ECLI:NL:RBDHA:2023:21776

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
8 februari 2024
Zaaknummer
NL23.39103
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugkeerbesluit en inreisverbod opgelegd aan eiseres door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 december 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een terugkeerbesluit en inreisverbod dat door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aan eiseres was opgelegd. Het terugkeerbesluit, dat op 6 december 2023 werd genomen, hield in dat eiseres Nederland moest verlaten en een inreisverbod voor de duur van twee jaar kreeg. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, maar heeft geen gronden ingediend tegen het terugkeerbesluit zelf. Tijdens de zitting op 20 december 2023 heeft de gemachtigde van eiseres verklaard dat zij geen bezwaar had tegen het terugkeerbesluit, maar dat zij het inreisverbod als onterecht beschouwde, omdat zij in de Europese Unie wilde werken.

De rechtbank heeft overwogen dat de Staatssecretaris op basis van de Vreemdelingenwet bevoegd was om het inreisverbod op te leggen, gezien de omstandigheden waaronder eiseres Nederland was binnengekomen en haar eerdere onttrekking aan het toezicht. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres geen bewijs heeft geleverd dat zij zakelijke belangen in de EU heeft, en dat haar verklaring tijdens het gehoor niet voldoende was om van het inreisverbod af te zien of de duur ervan te verkorten. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door mr. T. Boesman, rechter, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.39103

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , eiseres,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A. Dogan),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. S. Juriaans).

Procesverloop

Bij besluit van 6 december 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiseres een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Eiseres had ook beroep ingesteld tegen de op 6 december 2023 opgelegde maatregel van bewaring (zaaknummer NL 23.38896) maar de gemachtigde van eiseres heeft dit beroep ter zitting ingetrokken, nadat verweerder de bewaring had opgeheven en schadevergoeding en vergoeding van de proceskosten had aangeboden.
De rechtbank heeft het beroep op 20 december 2023 op zitting behandeld. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. In het terugkeerbesluit heeft verweerder hierover vermeld dat een risico bestaat dat eiseres zich aan het toezicht zal onttrekken. Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, eerste, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb), als zware gronden vermeld dat eiseres:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3f. zich zonder noodzaak heeft ontdaan van haar reis- of identiteitsdocumenten;
en als lichte gronden vermeld dat eiseres:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
2. De rechtbank stelt vast, zoals de gemachtigde van eiseres ook ter zitting heeft bevestigd, dat eiseres geen gronden heeft ingediend tegen het terugkeerbesluit.
3. Eiseres voert aan dat verweerder van het opleggen van het inreisverbod had moeten afzien of anders op zijn minst de duur van het inreisverbod had moeten verkorten, omdat zij wil kunnen werken in de Europese Unie (EU). Eiseres heeft dit ook verklaard tijdens het gehoor voorafgaand aan het opleggen van het inreisverbod.
3.1.
De rechtbank overweegt als volgt. Op grond van artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw vaardigt verweerder tegen eiseres een inreisverbod uit nu zij Nederland op grond van artikel 62, tweede lid, van de Vw onmiddellijk moet verlaten. Ingevolge artikel 66a, achtste lid, van de Vw kon verweerder, in afwijking van het eerste lid, om humanitaire of andere redenen echter afzien van het uitvaardigen van een inreisverbod.
3.2.
Het enkele feit dat eiseres tijdens het gehoor heeft verklaard dat zij wil werken in de Europese Unie maakt niet dat zij zakelijke belangen heeft in de EU, waardoor verweerder had moeten afzien van het opleggen van het inreisverbod of de duur daarvan had moeten verkorten. Eiseres heeft, ook niet in de beroepsfase, geen stukken overgelegd of motivering gegeven waaruit blijkt dat zij zal of kan gaan werken in de EU. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in de verklaringen van eiseres geen aanleiding hoeven zien om van het opleggen van het inreisverbod af te zien of de duur daarvan te verkorten. Deze beroepsgrond slaagt niet.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Boesman, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Yildiz, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.