ECLI:NL:RBDHA:2023:22152

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 november 2023
Publicatiedatum
8 mei 2024
Zaaknummer
SGR 23/56 (tussenuitspraak)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake laattijdige Wajong-aanvraag en motiveringsgebrek door het Uwv

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 28 november 2023, wordt de zaak behandeld van een eiser die een laattijdige aanvraag voor een Wajong-uitkering heeft ingediend. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft deze aanvraag op 11 april 2022 afgewezen, en het bezwaar van de eiser tegen deze afwijzing is op 29 november 2022 ongegrond verklaard. Eiser heeft beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid en ontoereikend gemotiveerd. Hij stelt dat hij door zijn autisme en ADHD niet over basale werknemersvaardigheden beschikt, wat hem belemmert in het vinden van werk of het volgen van een studie. De rechtbank constateert dat er een tegenstrijdigheid is tussen de conclusies van de primaire verzekeringsarts en de verzekeringsarts b&b, die beiden op basis van dezelfde feiten tot verschillende oordelen komen. De rechtbank oordeelt dat het Uwv het gebrek in het bestreden besluit moet herstellen, en geeft het Uwv een termijn van tien weken om dit te doen. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/56 WAJONG
uitspraak ex art. 8:80a Awb van de enkelvoudige kamer van 28 november 2023 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

gemachtigde: mr. H.S. Huisman,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
gemachtigde: mr. B.M. de Wolff.

Procesverloop

Bij besluit van 11 april 2022 (het primaire besluit) heeft het Uwv eiser een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) geweigerd.
Bij besluit van 29 november 2022 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en heeft de gronden van beroep aangevuld.
Het Uwv heeft een verweerschrift en een aanvullend verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 november 2023. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn begeleider, [naam 1], en zijn moeder, [naam 2]. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De behandeling ter zitting is geschorst.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiser, geboren op [geboortedag] 1992, heeft op [geboortedag] 2010 de leeftijd van 18 jaar bereikt. Op 20 januari 2022 heeft hij bij het Uwv een (laattijdige) aanvraag beoordeling arbeidsvermogen gedaan. Daarbij zijn stukken gevoegd, waaronder een verklaring van drs. V. Pronk-Dekker, psycholoog bij De Jutters, van 14 december 2010, het verslag van Sarr Autisme Rotterdam van 15 december 2017 en een verslag van onderzoek naar ADHD van 9 januari 2018. De beoordeling van deze aanvraag heeft geleid tot het primaire besluit.

Geschil

2. Eiser betoogt dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid en ontoereikend gemotiveerd. Als gevolg van ASS en ADD had eiser al sinds zijn jeugd moeite met het uitvoeren van toezeggingen en nakomen van afspraken omdat hij hierdoor snel wordt afgeleid en moeite heeft zijn aandacht te bepalen bij zaken die hem niet boeien. Ondanks behandeling en begeleiding is hierin geen verbetering gekomen. Het is eiser daardoor niet gelukt om na zijn (met individuele begeleiding met succes afgeronde) vwo-opleiding een vervolgstudie af te ronden of werk te vinden. Dat past bij wat de primaire verzekeringsarts zegt over normaal begaafde mensen met autisme, namelijk dat sociale vaardigheden en taalvaardigheid wel zijn ontwikkeld, maar dat de beperktheid pas aan het licht komt wanneer sociale verbanden ingewikkelder worden, zoals bij studie of werk. Eiser meent dan ook dat het hem ontbreekt aan basale werknemersvaardigheden. Omdat eiser normaal begaafd is en zich tijdens gesprek adequaat weet te presenteren, wordt hij vaak overschat terwijl hij ook zijn eigen vermogens overschat. Naast gegrondverklaring van het beroep verzoekt eiser om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn.
3. Het Uwv handhaaft in beroep zijn standpunt zoals weergegeven in het bestreden besluit. Omdat eiser in beroep geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangevoerd, ziet het Uwv geen aanleiding om zijn standpunt te wijzigen. De verzekeringsarts b&b en de arbeidsdeskundige b&b hebben in de gronden van beroep geen aanleiding gezien om terug te komen op hun eerder ingenomen standpunten.
Beoordeling
4. De rechtbank overweegt als volgt.
4.1.
De rechtbank stelt vast dat uit het medisch onderzoeksverslag van de primaire verzekeringsarts blijkt dat eiser telefonisch is gehoord en dat de door eiser overgelegde medische informatie duidelijk en inzichtelijk is meegenomen in de beoordeling door de primaire verzekeringsarts. De primaire verzekeringsarts heeft uitvoerig gemotiveerd waarom hij concludeert dat, op grond van onderliggende medisch objectiveerbare problematiek en hieruit voortvloeiende beperkingen, medisch evident is dat eiser actueel niet over basale werknemersvaardigheden beschikt en daarom geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.
4.2.
De rechtbank overweegt dat de conclusie van de primaire verzekeringsarts mede is gebaseerd op dossieronderzoek. Van de dossierstukken maakt deel uit het verslag van een onderzoek van Sarr Autisme Rotterdam van 15 december 2017, waarin onder ‘persoonlijke indruk’ het volgende staat vermeld:
“gezien een verzorgde, 24 jarige man met een Aziatisch uiterlijk. Hij maakt adequaat oogcontact en is vriendelijk in de contactname. De intelligentie imponeert bovengemiddeld. Pt kan zijn klachten goed onder woorden brengen De aandacht is goed te trekken en de behouden, de concentratie lijkt wat afwezig, pt maakt een wat dromerige indruk. De stemming is wat gedrukt tot normaal, het affect matig passend. Er is sprake van contactgroei, de lijdensdruk wordt als gemiddeld ingeschat en is invoelbaar.”
4.3.
De rechtbank stelt vast dat de hiervoor weergegeven indruk, die op basis van het dossier aan de primaire verzekeringsarts bekend was, niet wezenlijk verschilt van de observatie van de verzekeringsarts b&b die onder het kopje ‘Gegevens verkregen bij observatie’ van het verzekeringsgeneeskundig rapport het volgende opmerkt:
“Bij observatie een man met een Aziatisch uiterlijk met stevig en gedrongen postuur. Oogt wat ouder dan zijn kalenderleeftijd van bijna 30 jaar, mogelijk door reeds gevorderde kaalheid. Hij ziet er casual verzorgd uit (korte broek, teenslippers, haar op achterhoofd in lange staart). In het onderzoek maakt hij een adequate indruk. In het contact gedraagt hij zich coöperatief, hij stelt zich keurig op. Hij is welbespraakt. Niet in de zin van overdreven formeel taalgebruik. Reageert rustig op de gestelde vragen. Zijn verhaal is coherent. Het bewustzijn is helder. De aandacht is goed te richten. De intelligentie wordt hoger dan gemiddeld ingeschat. De stemming komt over als neutraal. Het affect is adequaat, moduleert. De mimiek is wat verminderd levendig. Het interesseniveau en activiteitenniveau zijn anamnestisch verlaagd. De waarneming is ongestoord. De oriëntatie in TPP is ongestoord.”
4.4.
De rechtbank constateert dat, ondanks deze min of meer gelijke weergave van de indruk die eiser maakt, de primaire verzekeringsarts en de verzekeringsarts b&b tot tegengestelde conclusies komen over de vraag of eiser basale werknemersvaardigheden heeft. Dit roept uiteraard de vraag op in hoeverre in dit geval de presentatie op zichzelf doorslaggevend, althans evident doorslaggevend, is. Daarbij merkt de rechtbank op dat de verzekeringsarts b&b niet is ingegaan op de overweging van de primaire verzekeringsarts dat bij normaal begaafde mensen met autisme, zoals eiser, sociale vaardigheden en taalvaardigheid wel zijn ontwikkeld, maar dat de beperktheid pas aan het licht komt wanneer sociale verbanden ingewikkelder worden, zoals bij studie of werk. Ook is de verzekeringsarts b&b niet ingegaan op de verklaring van drs. V. Pronk-Dekker, psycholoog bij De Jutters, van 14 december 2010.
4.5.
De rechtbank acht deze ommezwaai in de beoordeling van kennelijk dezelfde feiten onvoldoende inzichtelijk, mede gelet op de inzichtelijke onderbouwing van het oordeel van de primaire verzekeringsarts. De rechtbank acht zich mitsdien niet voldoende voorgelicht om tot een oordeel te komen.
Conclusie en verdere voortgang van het geschil
5. De rechtbank ziet aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen om tot een definitieve beslechting van het geschil te kunnen komen.
5.1.
De rechtbank draagt het Uwv op om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Dat herstellen kan het Uwv met een aanvullende motivering ten aanzien van genoemde ‘ommezwaai’ doen, maar ook met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het bestreden besluit.
5.2.
De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen het Uwv het gebrek kan herstellen op tien weken na verzending van deze tussenuitspraak. Als het Uwv geen gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen, moet het Uwv dat op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank.
Als het Uwv gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiser in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren.
5.3.
De rechtbank benadrukt, gelet op de goede procesorde, dat deze tussenuitspraak geen wijziging brengt in de omvang van het geschil en in het bijzonder dat hiermee geen gelegenheid wordt geboden nieuwe geschilpunten of medische stukken in te brengen.
5.4.
De rechtbank is, gelet op het voorgaande, in beginsel voornemens om de zaak niet nogmaals mondeling te behandelen. Desalniettemin verzoekt de rechtbank partijen in hun reacties aan te geven in hoeverre zij een nadere zitting wenselijk achten. De rechtbank zal zich hierop alsdan beraden. In de situatie dat het Uwv de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank in ieder geval zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
6. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
  • draagt het Uwv op binnen twee weken de rechtbank mee te delen of het gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
  • stelt het Uwv in de gelegenheid om binnen tien weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
  • stelt eiser, voorzover het Uwv gebruikt maakt van de gelegenheid om het gebrek te herstellen, in de gelegenheid om hierop te reageren en wel binnen vier weken nadat de het Uwv gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid tot herstel;
  • houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.G. Meeder, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Gerde, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 november 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak staat ingevolge artikel 8:104, derde lid onder a, van de Awb hoger beroep open tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.