ECLI:NL:RBDHA:2023:22096

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 oktober 2023
Publicatiedatum
5 april 2024
Zaaknummer
NL23.27742
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag en verzoek om voorlopige voorziening van een Tanzaniaanse eiser

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 oktober 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een eiser van Tanzaniaanse nationaliteit. Eiser heeft op 21 augustus 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 5 september 2023 is afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 28 september 2023 zijn de gemachtigden van zowel eiser als verweerder aanwezig geweest.

Eiser stelt dat hij vanwege zijn bekering tot het christendom in Tanzania vervolgd zal worden. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de staatssecretaris de verklaringen van eiser over zijn bekering en de problemen die hij vreest bij terugkeer niet als relevant heeft aangemerkt. De rechtbank concludeert dat de door eiser aangevoerde argumenten en bewijsstukken onvoldoende zijn om aan te tonen dat hij daadwerkelijk in gevaar is bij terugkeer naar Tanzania. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan eiser, vastgesteld op € 2.511,-.

De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat de vrees van eiser voor vervolging niet aannemelijk is gemaakt en dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de problemen die eiser vreest, niet voldoende onderbouwd zijn. De rechtbank heeft de argumenten van eiser, waaronder video’s van andere personen die illegaal zijn uitgereisd, als onvoldoende beoordeeld. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat eiser in Tanzania een veilig onderkomen kan vinden, wat zijn vrees voor vervolging verder ondermijnt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.27742 (beroep) en NL23.27743 (voorlopige voorziening)

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser, verzoeker (hierna: eiser),

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. M. Dalloesingh),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. Ch.R. Vink).

