ECLI:NL:RBDHA:2023:2207

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 februari 2023
Publicatiedatum
24 februari 2023
Zaaknummer
10307576 RL EXPL 23-1771
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executie-kortgeding tot schorsing van ontruimingsvonnis

In deze zaak heeft de kantonrechter te Den Haag op 21 februari 2023 uitspraak gedaan in een kort geding dat was aangespannen door Huurder tegen Stichting Woonbron. Huurder vorderde schorsing van de uitvoerbaarheid van een eerder vonnis van 21 december 2022, waarin de huurovereenkomst tussen Huurder en Woonbron was ontbonden en Huurder was veroordeeld tot ontruiming van de woning. Huurder stelde dat het eerdere vonnis het resultaat was van zowel een feitelijke als juridische misslag en dat tenuitvoerlegging zou leiden tot een noodsituatie voor haar. De mondelinge behandeling vond plaats op 7 februari 2023, waarbij beide partijen hun standpunten en bewijsstukken hebben gepresenteerd.

De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de vorderingen van Huurder onvoldoende onderbouwd waren. De rechter benadrukte dat het executiegeschil niet diende als een verkapt hoger beroep en dat de beoordeling van de eerdere uitspraak niet opnieuw kon worden gemaakt. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat Huurder niet had aangetoond dat er nieuwe feiten of omstandigheden waren die de executie in een ander daglicht stelden, noch dat Woonbron misbruik van recht zou maken door het vonnis te executeren. Daarom heeft de kantonrechter de vordering van Huurder afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van Woonbron.

De beslissing van de kantonrechter is genomen in het kader van artikel 438 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, waarbij de rechter de vordering van Huurder afwees en de proceskosten begrootte op € 249,00. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard voor wat betreft de proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats ‘s-Gravenhage
CB/c
Rolnr.: 10307576 RL EXPL 23-1771
21 februari 2023
Vonnis van de kantonrechter ex artikel 438 Rv in de zaak van:
[eiser01],
wonende te [woonplaats01] ,
eisende partij,
hierna te noemen: Huurder,
gemachtigden: mevr. mr. E.B. Doganer (Lexiss Advocatuur),
tegen
de stichting
Stichting Woonbron,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Woonbron
gemachtigde: mevr. mr. [naam01] (Woonbron).

1.De procedure

1.1
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- de dagvaarding van 30 januari 2023 met vijf producties (nrs. 1 tot en met 5);
- de e-mail van de gemachtigde van Huurder van 3 februari 2023 met twee aanvullende producties (nrs. 6 en 7);
- de brief van de gemachtigde van Huurder van 6 februari 2023 met drie aanvullende producties (nrs. 8 tot en met 10);
- de e-mail van de gemachtigde van Woonbron van 6 februari 2023 met 47 producties (nrs. 1 tot en met 47);
- de e-mail van de gemachtigde van Woonbron van 6 februari 2023 met zes producties (nrs. 48 tot en met 53).
1.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 7 februari 2023. Daarbij is Huurder in persoon verschenen samen met haar gemachtigde en zijn namens Woonbron [naam02] en [naam03] verschenen alsmede de gemachtigde van Woonbron. De gemachtigden van beide partijen hebben een pleitnota respectievelijk pleitnotities overgelegd. De griffier heeft van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken zakelijke aantekeningen gemaakt, die zich in het griffiedossier bevinden.
1.3
Na de mondelinge behandeling is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

De kantonrechter gaat uit van de navolgende feiten:
2.1
Huurder huurt van Woonbron de woning aan de [adres01] te ( [postcode01] ) [plaats01] . Het betreft een appartement op de eerste etage van een gebouw waarin meerdere woningen door Woonbron aan huurders worden verhuurd.
2.2
Bij vonnis van 21 december 2022 heeft de kantonrechter te Den Haag de huurovereenkomst tussen Huurder en Woonbron ontbonden en is Huurder veroordeeld tot ontruiming van de woning.
2.3
Op 9 januari 2023 is Huurder in hoger beroep gekomen van het vonnis van 21 december 2022.
2.4
Woonbron heeft het vonnis van 21 december 2022 op 18 januari 2023 aan Huurder betekend en ontruiming van de woning aangezegd tegen 9 februari 2023.

3.De vordering

3.1
Huurder vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat: (I.) de uitvoerbaarheid van het vonnis, althans de executie van het vonnis van de Kantonrechter van 21 december 2022 (met kenmerk: 9995744 RL EXPL 21-11367), te schorsen tot het moment dat onherroepelijk op het hoger beroep van Huurder tegen het vonnis van 21 december 2022 is beslist; (II.) Woonbron te verbieden om, na het ten deze te wijzen vonnis, het bestreden vonnis nogmaals te executeren totdat op het hoger beroep van Huurder tegen het vonnis van 21 december 2022 onherroepelijk is beslist, dit op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,- voor elke dag dat Woonbron daarmee in gebreke blijft, dit met een maximum van € 100.000,-; (III.) Woonbron te veroordelen in de kosten van de procedure, het salaris van de advocaat [gemachtigde] daarin begrepen; (IV) het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2
Aan haar vordering legt Huurder – kort gezegd – ten grondslag dat het bestreden vonnis het resultaat is van zowel een feitelijke als een juridische misslag, zodat het vonnis in hoger beroep geen stand zal houden. Daarnaast zal tenuitvoerlegging van het vonnis tot gevolg hebben dat Huurder in een noodsituatie zal komen te verkeren.

4.Het verweer

4.1
Woonbron voert gemotiveerd verweer tegen de vordering van Huurder. Zij betwist dat sprake is van een feitelijke of juridische misslag. Daarnaast heeft Woonbron een zwaarwegend belang bij afwijzing van het gevorderde.

5.De beoordeling

5.1
Zowel Huurder als Woonbron betwisten respectievelijk herhalen in hun processtukken de overlast gevende omstandigheden, die ten grondslag liggen aan het vonnis van 21 december 2022. In de dagvaarding wijst Huurder vooral naar het gedrag van overige huurders in het gebouw waarin haar woning zich bevindt. Dat is ook de strekking van de pleitnota van de gemachtigde van Huurder. Ook gaan alle 53 (!) producties van Woonbron, van in totaal bijna 300 (!) pagina’s uitsluitend over de overlast, die Huurder aan de overige huurders zou veroorzaken.
5.2
Door uitsluitend in te gaan op de overlast gevende omstandigheden, of het ontkennen daarvan, miskennen beide partijen dat het onderhavige executiegeschil geen (verkapt) hoger beroep mag zijn van het vonnis van 21 december 2022. In dat vonnis heeft de kantonrechter een oordeel gegeven over de ernst van de overlast gevende omstandigheden en daarover geoordeeld dat deze zodanig ernstig van aard zijn dat deze een ontbinding van de huurovereenkomst en een ontruiming van de woning rechtvaardigen. Van dat vonnis is Huurder in hoger beroep gekomen en het hof zal in hoger beroep het geschil in volle omvang nog eens beoordelen.
5.3
De vraag die in deze procedure voorligt is of de uitvoerbaarheid van het vonnis van 21 december 2022 in de aanloop naar de behandeling en beoordeling in hoger beroep dient te worden geschorst en/of dat het Woonbron verboden moet worden het vonnis (nogmaals) te executeren. Het beoordelingskader is daarbij niet of in het vonnis terecht of ten onrechte is overwogen en beslist dat de tekortkomingen aan de zijde van Huurder van zodanige ernstige aard waren dat deze een ontbinding van de huurovereenkomst en daaropvolgende ontruiming van het gehuurde rechtvaardigen. De kantonrechter kan in deze procedure de beoordeling daarvan in het bestreden vonnis slechts voor kennisgeving aannemen, maar niet opnieuw beoordelen; dat heeft de kantonrechter die het vonnis heeft gewezen immers reeds gedaan.
5.4
Ook voor zover de kantonrechter in het vonnis van 21 december 2022 reeds een afweging heeft gemaakt tussen de wederzijdse belangen, van de Huurder op voortzetting van de huur en van Woonbron op beëindiging daarvan, past het niet dat de kantonrechter in deze procedure die belangenafweging opnieuw maakt. Het hof zal in de hoger beroep procedure deze belangenafweging opnieuw maken. In deze procedure heeft de kantonrechter die ruimte niet.
5.5
Gelet op het voorgaande is het beoordelingskader in dit executiegeschil beperkt tot de beoordeling van (a) mogelijke belangen, die de kantonrechter in het vonnis van 21 december 2022 niet heeft beoordeeld, (b) feiten en omstandigheden die na het wijzen van het vonnis zijn opgekomen en die de executie van het vonnis in een ander daglicht stellen en (c) de vraag of bij het executeren van het vonnis sprake is of kan zijn van misbruik van recht.
5.6
Het is aan eisende partij, Huurder, in het kader van de stelplicht om een of meer van de in de vorige rechtsoverweging genoemde elementen te stellen en te onderbouwen. Daarbij geldt bovendien dat de kantonrechter bij de aanvang van de mondelinge behandeling heeft verduidelijkt dat deze elementen het beoordelingskader van dit executiegeschil zouden vormen.
5.7
Niettemin heeft (de gemachtigde van) Huurder, noch in de dagvaarding, noch tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat er belangen waren, die de kantonrechter in het vonnis van 21 december 2022 nog niet beoordeeld had, dat er feiten en omstandigheden van na de vonnisdatum waren, die de executie in een ander daglicht stellen en/of dat Woonbron misbruik van recht zou maken door het vonnis daadwerkelijk te executeren. Bij gebrek van elk van deze elementen heeft Huurder in het kader van dit executiegeschil te weinig gesteld, zodat alleen daarom al haar vordering(en) zullen worden afgewezen. Overigens valt het op dat ook van de zijde van (de gemachtigde van) Woonbron nauwelijks verweer wordt gevoerd dat deze elementen aan een executiegeschil ten grondslag moeten worden gelegd. Hoe dan ook, de vorderingen van Huurders zullen op grond van hetgeen hiervoor is overwogen worden afgewezen.
5.8
Als de in het ongelijk gestelde partij zal Huurder worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van Woonbron.

6.Beslissing ex artikel 438 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering

De kantonrechter:
- wijst de vordering van Huurder af;
- veroordeelt Huurder in de proceskosten aan de zijde van Woonbron, begroot op
€ 249,00;
- verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling van Huurder uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. C.W.D. Bom en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 februari 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.