ECLI:NL:RBDHA:2023:2180

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 februari 2023
Publicatiedatum
24 februari 2023
Zaaknummer
09/817230-17
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte ondanks bekentenis in zaak van dollemansrit met gevaarlijk rijgedrag en vernieling van politievoertuigen

Op 24 februari 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die was beschuldigd van meerdere verkeersdelicten, waaronder het negeren van verkeerslichten, rijden met te hoge snelheid, en het veroorzaken van schade aan politievoertuigen. De zaak was eerder verwezen van de politierechter naar de meervoudige kamer. De verdachte had een bekentenis afgelegd over haar betrokkenheid bij een dollemansrit, maar de rechtbank oordeelde dat de bekentenis niet in overeenstemming was met de waarnemingen van de verbalisant. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet overtuigend kon worden geïdentificeerd als de bestuurder van de auto tijdens de achtervolging door de politie. De rechtbank oordeelde dat de getuigenverklaring van de verbalisant betrouwbaar was, maar dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de ten laste gelegde feiten. De verdachte werd vrijgesproken van alle beschuldigingen, en de benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen tot schadevergoeding. De rechtbank besloot ook dat het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte werd opgeheven.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer : 09/817230-17
Datum uitspraak : 24 februari 2023
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de door de politierechter naar de meervoudige kamer verwezen zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats],
BRP-adres: [woonadres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De verdachte is aanvankelijk gedagvaard om op de terechtzitting van de politierechter van
5 juli 2019 te verschijnen. Op die zitting is de zaak niet inhoudelijk behandeld, maar verwezen naar de meervoudige kamer.
Vervolgens is het onderzoek gehouden op de terechtzitting van 10 februari 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. R.P. Tuinenburg, en van hetgeen door de verdachte en haar raadsman, mr. I. de Vink, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
l.
(Incident 2.1 en 2.2)
zij op of omstreeks 1 en/of 2 februari 2017 te Leiden, Den Haag en/of Delft, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal een of meer goederen, te weten kentekenplaten ([kenteken]) (aangifte blz. 138) en/of een Volkswagen Golf TDI (aangifte blz. 102) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl zij en haar mededader(s) (telkens) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van deze goederen wist(en), althans redelijker wijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
(Incident 2.3)
zij op of omstreeks 2 februari 2017 te Delft tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een ambtenaar, te weten [verbalisant] (inspecteur van politie), gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, betrokken bij de staandehouding van verdachte en/of haar mededader(s), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een auto (Volkswagen Golf TDI) tegen de auto (Opel Astra, [kenteken]) waarin die [verbalisant] zich bevond aan te rijden/botsen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid (aangifte blz. 158);
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 2 februari 2017 te Delft, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [verbalisant] (inspecteur van politie) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) haar mededader(s) opzettelijk dreigend met hoge, althans verhoogde, snelheid net een auto (Volkswagen Golf TDI) tegen de auto (Opel Astra,
[kenteken]) waarin die Oosterveen zich bevond aan te rijden/botsen;
3.
(Incident 2.3 en 2.5)
zij op of omstreeks 2 februari 2017 te Delft tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk twee auto’s (Opel Astra, kenteken
[kenteken] en een Opel Astra, [kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Nationale Politie, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door toen en daar (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk met een auto (Volkswagen Golf TDI) tegen die auto's aan te rijden/botsen (aangiften, blz. 158 en 198);
4.
(Incident 2.4)
zij op of omstreeks 1 en/of 2 februari 2017 te Leiden en/of Leidschendam en/of
‘s-Gravenhage en/of Rijswijk en/of Delft, althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto, Volkswagen Golf TDI), daarmee rijdende op de (route van) weg(en), vanaf [afrit] via de [kruising] met de [afrit] in de richting van 's-Gravenhage via de [afrit] Rijswijk/Delft via de [provinciale weg] in de richting van Delft is gereden en vervolgens in Delft via de [kruising] met [adres] via de [kruising] met de [adres] tot aan de [kruising] met de [adres], tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, als volgt heeft gehandeld:
zij, verdachte en/of haar mededaders heeft/hebben, is/zijn:
- geen gevolg gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers is verdachte en/of haar mededaders niet gestopt voor een voor haar rijrichting bestemd driekleurig verkeerslicht dat rood licht uitstraalde en/of;
- ( telkens) (binnen en buiten de bebouwde kom) gereden met een een gelet op de verkeerssituatie en/of verkeersveiligheid ter plaatse (veel) te hoge snelheid en/of:
- geen gevolg gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers heeft zij, verdachte, en/of haar mededaders een rijstrook gebruikt in strijd met een boven die rijstrook aangebracht rijstrooklicht, dat een rood kruis toonde en/of;
- ( meermaals) een auto rechts ingehaald en/of;
- slalommende bewegingen gemaakt en/of van rijbaan gewisseld (zonder richting aan te geven);
- ( meermaals) via het puntstuk weer de hoofdrijbaan opgereden en/of;
- ( bij nacht / duisternis) gereden zonder (dim)licht te voeren en/of;
- met het door haar, verdachte en/of haar mededaders bestuurde voertuig (auto) in botsing gekomen met een ander (politie)voertuig (bestuurd door [verbalisant] en/of [verbalisant 2]),
door welke gedraging(en) van verdachte en/of haar mededaders gevaar op die weg(en) werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg(en) werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
5.
zij op of omstreeks 1 en/of 2 februari 2017 te Delft en /of Leiden en/of Leidschendam en/of ‘s-Gravenhage en/of Rijswijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto. Volkswagen Golf TOI) heeft gereden op de [adres] (te Delft) en/of op de (route van) weg(en), vanaf [afrit] via de [kruising] met de [afrit] in de richting van
‘s-Gravenhage via de [afrit] via de [provinciale weg] in de richting van Delft is gereden en vervolgens in Delft via de [kruising] via de [kruising] met de [adres] tot aan de [kruising] met [adres], zonder dat aan haar door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid l van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.
