ECLI:NL:RBDHA:2023:22095

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 oktober 2023
Publicatiedatum
5 april 2024
Zaaknummer
NL23.27744
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag en verzoek om voorlopige voorziening in het bestuursrecht

In deze zaak heeft eiser, een Tanzaniaanse nationaliteit, op 21 augustus 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 5 september 2023 afgewezen, met als reden dat de aanvraag kennelijk ongegrond was. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft de zaak op 28 september 2023 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als die van verweerder aanwezig waren.

Eiser heeft zijn asielrelaas onderbouwd met elementen zoals identiteit, nationaliteit, en problemen door bendegeweld in Tanzania. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verklaringen van eiser ongeloofwaardig zijn, omdat hij zijn claims niet met documenten heeft onderbouwd en inconsistenties vertoonde in zijn verklaringen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Tanzania in gevaar komt.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiser, vastgesteld op € 2.511,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.27744 (beroep) en NL23.27745 (vovo)

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser, verzoeker (hierna: eiser),

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. M. Dalloesingh),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. Ch.R. Vink).

Inleiding

1. Op 21 augustus 2023 heeft eiser een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
1.1.
Verweerder heeft met het bestreden besluit van 5 september 2023 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond en aan eiser een terugkeerbesluit en inreisverbod van 2 jaar opgelegd.
1.2.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om de voorlopige voorziening op 28 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder deelgenomen.

Overwegingen

2. Eiser stelt van Tanzaniaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 2003.
2.1.
Eiser heeft tot 2016 in Tanzania gewoond. In 2014 verkocht hij met zijn moeder en broer cassave. Op 22 oktober 2014 hebben gangsters de stad aangevallen waar eisers broer verbleef. Eisers broer is daarbij omgekomen. [1] Eiser en zijn moeder zijn toen gestopt met cassavehandel. Medio 2015 is eiser bij een schoenenwinkel gaan werken. De gangsters hebben in 2016 de schoenenwinkel aangevallen, zijn baas mishandeld en voor dood achtergelaten. [2] Eiser is vervolgens vertrokken uit Tanzania. De gangsters zijn tegenwoordig actief onder de naam “Panyarodi”. [3]
2.2.
De vader van eiser heeft hem verlaten toen hij 3 jaar oud was en toen alle documenten meegenomen. [4] Eiser heeft een tijdelijk paspoort gehad dat drie maanden geldig was. Daarmee is hij van Tanzania naar Zuid-Afrika gereisd. [5] Eiser is op 12 augustus 2023 Nederland ingereisd.
2.3.
Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen: 1) identiteit, nationaliteit en herkomst, 2) problemen als gevolg van bendegeweld en 3) problemen door uitreis uit Tanzania met tijdelijk paspoort.
2.4.
Verweerder heeft de verklaringen van eiser over problemen als gevolg van bendegeweld ongeloofwaardig bevonden, omdat eiser zijn problemen niet met documenten heeft onderbouwd. Ook heeft eiser zijn problemen niet aannemelijk weten te maken door middel van zijn verklaringen. Volgens verweerder heeft eiser wisselend verklaard over de persoonlijke bedreigingen, de dood van zijn broer en de dood van zijn baas.
2.5.
Verweerder heeft ook de verklaringen van eiser over problemen door zijn illegale uitreis ongeloofwaardig bevonden, omdat eiser deze gestelde problemen slechts heeft onderbouwd met een citaat uit een onbekende bron, waaruit blijkt dat “stowaways” bestraft worden. Niet duidelijk is wat een “stowaway” is, volgens verweerder. Verder levert dit gegeven ook geen asielgrond volgens verweerder.
Wat vindt eiser?
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en voert daartoe het volgende aan. Eiser stelt dat hetgeen hij eerder naar voren heeft gebracht in de procedure als herhaald en ingelast moet worden beschouwd. Met betrekking tot element 3, stelt eiser dat hij wordt gevangengezet bij terugkeer vanwege zijn illegale vertrek. Verweerder heeft dit onvoldoende onderkend. In beroep heeft eiser hiertoe naar meerdere bronnen verwezen. Daarbij merkt eiser op dat het hier niet gaat om een commuun delict, maar om beperking van eisers bewegingsvrijheid en daarmee zijn mensenrechten. Verder heeft verweerder gehandeld in strijd met de zorgvuldigheid en zijn onderzoekplicht door niet zelf onderzoek te doen. Eiser voert aan dat zijn stelling gemakkelijk te controleren is met openbare bronnen. Tot slot voert eiser aan dat hij bij het gesprek met de politie op 12 augustus 2023 geen goede tolk heeft gehad. De basis van de procedure is volgens eiser daarom slecht geweest en dat heeft een negatieve impact gehad op het vervolg van de procedure.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Problemen als gevolg van bendegeweld
4. Eiser heeft verzocht hetgeen hij eerder in deze procedure heeft ingebracht als herhaald en ingelast te beschouwen. Uit het in algemene zin herhalen en inlassen van hetgeen eerder is ingebracht, kan de rechtbank niet afleiden waarom eiser van mening is dat het bestreden besluit onjuist is, temeer omdat verweerder in het bestreden besluit heeft gereageerd op wat eiser in de zienswijze naar voren heeft gebracht. [6] In hetgeen eiser heeft aangevoerd, ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit op dit punt gebrekkig is.
Problemen door uitreis uit Tanzania met tijdelijk paspoort
5. De rechtbank stelt vast dat in het voornemen en het bestreden besluit niet ongeloofwaardig is bevonden dat eiser met een tijdelijk paspoort Tanzania heeft verlaten. De problemen die eiser als gevolg hiervan vreest zien op de toekomst en dus op zijn vrees voor vervolging dan wel risico op ernstige schade indien hij naar Tanzania moet terugkeren. Door dit aspect in het bestreden besluit ongeloofwaardig te achten, heeft verweerder ten onrechte de indruk gewekt dat het een element van de geloofwaardigheidsbeoordeling betreft, terwijl het eigenlijk ziet op de aannemelijkheid van de vrees voor vervolging dan wel het risico op ernstige schade. Nu de door verweerder gebruikte argumenten echter ook de conclusie kunnen dragen dat eisers vrees niet aannemelijk is, ziet de rechtbank aanleiding dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb te passeren. Hierbij is van belang dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de door hem aangehaalde bronnen op zijn situatie zien. Vaststaat dat eiser Tanzania niet heeft verlaten als verstekeling (stowaway) zodat niet gevolgd kan worden dat hij als gevolg daarvan strafrechtelijk zal worden vervolgd.
5.1.
Over de in beroep aangevoerde video’s overweegt de rechtbank dat uit deze beelden en de overgelegde vertaling slechts blijkt dat de personen op beeld verdacht worden van het overtreden van migratieregels. Niet duidelijk is wat de aanklacht precies is, welke wetten ze zouden hebben overtreden en wat hun omstandigheden waren. Zo is niet duidelijk of zij ook in bezit waren van een tijdelijk paspoort. Daarom is niet aannemelijk geworden dat eiser zich in gelijke omstandigheden bevindt en ook in de problemen zal komen bij terugkeer naar Tanzania. Het is in eerste instantie aan eiser om dit aannemelijk te maken. Verweerder hoefde hier niet uit eigen beweging nader onderzoek naar te doen.
Tolk
6. Volgens het proces-verbaal van bevindingen van 12 augustus 2023 heeft eiser aangegeven Engels te kunnen spreken. De rechtbank ziet geen reden hieraan te twijfelen. De politieambtenaren hebben daarom met eiser mogen communiceren in het Engels. Daarnaast zijn het proces-verbaal van 14 augustus 2023, het aanmeldgehoor en het nader gehoor afgenomen met behulp van een tolk Swahili en heeft eiser daar zijn asielrelaas kunnen vertellen. Bovendien heeft de gemachtigde van eiser op zitting niet aan kunnen geven op welke wijze eiser benadeeld is door het gebruik van Engels door de politieambtenaren. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder daarom niet onzorgvuldig gehandeld.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Nu op het beroep is beslist, bestaat geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen.
8. In het geconstateerde gebrek ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten van deze procedure. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit Proceskosten bestuursrecht voor de door de derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.511,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen op zitting, met een waarde per punt van € 837,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 2.511,- aan proceskosten aan eiser.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Nader gehoor blz. 7.
2.Nader gehoor, blz. 8.
3.Nader gehoor, blz. 8.
4.Nader gehoor, blz. 11.
5.Aanmeldgehoor, blz. 5.
6.Zie voor een soortgelijk oordeel: