen partijen is in geschil of Maripoma op enig moment eigenaar is geworden van de vrachtwagen.
4.6.
Solvest stelt hierover dat zij met Maripoma een afspraak heeft gemaakt over verkoop van de vrachtwagen aan Maripoma en dat het ook de bedoeling was dat de vrachtwagen naar Ghana verscheept zou worden. Van levering van de vrachtwagen aan Maripoma, of betaling door Maripoma in verband met de koop van de vrachtwagen was echter volgens Solvest nog geen sprake ten tijde van het beslag. Zij heeft toegelicht dat zij met Maripoma een zogenaamde CIF-levering was overeengekomen. Dit houdt in dat levering van de vrachtwagen aan Maripoma zou plaatsvinden op het moment waarop de vrachtwagen in Antwerpen aan boord van het schip zou zijn geladen en Maripoma zou hebben betaald. Deze beoogde gang van zaken heeft door het beslag niet kunnen plaatsvinden en levering van de vrachtwagen heeft dus nooit plaatsgevonden, aldus Solvest. Omdat de vrachtwagen door het beslag niet op tijd in de haven van Antwerpen is aangekomen, heeft Maripoma inmiddels afgezien van de koop van de vrachtwagen. Solvest heeft toegelicht dat zij niet het risico liep dat Maripoma niet tot betaling zou overgaan. Solvest was met Maripoma overeengekomen dat Maripoma tot betaling zou overgaan zodra zij het bewijs had ontvangen dat de vrachtwagen in de haven van Antwerpen was aangekomen. Deze betaling zou dan geschieden voordat de vrachtwagen aan boord van het schip geladen zou worden en dus ook voordat de levering van de vrachtwagen zou plaatsvinden. Daarmee was volgens Solvest haar risico voldoende gedekt.
4.7.
Tegenover deze gemotiveerde stellingen heeft Van Vliet slechts ingebracht dat het niet anders kan zijn dan dat de eigendom van de vrachtwagen al op Maripoma was overgegaan, omdat niet aannemelijk is dat Van Vliet een opbouw laat plaatsen zonder voorafgaande betaling en zonder zekerheid dat Maripoma de vrachtwagen daadwerkelijk zal gaan betalen. Hierbij heeft Van Vliet gewezen op haar ervaring met Maripoma – die een vordering van Van Vliet geruime tijd onbetaald heeft gelaten en waarvan [naam 2] ook op de hoogte is. Dit betoog legt echter onvoldoende gewicht in de schaal. De voorzieningen-rechter houdt er rekening mee dat Van Vliet niet heeft betwist dat een CIF-levering een gebruikelijke leveringswijze is en dat Solvest voldoende heeft toegelicht op welke manier zij zekerheid had van betaling door Maripoma voorafgaand aan levering. Dat Solvest en Maripoma een CIF-levering inderdaad overeen zijn gekomen wordt ook bevestigd door de inhoud van een door [naam 2] ter zitting getoonde pro forma factuur, die hij –zoals de voorzieningenrechter tijdens de zitting op de telefoon van [naam 2] heeft kunnen constateren– vóór de beslaglegging via whatsapp aan Maripoma heeft verzonden.
4.8.
Van Vliet stelt terecht dat Solvest weinig stukken heeft overgelegd ter onderbouwing van haar stellingen. Zij heeft echter wel, ter zitting, de pro forma-factuur getoond, met daarop vermelding van de CIF-levering, zij heeft toegelicht dat contacten met Maripoma grotendeels telefonisch verlopen en zij heeft toegelicht hoe zij zekerheid in de afspraken met Maripoma had ingebouwd. Namens Van Vliet is ter zitting overigens ook gesteld dat het feitelijke contract in de branche waarin Van Vliet en Solvest opereren vaak een teruggekomen, gestempelde pro forma nota is. Dit alles maakt voldoende aannemelijk dat er ook niet (veel) meer stukken beschikbaar zijn. Hier staat tegenover dat ook Van Vliet haar stelling dat Solvest eigenaar is geworden zeer beperkt heeft onderbouwd. In het beslagrekest heeft zij alleen gesteld dat zij van ‘de transporteur’ heeft gehoord dat Solvest de vrachtwagen aan Maripoma had verkocht en geleverd en tijdens de zitting heeft Van Vliet gesteld dat het niet anders kan dan dat de vrachtwagen al verkocht en geleverd was. Van Vliet baseert zich dus alleen op vermoedens. Tegenover deze beperkte onderbouwing van de stellingen van Van Vliet heeft Solvest naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk gemaakt dat zij eigenaar is gebleven van de vrachtwagen. Dit wordt simpelweg niet anders door de omstandigheid dat er mogelijk al overeenstemming was tussen Solvest en Maripoma op het moment van beslaglegging en dat de vrachtwagen daadwerkelijk onderweg was naar Maripoma. Zolang geen levering heeft plaatsgevonden is de eigendom niet overgegaan en dat van levering al sprake was geweest, blijkt nergens uit.
