Uitspraak
zaaknummer: SGR 22/2332 ZW
Rechtbank Den Haag
Op 28 november 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de bestuursrechtelijke zaak met nummer SGR 22/2332. De eiser, vertegenwoordigd door C.G.N. Kat, heeft beroep ingesteld tegen een beslissing van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door mr. M.A. Bakker. De rechtbank heeft de zitting geopend en de zaak inhoudelijk besproken met de gemachtigde van de verweerder. Na het sluiten van het onderzoek heeft de rechter onmiddellijk uitspraak gedaan.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, omdat er geen sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding. Hoewel er een geringe termijnoverschrijding was, heeft de eiser geen goede reden gegeven voor deze overschrijding. De rechtbank is van oordeel dat de eiser meerdere mogelijkheden heeft gehad om contact op te nemen met de verweerder, terwijl hij stelde niet in staat te zijn geweest om bezwaar in te dienen. Daarom heeft de verweerder terecht het bezwaar van de eiser niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het feit dat de verweerder de eiser inmiddels inhoudelijk tegemoet is gekomen en het griffierecht aan hem zal vergoeden. De rechter heeft de partijen erop gewezen dat zij binnen zes weken na de verzending van het proces-verbaal hoger beroep kunnen instellen bij de Centrale Raad van Beroep. Indien hoger beroep wordt ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter verzocht worden om een voorlopige voorziening. Dit proces-verbaal is verzonden aan de betrokken partijen.