Procesverloop

1. Op 21 augustus 2023 heeft eiser een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
1.1.
Verweerder heeft met het bestreden besluit van 5 september 2023 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond en aan eiser een terugkeerbesluit en inreisverbod van 2 jaar opgelegd.
1.2.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om de voorlopige voorziening op 28 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder deelgenomen.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser stelt van Tanzaniaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 2003.
2.1.
Eiser is opgegroeid als moslim, maar heeft zich in 2011, op achtjarige leeftijd, bekeerd tot het christendom. [1] Zijn vader heeft hem toen uit huis gezet. Hij is vervolgens naar zijn moeder gegaan en daarna naar de stad [plaats 1] waar eiser op straat heeft geleefd. [2] In 2011 is hij vertrokken naar Mozambique. In 2014 is eiser van Mozambique naar [plaats 2] gegaan. In 2020 is hij verder getrokken naar [plaats 3] vanwege geweld tegen Tanzanianen. In [plaats 3] kreeg eiser ook te maken met geweld. [3] Eiser is op 27 juli 2023 [4] via het schip de [naam schip] via [plaats 3] (Zuid-Afrika) naar Nederland gereisd, waar hij op 12 augustus 2023 aankwam. Op 21 augustus 2023 heeft eiser een asielaanvraag ingediend.
2.2.
Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen: 1) identiteit, nationaliteit en herkomst en 2) problemen door illegale uitreis. Verweerder heeft de verklaringen van eiser over problemen door zijn illegale uitreis ongeloofwaardig bevonden, omdat eiser deze gestelde problemen slechts heeft onderbouwd met een citaat uit een onbekende bron, waaruit blijkt dat “stowaways” bestraft worden. Niet duidelijk is wat een “stowaway” is, volgens verweerder.
2.3.
Verweerder heeft eisers verklaringen over zijn bekering tot het christendom en eventuele problemen die hij daarmee zou kunnen ondervinden bij terugkeer niet aangemerkt als een relevant element. Uit het dossier zou niet blijken dat bekering en verstoting geen redenen waren voor het vertrek uit Tanzania en evenmin een belemmering zijn voor terugkeer.
Wat vindt eiser?
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en voert daartoe het volgende aan. Volgens eiser wordt hij gevangengezet bij terugkeer vanwege zijn illegale vertrek. Verweerder heeft dit onvoldoende onderkend. In beroep heeft eiser drie video’s aangevoerd waarop personen aangeklaagd worden die Tanzania illegaal zijn uitgereisd. Daarbij merkt eiser op dat het hier niet gaat om een commuun delict, maar om beperking van eisers bewegingsvrijheid en daarmee zijn mensenrechten. Verder heeft verweerder de bekering en verstoting ten onrechte niet aangemerkt als een relevant element. Eiser verwijst naar informatie van Vluchtelingenwerk waaruit blijkt dat christenen in Tanzania, specifiek Zanzibar, geen veilig leven hebben.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Problemen door illegale uitreis
4. De rechtbank stelt vast dat in het voornemen en het bestreden besluit niet ongeloofwaardig is bevonden dat eiser Tanzania illegaal is uitgereisd. De problemen die eiser als gevolg hiervan vreest zien op de toekomst en dus op zijn vrees voor vervolging dan wel risico op ernstige schade indien hij naar Tanzania moet terugkeren. Door dit aspect in het bestreden besluit ongeloofwaardig te achten, heeft verweerder ten onrechte de indruk gewekt dat het een element van de geloofwaardigheidsbeoordeling betreft, terwijl het eigenlijk ziet op de aannemelijkheid van de vrees voor vervolging dan wel het risico op ernstige schade. Nu de door verweerder gebruikte argumenten echter ook de conclusie kunnen dragen dat eisers vrees niet aannemelijk is, ziet de rechtbank aanleiding dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb te passeren. Hierbij is van belang dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de door hem aangehaalde bronnen op zijn situatie zien. Vaststaat dat eiser Tanzania niet heeft verlaten als verstekeling (stowaway) zodat niet gevolgd kan worden dat hij als gevolg daarvan strafrechtelijk zal worden vervolgd.
4.1.
Over de in beroep aangevoerde video’s overweegt de rechtbank dat uit deze beelden en de overgelegde vertaling slechts blijkt dat de personen op beeld verdacht worden van het overtreden van migratieregels. Niet duidelijk is wat de aanklacht precies is, welke wetten ze zouden hebben overtreden en wat hun omstandigheden waren. Daarom is niet aannemelijk geworden dat eiser zich in gelijke omstandigheden bevindt en ook in de problemen zal komen.
Bekering en verstoting
5. In de uitspraak van 24 augustus 2018 [5] oordeelde de hoogste bestuursrechter dat een relevant element een feit of omstandigheid is dat raakt aan tenminste één onderwerp of verhaallijn dat in verband staat met vluchtelingschap dan wel een subsidiaire beschermingsstatus.
5.1.
Eiser heeft in zijn nader gehoor aangegeven dat hij van de regering geen problemen verwacht vanwege zijn bekering, maar wel van zijn familie. [6] Eiser heeft echter ook aangegeven dat hij in Tanzania een veilig onderkomen kan vinden, waar hij kan wonen, werken en eten kan krijgen. [7] Eisers bekering en verstoting door zijn familie levert daarom geen relevant element op. Hetgeen eiser in beroep nog heeft aangevoerd, doet daar niet aan af. De openbare bronnen die eiser aanhaalt, gaan voornamelijk over Zanzibar. Zoals eiser heeft aangegeven, kan hij ook elders in Tanzania een veilig onderkomen vinden. Bovendien komt eiser uit [plaats 4] en heeft hij niet eerder op het eiland Zanzibar gewoond.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Nu op het beroep is beslist, bestaat geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen.
7. In het geconstateerde gebrek ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten van deze procedure. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit Proceskosten bestuursrecht voor de door de derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.511,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen op zitting, met een waarde per punt van € 837,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 2.511,- aan proceskosten aan eiser.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Aanmeldgehoor, bladzijde 4.
2.Nader gehoor, bladzijde 17 en 18.
3.Nader gehoor, blz.5.
4.Aanmeldgehoor, blz. 8.
5.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van
6.Nader gehoor, blz. 23 onderaan en blz. 24 bovenaan.
7.Nader gehoor, blz. 24.