ECLI:NL:RBDHA:2023:21762

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 oktober 2023
Publicatiedatum
6 februari 2024
Zaaknummer
23/5105
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke boete opgelegd door Kansspelautoriteit wegens overtreding van de Wet op de kansspelen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 11 oktober 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, vertegenwoordigd door mr. M. van Weeren en mr. G.J.P. Pannekoek, had bezwaar gemaakt tegen een bestuurlijke boete van € 2.074.000,- die was opgelegd door de Kansspelautoriteit (verweerder), vertegenwoordigd door mr. drs. T.F. Prins en mr. K. Hollemans. De boete was opgelegd wegens het aanbieden van kansspelen zonder de vereiste vergunning, in strijd met de Wet op de kansspelen (Wok). Verzoekster verzocht de voorzieningenrechter om de boete te schorsen, omdat deze aanzienlijke financiële gevolgen zou hebben. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat verzoekster geen spoedeisend belang had bij het treffen van de voorlopige voorziening, aangezien de door verzoekster aangedragen belangen voornamelijk financieel van aard waren en niet duidden op een acute financiële noodsituatie. Bovendien was er geen evident onrechtmatig besluit van verweerder, aangezien verzoekster zonder vergunning kansspelen aanbood. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen aanleiding was voor het treffen van een voorlopige voorziening en wees het verzoek af. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/5105

uitspraak van de voorzieningenrechter van 11 oktober 2023 in de zaak tussen

[verzoekster], uit [vestigingsplaats], verzoekster

(gemachtigde: mr. M. van Weeren en mr. G.J.P. Pannekoek),
en

de raad van bestuur van de Kansspelautoriteit, verweerder

(gemachtigde: mr. drs. T.F. Prins en mr. K. Hollemans).

Inleiding

1.1.
Bij besluit van 25 juli 2023 (het boetebesluit) heeft verweerder aan verzoekster een bestuurlijke boete van € 2.074.000,- opgelegd wegens overtreding van de Wet op de kansspelen (Wok). [1]
1.2.
Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Ook heeft zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.3.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.4.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 2 oktober 2023 op zitting behandeld, gezamenlijk met het verzoek met zaaknummer SGR 23/5106, inzake het besluit van verweerder tot openbaarmaking van het boetebesluit. Na de zitting zijn de zaken gesplitst. In beide zaken wordt afzonderlijk uitspraak gedaan.
1.5.
Verzoekster en verweerder hebben zich op zitting laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Waar gaat deze zaak over?
2. Aan verzoekster is een boete opgelegd van € 2.074.000,- omdat verzoekster gelegenheid heeft gegeven tot deelname aan kansspelen zonder dat zij de daarvoor benodigde vergunning heeft. Conform de boetebeleidsregels 2021 bestaat de boete uit een basisboete plus een verhoging vanwege boeteverhogende omstandigheden. Verzoekster is het niet eens met dit besluit en heeft in haar verzoek om een voorlopige voorziening gevraagd om het boetebesluit te schorsen.
Wat is het oordeel van de voorzieningenrechter?
Heeft verzoekster een spoedeisend belang bij deze procedure?
3. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Deze procedure kan alleen worden gevoerd als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift. Voordat de zaak inhoudelijk kan worden behandeld, moet eerst worden beoordeeld of er sprake is van een spoedeisend belang bij het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening.
3.1.
Verzoekster stelt ter onderbouwing van het spoedeisend belang dat het boetebesluit aanzienlijke financiële gevolgen voor haar zal hebben. Op dit moment is nog niet in cijfers uit te drukken hoe groot de financiële schade precies zal zijn. Wel staat voor verzoekster vast dat de gevolgen onomkeerbaar zullen zijn.
3.2.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verzoekster geen spoedeisend belang bij het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening. De door verzoekster aangedragen belangen zijn financieel van aard. Het is vaste rechtspraak dat een financieel belang in de regel geen aanleiding geeft tot het treffen van een voorlopige voorziening. Dit kan alleen anders zijn als sprake is van een acute financiële noodsituatie of als de continuïteit van de betrokken onderneming wordt bedreigd. Hiertoe ziet de voorzieningenrechter in deze zaak onvoldoende aanknopingspunten. Allereerst vindt de voorzieningenrechter hiervoor van belang, dat er door verzoekster met verweerder een betalingsregeling kan worden getroffen. De gemachtigde van verweerder heeft dit op zitting toegelicht. Verder blijkt uit de door verzoekster ingediende stukken niet, dat betaling van de boete zal leiden tot een acute financiële noodsituatie, of dat de continuïteit van de onderneming van verzoekster hierdoor zal worden bedreigd. De door verzoekster ingebrachte stukken geven op geen enkele wijze inzicht in de financiële situatie van verzoekster. Er is bijvoorbeeld geen jaarverslag ingediend en er heeft, voor zover de voorzieningenrechter weet, geen door een onafhankelijke derde uitgevoerde financiële audit plaatsgevonden.
Is het besluit evident onrechtmatig?
4. De door verzoekster gevraagde voorlopige voorziening kan ondanks het ontbreken van een spoedeisend belang, toch worden getroffen, als het besluit van verweerder evident onrechtmatig is. Daarmee wordt bedoeld dat zonder diepgaand onderzoek naar de relevante feiten en/of het recht ernstig moet worden betwijfeld, of het door verweerder ingenomen standpunt juist is en of het besluit in de bezwaarprocedure in stand zal blijven. De voorzieningenrechter geeft hierover een voorlopig oordeel. In een eventuele bodemprocedure hoeft de rechtbank dit oordeel niet te volgen.
4.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat van evidente onrechtmatigheid geen sprake is. Uit de Wok blijkt namelijk dat het verboden is om zonder vergunning gelegenheid te geven aan consumenten in Nederland om deel te nemen aan kansspelen. [2] Uit het boeterapport volgt dat verweerder op de website van verzoekster een account met Nederlandse adresgegevens kon aanmaken, daarop kon inloggen, een storting kon doen en vanuit een Nederlands IP-adres kon deelnemen aan de kansspelen. Er waren geen technische maatregelen genomen om deelnemers vanuit Nederland de toegang tot de kansspelen te beletten. Verder heeft verzoekster zelf aangegeven dat er in ieder geval 6 bezoekers geld hebben gestort in een account op de website van verzoekster. Er kan dan ook niet worden gezegd dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de Wok is overtreden. Verder ziet de voorzieningenrechter in de bezwaren tegen de hoogte van de opgelegde boete geen reden om een voorlopige voorziening te treffen. De discussie hierover kan door partijen in de bezwaarfase worden gevoerd.

Conclusie en gevolgen

5. Nu geen sprake is van een spoedeisend belang en er ook geen sprake is van een evident onrechtmatig besluit, bestaat er geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek wordt daarom afgewezen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.H.T. van Bruggen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 oktober 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a en artikel 35a van de Wok.
2.Artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wok.