In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 december 2023 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen het niet-tijdig beslissen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. Eiser had zijn aanvraag op 10 mei 2022 ingediend, en volgens de geldende regelgeving diende verweerder binnen zes maanden een besluit te nemen. Echter, verweerder heeft niet tijdig beslist, wat eiser noopte om beroep in te stellen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ingebrekestelling door eiser op 28 augustus 2023, na het verstrijken van de beslistermijn, is gedaan. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep gegrond is, wat betekent dat eiser gelijk krijgt. Verweerder is opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken. Indien verweerder deze termijn overschrijdt, moet hij een dwangsom van € 100,- per dag betalen, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast is verweerder veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 209,25, omdat eiser juridische bijstand heeft ingeschakeld. De rechtbank heeft in haar overwegingen ook verwezen naar relevante artikelen uit de Algemene wet bestuursrecht en de Vreemdelingenwet 2000, en heeft de toepassing van de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND besproken.