Met betrekking tot feit 1 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van het primair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, maar dat de subsidiair ten laste gelegde schuldheling (met uitzondering van het medeplegen) wettig en overtuigend kan worden bewezen. Met betrekking tot de feiten 2, 3 en 4 is de officier van justitie ervan uitgegaan dat zowel de verdachte als de [medeverdachte] de Volkswagen Golf hebben bestuurd en dat zij daarom met betrekking tot deze feiten in nauwe en bewuste samenwerking hebben gehandeld. Ten slotte kan ook feit 5 wettig en overtuigend worden bewezen, aldus de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat ten aanzien van de verdachte met betrekking tot de feiten 1, 2 en 3 en de feiten 4 en 5 telkens toepassing zal worden gegeven aan het bepaalde in artikel 9a Sr, te weten een schuldigverklaring zonder oplegging van straf.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld (kort samengevat) dat de verdachte van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten dient te worden vrijgesproken, althans dat zij met betrekking tot die feiten dient te worden vrijgesproken van het telkens ten laste gelegde medeplegen, aangezien de verdachte de enige is geweest die de Volkswagen Golf heeft bestuurd en zij niet nauw en bewust heeft samengewerkt met de [medeverdachte]. Met betrekking tot de feiten 4 en 5 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Integrale vrijspraak
3.3.1
Feit 1
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat om te kunnen concluderen dat de verdachte wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de Volkswagen Golf en de daarop bevestigde kentekenplaten van diefstal afkomstig waren. Zij dient dan ook van dit feit te worden vrijgesproken.
3.3.2
Feiten 2, 3, 4 en 5
Aan de verdachte is ten laste gelegd (kort gezegd):
  • onder 2 de poging tot zware mishandeling dan wel de bedreiging van politieambtenaar [verbalisant] door met de Volkswagen Golf tegen het politievoertuig van [verbalisant] te rijden;
  • onder 3 vernieling van twee politievoertuigen door met de Volkswagen Golf tegen die voertuigen te rijden;
  • onder 4 gevaarlijk rijgedrag met de Volkswagen Golf;
  • onder 5 het rijden met de Volkswagen Golf zonder geldig rijbewijs.
Voor een bewezenverklaring is in deze zaak vooral (maar niet uitsluitend) van belang wie de Volkswagen Golf heeft bestuurd. Was dat de verdachte, die van het begin af aan steeds heeft verklaard dat zij het voertuig heeft bestuurd, of was dat [medeverdachte], die heeft ontkend dat hij het voertuig heeft bestuurd?
De rechtbank leidt uit het dossier af dat de politie in de late avond van 1 februari 2017 constateerde dat een gestolen Volkswagen Golf met gestolen kentekenplaten reed op de [snelweg]. Na enige tijd is door de politie op de [snelweg] geprobeerd de Volkswagen te stoppen en te controleren, maar de bestuurder ging er vandoor. Daarna volgde een ruim achttien minuten durende achtervolging van de Volkswagen door meerdere politievoertuigen, die tot even na middernacht heeft geduurd. Tijdens die achtervolging, die ook binnen de bebouwde kom plaatsvond, is de bestuurder van de Volkswagen twee keer tegen een politievoertuig gebotst. Uiteindelijk is de bestuurder met de Volkswagen in Delft uit de bocht gevlogen en op zijn kop in een droge gracht terecht gekomen, waarna de inzittenden konden worden aangehouden.
Uit het dossier blijkt dat verbalisant [verbalisant 2] de enige is geweest die heeft kunnen waarnemen wie de Volkswagen Golf bestuurde. De rechtbank stelt vast dat [verbalisant 2] in zijn proces-verbaal van bevindingen heeft vermeld dat een man de auto bestuurde. De rechtbank overweegt dat hij dat goed heeft kunnen zien, omdat uit het proces-verbaal volgt dat de Volkswagen met zijn linker zijde tegen de linker zijde van zijn -verbalisant [verbalisant 2]- voertuig is gebotst – kort gezegd: bestuurderszijde tegen bestuurderszijde – en hij de bestuurder op een afstand van 30 centimeter goed heeft kunnen waarnemen. Daarbij heeft [verbalisant 2] details gegeven over het uiterlijk en de kleding van de man. Toen [verbalisant 2] enige uren na de achtervolging de aangehouden [medeverdachte] in het arrestantencomplex zag, constateerde hij dat de uiterlijke kenmerken en details met betrekking tot de kleding die hij had genoemd overeenkwamen met het signalement van die [medeverdachte].
De rechtbank heeft gelet op de inhoud van het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] geen enkele reden te twijfelen aan de waarachtigheid en juistheid van zijn waarnemingen. Inzittenden van auto’s kunnen elkaar niet dichterbij passeren dan hier gebeurd is. Dat [verbalisant 2] niet relateert dat hij [medeverdachte] in het arrestantencomplex herkende, maar slechts constateert dat de kenmerken overeenkomen en dus nauwkeurig de grenzen van zijn waarneming in de gaten houdt, sterkt de rechtbank in het oordeel over de betrouwbaarheid van zijn verklaring. Wat de raadsman heeft aangevoerd en de verklaring van de verdachte brengen de rechtbank niet tot een ander oordeel. Het uiterlijk van de verdachte en dat van [medeverdachte] zijn, reeds blijkens de foto’s in het dossier, zo verschillend dat verwarring niet voorstelbaar is. Verder doet de omstandigheid dat [medeverdachte], op het moment dat de Volkswagen Golf op zijn kop in een droge gracht lag, op de achterbank is aangetroffen niet af aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [verbalisant 2]. Zo kan een wisseling van bestuurder toen de Volkswagen Golf kort uit beeld was of een snelle verplaatsing in de auto toen die op de kop lag het verschil tussen waarneming van [verbalisant 2] en het aantreffen zeer wel verklaren. Dat betekent dat naar het oordeel van de rechtbank, ondanks haar bekentenis, niet overtuigend bewezen kan worden dat het de verdachte is geweest die, tot en met de waarneming door [verbalisant 2], de auto bestuurde. Dat daarna, toen de auto enige tijd uit beeld was, mogelijk van bestuurder is gewisseld is niet voldoende om tot een overtuigende bewezenverklaring te komen van wat daarna gebeurde, waaronder het rijden zonder rijbewijs. Het enkele aantreffen voorin de gekantelde auto is daarvoor, juist vanwege de constatering van [verbalisant 2], in dit geval niet voldoende.
Omdat het dossier onvoldoende bewijs bevat voor het oordeel dat medeverdachte [medeverdachte], ten aanzien van wiens handelingen het dossier wel voldoende wettig en overtuigend bevat, en de verdachte nauw en bewust hebben samengewerkt, kan ook via het medeplegen niet tot een bewezenverklaring worden gekomen van de feiten 2, 3 en 4. Dit leidt ertoe dat de verdachte van deze feiten moet worden vrijgesproken.

4.De vorderingen van de benadeelde partijen

4.1
De vorderingen
[benadeelde] (feit 1) heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 1.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente, bestaande uit aan materiële schade (kosten vervangende auto).
[verbalisant] (feit 2) heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 549,-, te vermeerderen met de wettelijke rente, bestaande uit immateriële schade.
Politie Eenheid Den Haag (feit 3) heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 1.460,20, te vermeerderen met de wettelijke rente, bestaande uit aan materiële schade (schade aan twee politieauto’s).
4.2
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in hun vordering, aangezien de verdachte van de ten laste gelegde feiten waarop de vorderingen betrekking hebben zal worden vrijgesproken.

5.Beslag

Uit het dossier volgt dat een telefoon onder de verdachte in beslag is genomen. Op grond van het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat met betrekking tot die telefoon door het Openbaar Ministerie reeds een last tot teruggave is gegeven en dat de verdachte is bericht dat zij die telefoon kan ophalen. Gelet daarop behoeft dit geen beslissing van de rechtbank.

6.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij;
bepaalt dat de benadeelde partijen [benadeelde], [verbalisant] en Politie Eenheid Den Haag niet-ontvankelijk zijn in hun vorderingen tot schadevergoeding;
veroordeelt die benadeelde partijen in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vorderingen gemaakt, door de rechtbank begroot op nihil;
heft op het op 7 februari 2017 geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.H.M. Smelt, voorzitter,
mr. C.M.A. de Koning, rechter,
mr. B. Sahebali, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J. Biljard, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 februari 2023.