In deze zaak heeft verzoeker, een Turkse nationaliteit houder, op 31 januari 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Na een periode van inactiviteit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft verzoeker op 4 augustus 2022 verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Vervolgens heeft verzoeker op 27 augustus 2022 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit. Op 26 oktober 2022 heeft verweerder alsnog de aanvraag ingewilligd, waarna verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft in deze procedure besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet noodzakelijk was. De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om proceskostenvergoeding. Verweerder heeft aangegeven bereid te zijn de kosten van de verleende rechtsbijstand in beroep te vergoeden.
De rechtbank heeft overwogen dat, gezien het procesverloop en de gedingstukken, verweerder tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoeker. Het verzoek om proceskostenvergoeding is als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 418,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). De uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.