4.9.
Op grond van het vorenstaande is de conclusie dat aannemelijk is dat het beslag niet kleeft, aangezien het is gelegd voor een vordering die Van Vliet stelt te hebben op Maripoma op een vrachtwagen die – naar aannemelijk is geworden – eigendom is van Solvest. Op grond hiervan moet het beslag worden opgeheven. Een belangenafweging leidt in dit geval niet tot een ander oordeel. Het belang van Solvest bij opheffing is evident. Zij staat buiten het geschil tussen Van Vliet en Maripoma, maar kan als gevolg van dat geschil momenteel niet beschikken over een zeer aanzienlijk vermogensbestanddeel en is zolang het beslag blijft rusten ook niet in staat een andere koper voor de vrachtwagen te vinden. Zeer aannemelijk is dat Solvest hierdoor wordt gehinderd in haar bedrijfsvoering en dat de omstandigheid dat zij een aanzienlijke investering niet kan verzilveren financiële gevolgen heeft. Hiertegenover staat het belang van Van Vliet voor zekerheid van haar vordering. Die vordering bestaat momenteel alleen nog uit rente – de hoofdsom is na de beslaglegging volledig voldaan door Maripoma – en gesteld nog gebleken is dat deze vordering zodanige invloed heeft op de bedrijfsvoering van Van Vliet dat haar belang bij handhaving van het beslag in de gegeven omstandigheden zwaarder moet wegen dan het belang van Solvest bij opheffing daarvan. Het vorenstaande wordt niet anders door de stelling van Van Vliet dat Solvest / [naam 2] zich zou inspannen om de incasso van de vordering van Van Vliet op Maripoma mogelijk te maken en dat Maripoma op geen andere wijze onder druk kan worden gezet om de rente te betalen. Wat daar ook van zij, dat rechtvaardigt niet dat conservatoir beslag wordt gelegd op een vrachtwagen die kennelijk eigendom is van Solvest.
4.10.
De voorzieningenrechter zal overgaan tot opheffing van het beslag. Voor zover de vrachtwagen alsnog in gerechtelijke bewaring is genomen heeft de opheffing van het beslag van rechtswege tot gevolg dat ook de gerechtelijke bewaring wordt opgeheven (artikel 860 lid 2 Rv). De afzonderlijke vordering op dit punt zal dus niet worden toegewezen. Van Vliet zal, zoals gevorderd, worden veroordeeld om de vrachtwagen binnen 24 uur na betekening van dit vonnis aan Solvest te retourneren, inclusief de bij de bij de vrachtwagen behorende sleutels. Tegen deze vordering is door Van Vliet geen afzonderlijk verweer gevoerd. Vanzelfsprekend moet Van Vliet ook bij de vrachtwagen behorende spullen retourneren, maar een veroordeling van Van Vliet op dit punt zal niet worden uitgesproken. Redengevend hiervoor is dat Solvest vordert de bij de vrachtwagen behorende inventarisgoederen, waaronder gevarendriehoek, reserveset lampen etc, te retourneren. Van Vliet heeft gesteld dat deze vordering onvoldoende geconcretiseerd is en dat zij niet weet wat Solvest hiermee precies bedoelt. Vervolgens heeft Solvest haar vordering op dit punt niet nader onderbouwd of geconcretiseerd. Gelet hierop en om executieproblemen te voorkomen wordt de vordering op dit punt afgewezen. Dit laat onverlet dat Van Vliet gehouden is de vrachtwagen zoals deze in beslag is genomen – dus inclusief de aan Solvest toebehorende goederen die zich daarin bevinden – aan Solvest ter beschikking te stellen. Op de veroordeling om de vrachtwagen aan Solvest te retourneren zal, zoals gevorderd, een dwangsom worden verbonden. De dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd.
4.11.
Bij deze stand van zaken kunnen de stellingen van partijen over de schending van artikel 21 Rv, de volgens Solvest niet tijdig overbetekening van het exploot van beslaglegging en de omstandigheid dat de vrachtwagen niet in gerechtelijke bewaring is genomen verder onbesproken blijven.
4.12.
