ECLI:NL:RBDHA:2023:21817
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot overdracht aan Polen
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 8 december 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. P.L.M. Stieger, had tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld, omdat zijn asielaanvraag niet in behandeling was genomen. Dit besluit was genomen op 1 november 2023, waarbij werd gesteld dat Polen verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag. Verzoeker werd op 29 november 2023 geïnformeerd dat hij op 11 december 2023 feitelijk aan de Poolse autoriteiten zou worden overgedragen.
In reactie hierop heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij de uitspraak op zijn beroep in Nederland kon afwachten. De staatssecretaris heeft zich niet verzet tegen dit verzoek. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening als kennelijk gegrond toegewezen, wat betekent dat verzoeker niet aan Polen mag worden overgedragen totdat de rechtbank uitspraak heeft gedaan op het beroep.
Daarnaast heeft de voorzieningenrechter verweerder in de proceskosten veroordeeld tot een bedrag van € 837,-, dat aan de gemachtigde van verzoeker moet worden betaald. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing, conform artikel 30, eerste lid van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).