ECLI:NL:RBDHA:2023:21959

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 december 2023
Publicatiedatum
28 februari 2024
Zaaknummer
NL23.34588
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 31 oktober 2023 niet in behandeling genomen, omdat Bulgarije volgens de staatssecretaris verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 28 november 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser, mr. T. der Bedrosian, en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is. Dit betekent dat de beslissing van de staatssecretaris om de aanvraag niet in behandeling te nemen, in stand blijft. De rechtbank legt uit dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft over het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. Deze verordening stelt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling. In dit geval heeft Nederland een verzoek om terugname gedaan aan Bulgarije, wat de staatssecretaris heeft onderbouwd in het bestreden besluit.

Eiser heeft aangevoerd dat het besluit in strijd is met het motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel, verwijzend naar rapporten die zouden aantonen dat Bulgarije zijn internationale verplichtingen niet nakomt. De rechtbank oordeelt echter dat de staatssecretaris adequaat heeft gereageerd op de zienswijze van eiser en dat er geen deugdelijke onderbouwing is gegeven voor de stelling dat Bulgarije niet aan zijn verplichtingen zal voldoen. De rechtbank wijst de beroepsgrond van eiser af en concludeert dat er geen sprake is van een motiverings- of zorgvuldigheidsgebrek.

De uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer en is openbaar gemaakt op 8 december 2023. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten en kan binnen een week na verzending van de uitspraak hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.34588
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. Y. Izgi),

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: Mr. A. Maas).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 31 oktober 2023 niet in behandeling genomen omdat Bulgarije volgens verweerder verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 28 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: mr. T. der Bedrosian als waarnemer van de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.1 In dit geval heeft Nederland bij Bulgarije een verzoek om terugname gedaan. Bulgarije heeft dit verzoek
1. Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
aanvaard.
5. Eiser voert aan dat het bestreden besluit in strijd is met het motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel. Uit het in de zienswijze aangehaalde AIDA-rapport over Bulgarije, update 2022 en het ECRE-rapport van 10 september 2021 volgt dat er concrete aanwijzingen zijn dat Bulgarije zijn internationale verplichtingen niet nakomt. De staatssecretaris is daar zonder deugdelijke motivering aan voorbij gegaan.
6. De rechtbank overweegt als volgt. De staatssecretaris heeft in het bestreden besluit van 31 oktober 2023 gereageerd op de zienswijze. Daarbij heeft de staatssecretaris ook het AIDA-rapport, update 2022 en het ECRE-rapport van 10 september 2021 betrokken. Eiser heeft niet uitgelegd of nader onderbouwd op welke punten van de zienswijze de staatssecretaris niet of onvoldoende is ingegaan dan wel waarom het bestreden besluit onjuist is. De beroepsgronden zijn onderbouwd met jurisprudentie en rapporten die betrekking hebben op statushouders. Eiser is een Dublinclaimant die op grond van de Dublinverordening zal worden toegelaten tot de asielprocedure in welk kader voor Bulgarije de verplichting geldt om eiser op te vangen. Niet is duidelijk gemaakt dat Bulgarije niet aan deze verplichting zal voldoen. Ook is geen sprake van een motiverings- of zorgvuldigheidsgebrek. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
08 december 2023

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.