ECLI:NL:RBDHA:2023:21815

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 december 2023
Publicatiedatum
12 februari 2024
Zaaknummer
C/09/657151 / KG ZA 23-997
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing gratieverzoek en verplichting tot tenuitvoerlegging van strafrestant

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 20 december 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en de Staat der Nederlanden. [Eiser] had een gevangenisstraf van vijftien maanden opgelegd gekregen, waarvan vijf maanden voorwaardelijk. In het kader van zijn gratieverzoek had hij de mogelijkheid gekregen om een werkstraf van 240 uur te verrichten. Echter, [eiser] heeft slechts 136 uur van deze werkstraf uitgevoerd. De voorzieningenrechter oordeelde dat het niet volledig verrichten van de werkstraf leidde tot de volledige afwijzing van het gratieverzoek. De Staat is verplicht om onherroepelijke strafrechtelijke beslissingen ten uitvoer te leggen, en in dit geval was er geen aanleiding om af te wijken van het advies van het gerechtshof, dat negatief had geadviseerd over het gratieverzoek. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van [eiser] afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 1.755,00, te vermeerderen met nakosten en wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/657151 / KG ZA 23-997
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak in kort geding ter zitting van 20 december 2023
in de zaak van
[eiser]te [locatie] (P.I.),
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
advocaat: mr. N. Claassen te Rotterdam,
tegen
DE STAAT DER NEDERLANDEN (ministerie van Justitie en Veiligheid)te Den Haag,
gedaagde partij,
hierna te noemen: de Staat,
advocaat: M.W. Bakker te Den Haag.
Aanwezig is mr. H.J. Vetter, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. W. Jansen, griffier.
Tevens zijn aanwezig [eiser], vergezeld van mr. Claassen en – namens de Staat – mr. [Naam], vergezeld van mr. Bakker.
Nadat partijen hun standpunten hebben toegelicht, over en weer hebben gereageerd op de standpunten van de wederpartij en vragen van de voorzieningenrechter hebben beantwoord, heeft de voorzieningenrechter de zitting voor korte tijd geschorst. Na hervatting van de zitting heeft de voorzieningenrechter met toepassing van artikel 29a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) mondeling uitspraak gedaan. Deze luidt als volgt.

1.De gronden van de beslissing

1.1.
[eiser] is op 6 januari 2018 door het gerechtshof Amsterdam (het hof) veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien maanden, waarvan vijf voorwaardelijk. Deze veroordeling is onherroepelijk geworden.
1.2.
Toen van deze straf nog 6,5 maand openstond heeft [eiser] een (eerste) gratieverzoek ingediend voor het onvoorwaardelijk deel ervan. Na advies daartoe van het Openbaar Ministerie en het hof is de beslissing op het gratieverzoek een jaar aangehouden en is [eiser] in de gelegenheid gesteld om in een periode van één jaar een werkstraf van 240 uur te verrichten. Bij brief van 30 januari 2020 is namens de Minister voor rechtsbescherming het volgende meegedeeld:

Wanneer u de werkstraf volledig en naar behoren verricht zal ik Zijne Majesteit de Koning adviseren u gratie te verlenen. In het geval dat u de werkstraf niet, niet volledig of niet goed heeft verricht zal het gratieverzoek volledig worden afgewezen.
1.3.
[eiser] heeft binnen de daarvoor gegeven termijn 136 uur van de 240 uur werkstraf gewerkt.
1.4.
Bij besluit van 29 november 2022 is het eerste gratieverzoek van [eiser] afgewezen, omdat de werkstraf niet naar behoren was verricht.
1.5.
Op 7 januari 2023 heeft [eiser] een tweede gratieverzoek ingediend. Op diezelfde dag heeft [eiser] een bezwaarschrift ingediend tegen de afwijzing van zijn eerste gratieverzoek. In verband met het bezwaarschrift is het tweede gratieverzoek niet in behandeling genomen.
1.6.
Op 20 maart 2023 is het bezwaarschrift van [eiser] niet ontvankelijk verklaard.
1.7.
Op 21 maart 2023 heeft [eiser] een derde gratieverzoek ingediend. Het Openbaar Ministerie en het hof hebben geadviseerd negatief op dit verzoek te beslissen. Bij besluit van 22 september 2023 heeft de Minister voor Rechtsbescherming het derde gratieverzoek afgewezen.
1.8.
Na de afwijzing van het derde gratieverzoek is [eiser] opnieuw in detentie genomen. De einddatum van de detentie van [eiser] is bepaald op 8 februari 2024.
1.9.
Tussen partijen is in geschil of de in het kader van de werkstraf door [eiser] gewerkte uren moeten worden verrekend met de openstaande gevangenisstraf. Na wijziging van eis vordert [eiser] in deze procedure, zakelijk weergegeven:
I.
primair: de Staat te bevelen [eiser] onmiddellijk in vrijheid te stellen en om de door [eiser] in het kader van het eerste gratieverzoek gewerkte uren te verrekenen met zijn openstaande gevangenisstraf;
II.
subsidiair: de Staat te bevelen de door [eiser] in het kader van het eerste gratieverzoek gewerkte uren te verrekenen met zijn openstaande gevangenisstraf en de Staat te bevelen [eiser] na het uitzitten van het restantdeel in vrijheid te stellen;
III. een in goede justitie te bepalen voorziening;
een en ander met veroordeling van de Staat in de proceskosten.
De Staat concludeert tot afwijzing van de vordering, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
1.10.
Het gevorderde komt niet voor toewijzing in aanmerking. Daartoe is het volgende redengevend.
1.11.
Bij de beoordeling staat voorop dat de Staat verplicht is om onherroepelijke strafrechtelijke beslissingen van de rechter ten uitvoer te leggen. De Staat mag niet naar eigen inzicht wijzigingen aanbrengen in de beslissing van de strafrechter. Slechts in door de wet gegeven uitzonderingsgevallen kan de tenuitvoerlegging geheel of gedeeltelijk achterwege blijven. Door middel van gratie kan een straf of maatregel, al dan niet onder voorwaarden, worden verminderd, veranderd of kwijtgescholden. Gratie wordt verleend door de Kroon (de minister). Hierbij moet de minister advies inwinnen bij het gerecht dat de straf of maatregel heeft opgelegd. Dat advies is bij het nemen van de gratiebeslissing in beginsel leidend.
1.12.
De beslissing op het eerste gratieverzoek van [eiser] is aangehouden om hem in de gelegenheid te stellen in een periode van één jaar een werkstraf van 240 uur te verrichten. Niet in geschil is dat [eiser] er niet in is geslaagd deze werkstraf volledig te verrichten en dat hij dus niet aan de gestelde voorwaarde heeft voldaan.
1.13.
In de brief van 30 januari 2020 staat dat het niet volledig verrichten van de werkstraf ertoe leidt dat het gratieverzoek volledig zou worden afgewezen. Volledige afwijzing van het gratieverzoek houdt in dat het gratieverzoek niet deels wordt toegewezen. Dat betekent dat wel gewerkte uren niet worden verrekend. De betreffende tekst heeft daarom in redelijkheid niet het vertrouwen kunnen wekken dat de wel gewerkte uren zouden worden verrekend met de openstaande straf. Na de afwijzing van het eerste gratieverzoek was de Staat verplicht het strafrestant ten uitvoer te leggen, tenzij alsnog gratie zou worden verleend.
1.14.
Het tweede gratieverzoek van [eiser] is niet in behandeling genomen. Het derde gratieverzoek is conform het advies van het hof afgewezen. In zijn advies heeft het hof in aanmerking genomen dat [eiser] 136 uur van de werkstraf heeft gewerkt. Toch heeft het hof geadviseerd om het strafrestant volledig ten uitvoer te leggen. Het hof heeft overwogen dat niet aannemelijk is geworden dat met de tenuitvoerlegging geen met de strafrechtstoepassing na te streven doel in redelijkheid wordt gediend. Niet valt in te zien dat de minister van dit advies, dat in beginsel leidend is, had moeten afwijken. Na de afwijzing van het derde gratieverzoek was de Staat opnieuw verplicht het strafrestant ten uitvoer te leggen.
1.15.
Het oordeel in dit kort geding wijkt af van de uitkomst in de door [eiser] aangehaalde zaak (vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag 10 oktober 2023, ECLI:NL: RBDHA:2023:16135). Afgezien van een of meer andere discrepanties tussen deze zaak en de in oktober jl. beoordeelde zaak, geldt dat de omstandigheid dat eiser een flink aantal uren taakstraf heeft verricht met het doel in aanmerking te komen voor gratie bij de beoordeling van het derde gratieverzoek – zoals hiervoor aan de orde kwam – in de beoordeling van het adviserende gerechtshof is betrokken maar niettemin tot een negatief advies heeft geleid. Alleen dat al biedt een verklaring voor het verschil in uitkomst.
1.16.
[eiser] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding, zoals gevorderd vermeerderd met wettelijke rente. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van de Staat als volgt vastgesteld:
- griffierecht
676,00
- salaris advocaat
1.079,00
Totaal
1.755,00
1.17.
Onder de proceskosten vallen ook de nakosten. De nakosten worden begroot op het bedrag genoemd in het liquidatietarief civiel (per 1 februari 2023: € 173). In geval van betekening worden een extra bedrag aan salaris (per 1 februari 2023: € 90) en de explootkosten van betekening toegekend.

2.De beslissing

De voorzieningenrechter:
2.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af;
2.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van de Staat tot dit vonnis vastgesteld op € 1.755,00, te vermeerderen met de nakosten zoals vermeld in 1.17 en met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling;
2.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
WAARVAN PROCES-VERBAAL,
…………………………………. …………………………………
mr. W. Jansen mr. H.J. Vetter