ECLI:NL:RBDHA:2023:21828

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
13 februari 2024
Zaaknummer
AWB - 23 _ 1123
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van de concernvrijstelling bij overdrachtsbelasting in het kader van aandelenoverdracht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil over de toepassing van de concernvrijstelling bij overdrachtsbelasting. Eiseres, een B.V., had op 31 mei 2021 een bedrag van € 1.266.400 aan overdrachtsbelasting voldaan voor de verkrijging van aandelen in een andere B.V. Bij uitspraak op bezwaar van 28 oktober 2022 werd het bezwaar tegen de voldoening van deze belasting afgewezen, waarna eiseres beroep instelde. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een concern zoals bedoeld in artikel 5b van het Uitvoeringsbesluit belastingen van rechtsverkeer. Zowel de vervreemder als de verkrijger van de aandelen behoren tot dit concern, waardoor de vrijstelling van artikel 15, eerste lid, aanhef en letter h, van de Wet belastingen van rechtsverkeer van toepassing is. De rechtbank oordeelde dat eiseres recht heeft op teruggaaf van de door haar betaalde overdrachtsbelasting en heeft de uitspraak op bezwaar vernietigd. Tevens is de verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 2.266. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 23/1123

uitspraak van de meervoudige kamer van 22 december 2023 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., eiseres,

(gemachtigde: mr. J.A. M . Leijten),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft op 31 mei 2021 € 1.266.400 aan overdrachtsbelasting voldaan ter zake van de verkrijging van de aandelen in [bedrijfsnaam 1] BV ( [bedrijfsnaam 1] ) .
Bij uitspraak op bezwaar van 28 oktober 2022 is het bezwaar tegen de voldoening van overdrachtsbelasting afgewezen.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 november 2023.
Namens eiseres zijn de gemachtigde en mr. A. van Dijk verschenen. Namens verweerder zijn mr. [naam 1] , mr. [naam 2] en [naam 3] verschenen.

Overwegingen

Feiten
1. [bedrijfsnaam 2] ( C ) is gevestigd in [buitenland] en houdt zich bezig met financiële dienstverlening, waaronder het aanbieden van vastgoedbeleggingen via vastgoedfondsen die wereldwijd investeren in onroerend goed.
2. [bedrijfsnaam 3] ( F ) treedt op als beheerder voor meerdere vastgoedfondsen van C , waaronder [bedrijfsnaam 4] ( G ) en [bedrijfsnaam 5] ( I ).
3. Op enig moment is besloten G te beëindigen. Alle bezittingen van G zijn overgedragen aan I . In dat kader zijn op 15 april 2021 alle aandelen in [bedrijfsnaam 1] door [bedrijfsnaam 6] ( H ) overgedragen aan eiseres.
4. [bedrijfsnaam 1] is een rechtspersoon als bedoeld in artikel 4, eerste lid en onder a, Wet belastingen van rechtsverkeer (WBR). Eiseres heeft daarom ter zake van de verkrijging van de aandelen op 21 mei 2021 aangifte gedaan voor de overdrachtsbelasting.

Geschil5. In geschil is of op de verkrijging de concernvrijstelling van artikel 15, eerste lid, letter h, van de WBR in samenhang met artikel 5b van het Uitvoeringsbesluit belastingen van rechtsverkeer (het Uitvoeringsbesluit) van toepassing is.

