ECLI:NL:RBDHA:2023:22058

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 oktober 2023
Publicatiedatum
22 maart 2024
Zaaknummer
NL23.20715
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding na afwijzing aanvraag door Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 24 oktober 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om proceskostenvergoeding. Verzoekster, vertegenwoordigd door mr. H. Hassan, had beroep aangetekend tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig had beslist op haar aanvraag. Na een besluit van 10 augustus 2023, waarin de aanvraag werd afgewezen, trok verzoekster haar beroep in, maar vroeg de rechtbank om vergoeding van de proceskosten. De Staatssecretaris gaf aan geen bezwaar te hebben tegen de vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank oordeelde dat verzoekster recht heeft op vergoeding van de proceskosten, omdat de Staatssecretaris pas na het indienen van het beroep een beslissing had genomen. De proceskosten werden vastgesteld op € 209,25, waarbij de rechtbank een wegingsfactor van 0,25 hanteerde, gezien de eenvoudige aard van de zaak. Daarnaast werd verweerder verplicht om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 184,- te vergoeden.

De rechtbank benadrukte dat het belang van de zaak zeer beperkt was en dat er geen andere kosten waren die voor vergoeding in aanmerking kwamen. De uitspraak werd gedaan door rechter R.J.A. Schaaf in aanwezigheid van griffier N. Khalloufi en is openbaar uitgesproken. Verzoekster werd geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.20715
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoekster] , verzoekster V-nummer: [V nummer] (gemachtigde: mr. H. Hassan),

en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten. Verweerder heeft gereageerd op dit verzoek.
Overwegingen
1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is.1 Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen.2
3. Verzoekster is op 18 juli 2023 in beroep gegaan, omdat verweerder niet tijdig had beslist op haar aanvraag. Bij besluit van 10 augustus 2023 heeft verweerder alsnog beslist en de aanvraag aan verzoekster afgewezen. Verzoekster heeft daarna het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ingetrokken. Zij heeft daarbij de rechtbank verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
4. Verweerder heeft gereageerd op het verzoek van de verzoekster. Hij heeft er geen bezwaar tegen om de proceskosten van verzoekster te vergoeden.
5. Omdat verweerder pas nadat verzoekster in beroep is gegaan een beslissing heeft genomen, krijgt verzoekster een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoekster vast op
€ 209,25. Volgens het Bpb is dit een vast bedrag, omdat verzoekster een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld voor het indienen van het beroepschrift. De rechtbank hanteert een wegingsfactor van 0,25, omdat deze zaak van zeer licht gewicht is.
1. Op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Op grond van artikel 8:75 en 8:75a van de Awb en Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat in dit geval sprake is van een beroep vanwege het niet tijdig beslissen, waarbij het – al dan niet in geld uit te drukken – belang zeer beperkt is en de aard van de zaak zeer eenvoudig is. Dat geeft aanleiding om ten aanzien van het in onderdeel C1 van de bijlage bij het Bpb opgenomen gewicht van de zaak twee categorieën lager te hanteren dan ‘gemiddeld’. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van 4 september 20233. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
Toegekend wordt € 209,25 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 0,25).
7. Uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb volgt dat verweerder verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 184,- aan haar te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van
€ 209,25.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van N. Khalloufi, griffier.
3 ECLI:NL:RBM NE:2023:4482.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
24 oktober 2023

Documentcode: [Documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.