Van Vliet zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van het geding in conventie. De proceskosten van Maripoma worden, gezien haar positie in dit kort geding, begroot op nihil. Onder de proceskosten van Solvest vallen ook de nakosten. De nakosten worden begroot op het bedrag genoemd in het liquidatietarief civiel (per 1 februari 2023: € 173,--). In geval van betekening worden een extra bedrag aan salaris (per 1 februari 2023: € 90,--) en de explootkosten van betekening toegekend.
in reconventie
4.13.
De vordering in reconventie is gegrond op artikel 843a Rv. Dat artikel bepaalt dat hij die daarbij (i) rechtmatig belang heeft, op zijn kosten inzage, afschrift of uittreksel kan vorderen van (ii) bepaalde bescheiden aangaande (iii) een rechtsbetrekking waarbij hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn, van degene die deze bescheiden tot zijn beschikking of onder zijn berusting heeft. Deze vordering kan worden ingesteld tegen wederpartijen bij de in deze bepaling bedoelde rechtsbetrekking, maar ook tegen derden die bij deze rechtsbetrekking geen partij zijn (vgl. HR 10 juli 2015, ECLI:NL:HR:2015:1834). Ook als aan deze eisen is voldaan, bestaat de mogelijkheid dat de vordering niet kan worden toegewezen (onder meer) in verband met gewichtige redenen of omdat redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd (lid 4).
4.14.
Uit de beoordeling van de vorderingen in conventie vloeit voort dat de voorzieningenrechter er voorshands vanuit gaat dat de eigendom van de vrachtwagen bij Solvest is blijven rusten. Bij die stand van zaken valt niet in te zien welk (spoedeisend) belang Van Vliet heeft bij de door haar gevorderde bescheiden. Daarbij komt dat, gezien het voorlopig oordeel dat de eigendom bij Solvest rust, ook niet aan de orde is dat de bescheiden betrekking hebben op een rechtsbetrekking waarbij Van Vliet partij is. Dit wordt niet anders door de stelling van Van Vliet dat er sprake is van een rechtsbetrekking omdat Solvest de verplichting op zich heeft genomen om zich in te spannen in het kader van de incasso van de openstaande vorderingen van Maripoma bij Van Vliet. Dat er in die zin op Solvest enige verplichting rust, blijkt nergens uit. De enkele omstandigheid dat [naam 2] na zijn verstrek als werknemer mogelijk heeft toegezegd dat hij of Solvest zich zou inspannen om de vordering te incasseren (hetgeen door Solvest wordt betwist), levert geen rechtsbetrekking op die er toe leidt dat Solvest in de gegeven omstandigheden veroordeeld kan worden om de gevorderde bescheiden aan Van Vliet af te geven.
4.15.
Van Vliet zal, als de in het ongelijke gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in reconventie. Onder de proceskosten vallen ook de nakosten. De nakosten worden begroot op het bedrag genoemd in het liquidatietarief civiel (per 1 februari 2023:
€ 173,--). In geval van betekening worden een extra bedrag aan salaris (per 1 februari 2023: € 90,--) en de explootkosten van betekening toegekend.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie
5.1.
heft op het op verzoek van Van Vliet op 22 november 2023 gelegde conservatoir beslag op de MAN-vrachtwagen met VIN [chassisnummer] ;
5.2.
veroordeelt Van Vliet om de onder 5.1 genoemde vrachtwagen binnen 24 uur na betekening van dit vonnis in goede staat aan Solvest te retourneren, met de bij de vrachtwagen behorende sleutels, op straffe van een dwangsom van € 5.000,= per dag of gedeelte van een dag waarop Van Vliet niet aan deze veroordeling voldoet, tot een maximum van € 200.000,=;
5.3.
veroordeelt Van Vliet in de kosten van het geding in conventie, tot dusverre aan de zijde van Maripoma begroot op nihil en aan de zijde van Solvest begroot op € 1.864,44, waarvan € 1.079,-- aan salaris advocaat, € 676,-- aan griffierecht en € 109,44 aan dagvaardingskosten, in voorkomende gevallen te vermeerderen met btw, te vermeerderen met nakosten zoals vermeld onder 4.12;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde;
in reconventie
5.6.
wijst de vordering af;
5.7.
veroordeelt Van Vliet in de kosten van het geding in reconventie, tot dusverre aan de zijde van Solvest begroot op € 539,50 aan salaris advocaat, te vermeerderen met nakosten zoals vermeld onder 4.15.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.R. Glass en in het openbaar uitgesproken op 28 december 2023.
idt