ECLI:NL:RBDHA:2023:21957

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 november 2023
Publicatiedatum
27 februari 2024
Zaaknummer
SGR 22/2332
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep inzake termijnoverschrijding in bestuursrechtelijke zaak

Op 28 november 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de bestuursrechtelijke zaak met nummer SGR 22/2332. De eiser, vertegenwoordigd door C.G.N. Kat, heeft beroep ingesteld tegen een beslissing van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door mr. M.A. Bakker. De rechtbank heeft de zitting geopend en de zaak inhoudelijk besproken met de gemachtigde van de verweerder. Na het sluiten van het onderzoek heeft de rechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, omdat er geen sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding. Hoewel er een geringe termijnoverschrijding was, heeft de eiser geen goede reden gegeven voor deze overschrijding. De rechtbank is van oordeel dat de eiser meerdere mogelijkheden heeft gehad om contact op te nemen met de verweerder, terwijl hij stelde niet in staat te zijn geweest om bezwaar in te dienen. Daarom heeft de verweerder terecht het bezwaar van de eiser niet-ontvankelijk verklaard.

De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het feit dat de verweerder de eiser inmiddels inhoudelijk tegemoet is gekomen en het griffierecht aan hem zal vergoeden. De rechter heeft de partijen erop gewezen dat zij binnen zes weken na de verzending van het proces-verbaal hoger beroep kunnen instellen bij de Centrale Raad van Beroep. Indien hoger beroep wordt ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter verzocht worden om een voorlopige voorziening. Dit proces-verbaal is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/2332 ZW

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van28 november 2023 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser,

gemachtigde: C.G.N. Kat,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder,
gemachtigde: mr. M.A. Bakker.

Zitting hebben:

- mr. N.E.M. de Coninck, rechter,
- mr. S.R. Veili, griffier.
Ter zitting is verschenen de gemachtigde van verweerder.
De rechter heeft de zitting geopend en de zaak inhoudelijk besproken met de gemachtigde van verweerder. Daarna heeft de rechter het onderzoek gesloten en meteen uitspraak gedaan als volgt.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond omdat er geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Er is weliswaar sprake van een geringe termijnoverschrijding, echter heeft eiser hier geen goede reden voor gegeven. Bovendien is de rechtbank met verweerder van oordeel dat eiser wel meerdere malen heeft kunnen bellen naar verweerder terwijl hij stelt niet in staat te zijn geweest om bezwaar in te dienen. Verweerder heeft zodoende terecht het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank heeft er kennis van genomen dat verweerder eiser inmiddels inhoudelijk tegemoet is gekomen en het griffierecht aan hem zal vergoeden.
De rechter heeft erop gewezen dat binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal hoger beroep tegen de uitspraak kan worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.
Waarvan proces-verbaal.
griffier rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op: