Uitspraak
Rechtbank den haag
1.De procedure
2.De feiten
6.Het aanwezigheidsrecht als bedoeld in artikel 6 EVRM
3.Het geschil
- primair: de Staat de verbieden over te gaan tot de feitelijke overlevering van [eiser] voor de duur van het hoger beroep;
- subsidiair: de Staat te gelasten de feitelijke overlevering op te schorten en garanties aan de Duitse officier van justitie te vragen ter verzekering van het aanwezigheidsrecht van [eiser] in het hoger beroep;
4.De beoordeling van het geschil
kanbesluiten in verband met een strafvervolging in Nederland de feitelijke overlevering uit te stellen, maar is daartoe dus niet verplicht. Ook artikel 24 Kaderbesluit gaat niet uit van een verplichting op dit punt. Omdat van een verplichting geen sprake is, kan bij de beslissing om vanwege een strafvervolging in Nederland een feitelijke overlevering wel of niet uit te stellen een belangenafweging worden toegepast. In die belangenafweging moet met name (zie HvJ EU 8 december 2022, C-492/22 PPU, ECLI:EU:C:2022:964, punt 91 en 92) worden betrokken: