ECLI:NL:RBDHA:2023:22121

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 november 2023
Publicatiedatum
15 april 2024
Zaaknummer
10678187 \ EJ VERZ 23-83506
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag en transitievergoeding in arbeidsrechtelijke geschil met vernietiging van concurrentiebeding

In deze zaak heeft de werknemer verzocht om een verklaring voor recht dat zijn ontslag per 31 juli 2023 niet rechtsgeldig is gegeven. De werknemer berustte in het ontslag en de werkgever erkende dat het ontslag onrechtmatig was. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de werknemer geen belang meer had bij de gevraagde verklaring voor recht, aangezien de werkgever het ontslag had erkend. De kantonrechter heeft de transitievergoeding van € 7.339,74 en een bedrag van € 5.590,36 voor vakantiedagen toegewezen, evenals de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.094,20. De billijke vergoeding is vastgesteld op nihil, omdat de werknemer zijn loon tot en met september 2023 had ontvangen en berustte in de opzegging. Het concurrentiebeding is vernietigd. De proceskosten zijn voor iedere partij zelf.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Gouda
SM / C
Zaaknr.: 10678187 EJ VERZ 23-83506
Datum: 7 november 2023
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[de werknemer],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. C.M.J. Moerkens,
tegen
de besloten vennootschap Slotenmaker DRS B.V.,
gevestigd te Boskoop en kantoorhoudende te Rotterdam,
verwerende partij,
gemachtigde: mr. P. Keuchenius.
Partijen worden aangeduid als “de werknemer” en “de werkgever”.

1.Het procesverloop

1.1.
De werknemer heeft een verzoek gedaan om te verklaren voor recht dat het ontslag per 31 juli 2023 niet rechtsgeldig is gegeven en in strijd is met het bepaalde in artikel 7:671 BW en om ten laste van de werkgever een transitievergoeding en een billijke vergoeding toe te kennen. De werkgever heeft verweer gevoerd.
1.2.
Op 22 september 2023 heeft er een mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij alleen werknemer en zijn gemachtigde zijn verschenen. Bij betekening van het verzoekschrift op 26 september 2023 is er een nieuwe mondelinge behandeling aangezegd tegen 11 oktober 2023. Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschenen: werknemer, bijgestaan door zijn gemachtigde en namens de werkgever, [vertegenwoordiger van de werkgever] (middels telefonische verbinding), bijgestaan door de gemachtigde. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft de werkgever bij e-mail van 10 oktober 2023 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
De werknemer, geboren op [geboortedatum] 1986, is op 30 juli 2018 in dienst getreden bij de werkgever. De laatste functie die de werknemer vervulde, is die van slotenmaker, met een salaris van € 4.261,79 bruto per maand exclusief vakantietoeslag en andere emolumenten.
2.2.
De werkgever heeft werknemer bij brief van 30 juni 2023 – voor zover van belang – het volgende bericht:
“(…) Met spijt delen wij u mede dat uw dienstverband bij Slotenmaker DRS B.V. wordt beëindigd. Deze brief dient als formele kennisgeving van uw ontslag. Uw laatste werkdag zal zijn op 31/07/2023.
Na zorgvuldige overweging zijn we tot dit besluit gekomen, vanwege reorganisatie van het bedrijf en met name bedrijfseconomische redenen.
(…)Met betrekking tot openstaande zaken als eventuele vakantiedagen en ontslagvergoeding nemen we contact met u op om de afhandeling te bespreken. Op de salarisspecificatie over de maand juli 2023 zullen de onderstaande vergoedingen met u worden afgerekend:- Vakantiegeld- Vakantiedagen- Ontslagvergoeding (…)”
2.3.
De werkgever heeft over de maanden juli, augustus en september 2023 het loon aan werknemer uitbetaald.

3.Het verzoek

3.1.
De werknemer heeft – na wijziging van zijn verzoek - verzocht om binnen twee dagen na deze beschikking:
a. te verklaren voor recht dat het ontslag per 31 juli 2023 niet rechtsgeldig is gegeven, zodat dit ontslag in strijd is met het bepaalde in artikel 7:671 BW;
b. de werkgever te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding ter hoogte van € 7.339,74 bruto onder verstrekking van een deugdelijke bruto/netto-specificatie;
c. ten laste van de werkgever een billijke vergoeding toe te kennen, op grond van artikel 7:681 BW, ter hoogte van € 16.241,-- onder verstrekking van een deugdelijke bruto/netto-specificatie;
d. de werkgever te veroordelen tot betaling van een bruto bedrag aan vakantiedagen, ter hoogte van € 5.590,36;
e. het concurrentiebeding en/of relatiebeding te vernietigen dan wel te beperken in tijd wegens ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van werkgever en/of om een bruto schadevergoeding ter hoogte van € 1.749,04 toe te kennen;
f. de werkgever te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten;
g. voornoemde bedragen te vermeerderen met de wettelijke verhoging wegens vertraging ex artikel 7:625 BW tot aan de dag der algehele voldoening, met inachtneming van artikel 18c Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag;
h. de werkgever te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente over alle voornoemde bedragen vanaf de dag dat die bedragen zijn verschuldigd;
i. de werkgever te veroordelen in de proceskosten, waaronder de nakosten.
3.2.
Aan zijn verzoek heeft werknemer het navolgende ten grondslag gelegd. Nu werkgever geen toestemming heeft verkregen van het UWV om de arbeidsovereenkomst op te mogen zeggen, heeft zij daarmee in strijd met artikel 7:671 lid 1 BW gehandeld. Werknemer verzoekt om te verklaren voor recht dat het ontslag niet rechtsgeldig is gegeven.
Werknemer berust in de opzegging en maakt naast de transitievergoeding, aanspraak op een billijke vergoeding. Aangezien de opzegging niet het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten door de werknemer, is de werkgever een transitievergoeding verschuldigd. Bij de berekening van de hoogte van de transitievergoeding dient rekening te worden gehouden met de opzegtermijn van twee maanden en de aanzegtermijn. Voorts heeft werkgever ernstig verwijtbaar gehandeld door werknemer zonder instemming of toestemming te ontslaan. Het onrechtmatig gegeven ontslag is voldoende voor toekenning van een billijke vergoeding. Ook heeft werkgever de indruk gewekt een regeling te willen treffen, maar hieraan geen uitvoering gegeven. Bij de berekening van de hoogte van de billijke vergoeding van € 16.241,00 is onder andere uitgegaan van een inkomensverlies van 6 maanden, zijnde een bedrag van € 10.000,00 en verschil inkomen met WW-uitkering, zijnde een bedrag van € 4.492,27.
Voorts verzoekt werknemer om vernietiging van het concurrentiebeding en/of relatiebeding dan wel beperking van de werking of een schadevergoeding ter hoogte van € 1.749,04, aangezien werknemer onbillijk wordt benadeeld. Door het ernstig verwijtbaar handelen van werkgever, kan werkgever geen rechten meer ontlenen aan het concurrentiebeding.
Daarnaast maakt werknemer aanspraak op een aantal nevenvorderingen, een bedrag van € 5.590,36 bruto aan bovenwettelijke vakantiedagen, de wettelijke verhoging, rente en (proces)kosten.

4.Het verweer

4.1.
De werkgever verweert zich en voert daartoe – samengevat – het volgende aan. De werkgever erkent dat het gegeven ontslag ongeldig is. Het loon is tot en met de maand september 2023 uitbetaald en werknemer is in de gelegenheid gesteld om zijn werk te hervatten. Werknemer heeft een voorstel gedaan, welk voorstel door de werkgever is geaccepteerd. Deze procedure is dan ook ten onrechte door de werknemer ingesteld.

5.De beoordeling

5.1.
De werknemer heeft het verzoek tijdig ingediend, omdat het is ontvangen binnen twee maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd.
5.2.
Vast staat dat de werknemer berust in de opzegging en dat daarmee op 31 juli 2023 de arbeidsovereenkomst is beëindigd. Door werkgever is erkend dat het gegeven ontslag onrechtmatig is. Gelet op de erkenning is de kantonrechter van oordeel dat werknemer geen belang meer heeft bij de door hem verzochte verklaring voor recht en zal dit deel van het verzoek afwijzen.
5.3.
Tegen de gevorderde transitievergoeding is door de werkgever geen verweer gevoerd, zodat dit verzoek zal worden toegewezen zoals verzocht. De verstrekking van een deugdelijke specificatie van uitbetaling van de transitievergoeding zal eveneens worden toegewezen. Ook tegen het verzoek om het concurrentiebeding en/of relatiebeding te vernietigen verzet de werkgever zich niet, zodat ook dit deel van het verzoek - de vernietiging van het beding - zal worden toegewezen zoals verzocht.
5.4.
Ook tegen de hoogte en uitbetaling van het verzochte bedrag aan vakantiedagen verweert werkgever zich niet, zodat ook dit deel van het verzoek toewijsbaar is.
5.5.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft werknemer zijn vordering ten aanzien van het loon inclusief vakantiegeld tot en met 31 augustus 2023, over de termijn dat de arbeidsovereenkomst regelmatig zou zijn opgezegd ingetrokken aangezien werkgever het loon tot en met de maand september 2023 volledig heeft uitbetaald. Indien werkgever te veel aan loon heeft uitbetaald dient het teveel betaalde bedrag te worden verrekend met de toe te wijzen bedragen aan werknemer. Nu vast staat dat het salaris gedurende deze procedure is uitbetaald aan werknemer, zal de verzochte wettelijke verhoging worden afgewezen. De gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf de datum van betekening van het verzoek, zijnde 26 september 2023.
5.6.
Door de werknemer wordt aanspraak gemaakt op buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat de werknemer voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht en zal het bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief, berekend over de toe te wijzen bedragen (€ 7.399,74 en 5.590,36), zijnde een bedrag van € 1.094,20 inclusief btw.
5.7.
Het gaat in deze zaak slechts nog om de vraag of aan de werknemer een billijke vergoeding moet worden toegekend. Door de werkgever is hiertegen verweer gevoerd en aangevoerd dat werknemer geen schade heeft geleden, aangezien het loon over de maanden juli, augustus en september 2023 onverplicht is doorbetaald en werknemer niet heeft gewerkt. Indien werkgever al gehouden is om een billijke vergoeding te betalen, dient hetgeen onverplicht is betaald hierop in mindering te strekken.
5.8.
Nu hiervoor is geoordeeld dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst in strijd is met artikel 7:671 BW, kan de kantonrechter op verzoek van de werknemer ten laste van werkgever een billijke vergoeding toekennen,
Over de hoogte van de toe te kennen billijke vergoeding overweegt de kantonrechter het volgende. De billijke vergoeding moet – naar haar aard – in relatie staan tot het ernstig verwijtbare handelen of nalaten van de werkgever. Bij het bepalen van de omvang van de billijke vergoeding komt het verder aan op een beoordeling van alle omstandigheden van het geval (zie: HR 30 juni 2017, ECLI:NL:HR: 2017:1187 (
New Hairstyle)). Ook met de gevolgen van het ontslag kan rekening worden gehouden, voor zover die gevolgen zijn toe te rekenen aan het verwijt dat de werkgever kan worden gemaakt. Het gaat er uiteindelijk om dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. De billijke vergoeding heeft echter geen specifiek punitief karakter en bij het begroten daarvan kan dus geen rol spelen welk bedrag voor de werkgever een ‘bestraffend’ effect heeft.
5.9.
Vast staat dat werkgever gedurende deze procedure, tot en met de maand september 2023 het loon aan werknemer heeft uitbetaald en werkgever aan werknemer de gelegenheid heeft geboden om zijn werkzaamheden te hervatten. Ook is gebleken dat werknemer zich heeft berust in de opzegging. Tijdens de mondelinge behandeling heeft werknemer verklaard niet meer aan de slag te willen bij werkgever, omdat het vertrouwen weg is. Doordat werknemer het loon uitbetaald heeft gekregen, heeft hij zijn vaste lasten kunnen voldoen en in afwachting van deze procedure heeft hij geen stappen ondernomen om een andere baan te zoeken. Ook is niet weersproken dat werknemer zijn werkzaamheden goed uitvoerde en als kundige slotenmaker op korte termijn elders aan de slag kan.
5.1
De financiële gevolgen van het ernstig verwijtbaar handelen, namelijk de opzegging in strijd met artikel 7:671 BW, zijn dan ook beperkt. Werkgever heeft zich verder niet verzet tegen een juiste afrekening van het dienstverband. Gelet op het voorgaande ziet de kantonrechter aanleiding om de billijke vergoeding vast te stellen op nihil.
5.11.
Gelet op de uitkomst van de zaak, is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat partijen ieder hun eigen proceskosten dragen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
vernietigt het concurrentiebeding en/of relatiebeding zoals opgenomen in de arbeidsovereenkomst;
6.2.
veroordeelt de werkgever om aan de werknemer een transitievergoeding te betalen van € 7.339,74 bruto, onder verstrekking van een deugdelijke bruto/netto-specificatie, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 september 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
6.3.
bepaalt de billijke vergoeding op nihil;
6.4.
veroordeelt de werkgever om aan de werknemer een bedrag van € 5.590,36 bruto te betalen aan vakantiedagen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 september 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
6.5.
veroordeelt de werkgever om aan de werknemer de buitengerechtelijke incassokosten, zijnde een bedrag van € 1.094,20 inclusief btw te betalen;
6.6.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
6.7.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door kantonrechter mr. M. Nijenhuis en uitgesproken ter openbare zitting van 7 november 2023.