6. Eiseres stelt dat is voldaan aan de voorwaarden voor de vrijstelling en dat zij daarom geen overdrachtsbelasting verschuldigd is. Verweerder heeft het tegenovergestelde standpunt ingenomen.
Beoordeling van het geschil
7. Artikel 15, eerste lid, aanhef en letter h, van de WBR luidt:
“Onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden is van de belasting vrijgesteld de verkrijging bij fusie, splitsing, interne reorganisatie en taakoverdracht tussen verenigingen als bedoeld in artikel 6.33, onderdeel c, van de Wet inkomstenbelasting 2001 of algemeen nut beogende instellingen.”
8. Art. 5b van het Uitvoeringsbesluit luidt voor zover hier van belang:
“1. De in artikel 15, eerste lid, onderdeel h, bedoelde vrijstelling wegens interne reorganisatie is van toepassing indien een tot het concern behorende vennootschap onroerende zaken overdraagt aan een andere vennootschap van dat concern.
2. Onder een concern wordt verstaan een vennootschap waarin niet een andere vennootschap het gehele of nagenoeg gehele belang heeft, samen met alle andere vennootschappen waarin zij het gehele of nagenoeg gehele belang heeft.
(…)
8. Voor de toepassing van het tweede, derde en vijfde lid dient het gehele of nagenoeg gehele belang vertegenwoordigd te worden door het onmiddellijk of middellijk bezit van aandelen.
9. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder vennootschap verstaan de naamloze vennootschap, de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, de open commanditaire vennootschap, alsmede andere vennootschappen welker kapitaal geheel of ten dele in aandelen is verdeeld. Onder vennootschap wordt mede verstaan de vereniging, coöperatie en onderlinge waarborgmaatschappij met een in aandelen verdeeld kapitaal, alsmede een stichting of vereniging zonder een in aandelen verdeeld kapitaal indien deze stichting of vereniging een overeenkomstige functie vervult als de eerstbedoelde vennootschap in het tweede lid. Tevens wordt daaronder verstaan het lichaam dat naar het recht van een andere Staat is opgericht en naar aard en inrichting vergelijkbaar is met een lichaam als bedoeld in dit lid.
10. Voor de toepassing van dit artikel worden onder onroerende zaken mede verstaan fictieve onroerende zaken als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de wet, rechten waaraan onroerende zaken of fictieve onroerende zaken zijn onderworpen, alsmede de economische eigendom van deze zaken of rechten.”
9. Er moet dus, wil de vrijstelling van toepassing zijn, sprake zijn van een concern als bedoeld in artikel 5b, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit en zowel de vervreemder ( H ) als de verkrijger (eiseres) moeten tot dat concern behoren.
10. Het is aan eiseres, die stelt dat de vrijstelling van toepassing is, om aannemelijk te maken dat aan deze voorwaarden is voldaan.
11. Eiseres heeft met de door haar overgelegde nadere stukken van 17 november 2023 inzichtelijk gemaakt hoe in 2017 de onderlinge verhoudingen en belangen waren van en in (onder andere) eiseres, [bedrijfsnaam 1] , [bedrijfsnaam 7] ( M ), C , F , G , H en I (de structuur). Verweerder heeft ter zitting aangegeven niet (langer) te twijfelen aan deze structuur in 2017. Gelet hierop stelt de rechtbank vast dat partijen het er over eens zijn dat F in 2017 het (in)direct bezit van 100% van de aandelen van eiseres en H had. Ter zitting heeft eiseres gesteld dat er na 2017 binnen de structuur niets is gewijzigd en dat ten tijde van de overdracht van de aandelen van [bedrijfsnaam 1] de structuur gelijk was als in 2017. Verweerder heeft hiertegenover slechts gesteld dat hij niet kan nagaan of er tussen 2017 en 2021 iets is gewijzigd. Deze enkele blote stelling is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om te twijfelen aan wat eiseres ter zitting heeft gesteld. De rechtbank neemt hierbij mede in aanmerking dat verweerder eerst in beroep twijfel heeft geuit over de structuur en dat verweerder ter zitting desgevraagd heeft verklaard dat hij geen aanwijzingen heeft dat er iets zou zijn gewijzigd tussen 2017 en 2021.
Anders dan verweerder stelt, heeft F ten tijde van de aandelenoverdracht van [bedrijfsnaam 1] derhalve, naast het (in)direct bezit van 100% van de aandelen van H (de vervreemder), (in)direct het volledige belang in eiseres (de verkrijger).
12. Verondersteld mag worden dat F als aandeelhouder het gehele belang heeft in de vennootschappen waarvan zij direct, dan wel indirect de aandelen houdt, dus zowel het juridisch belang als het economisch belang. Nu verweerder stelt dat F niet het economisch belang heeft bij de aandelen van M (de 100% moedervennootschap van eiseres) en H , ligt het op zijn weg om dat aannemelijk te maken. Verweerder verwijst daarvoor naar de fondsovereenkomsten van G en I (de fondsen).
13. Dat F afspraken maakt met derden, te weten de beleggers in de fondsen, over de gerechtigdheid tot de door de fondsen behaalde inkomsten en gerealiseerde winsten en eventuele liquidatie-uitkeringen bij opheffing van de fondsen, maakt niet dat F afstand heeft gedaan van het economisch belang bij de door haar gehouden aandelen. Uit het feit dat F met de beleggers overeenkomsten sluit waarin dergelijke afspraken zijn vastgelegd, blijkt juist dat het economisch belang bij F is gebleven. Ook het feit dat F als fondsbeheerder uitsluitend handelt in het belang van de beleggers, nu zij dit contractueel is overeengekomen, brengt niet mee dat zij niet langer het economisch belang heeft bij de door haar gehouden aandelen. Met hetgeen verweerder heeft gesteld, heeft hij dan ook niet aannemelijk gemaakt dat F niet het economisch belang heeft bij de door haar gehouden aandelen in M en H .
14. Naar het oordeel van de rechtbank is aannemelijk geworden dat sprake is van een concern als bedoeld in artikel 5b, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit en dat zowel de vervreemder ( H ) als de verkrijger (eiseres) van de aandelen [bedrijfsnaam 1] tot dat concern behoren. Daarmee is voldaan aan de voorwaarden van de vrijstelling van artikel 15, eerste lid, aanhef en letter h, van de WBR in samenhang met artikel 5b van het Uitvoeringsbesluit.
15. Gelet op wat hiervoor is overwogen, dient het beroep gegrond te worden verklaard. Eiseres heeft recht op teruggaaf van de door haar op aangifte voldane overdrachtsbelasting.
Proceskosten
16. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.266 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van € 296, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- bepaalt dat eiseres recht heeft op teruggaaf van de door haar betaalde
overdrachtsbelasting;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.266;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 365 aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.M. Drok, voorzitter, en mr. E. Kouwenhoven en
mr. H.W.M. van Kesteren, leden, in aanwezigheid van mr. W.M.M.A. van der Vegt, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 december 2023.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht).
Dat kan digitaal via www.rechtspraak.nl, daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan ook door verzending van een brief aan het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20302, 2500 EH Den Haag.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het hogerberoepschrift is, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend.
Verder vermeldt u ten minste het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).