ECLI:NL:RBDHA:2023:21761

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 december 2023
Publicatiedatum
6 februari 2024
Zaaknummer
NL23.21890
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Congolese vluchteling met betrekking tot vluchtelingenstatus in Zuid-Afrika

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 december 2023 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de eiser, afkomstig uit de Democratische Republiek Congo (DRC), een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag was eerder afgewezen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, maar het beroep van eiser was gegrond verklaard op 18 februari 2022. Echter, bij een nieuw besluit op 12 juli 2023 werd de aanvraag opnieuw afgewezen, wat leidde tot het huidige beroep.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser, geboren in 1975 en afkomstig uit Katanga, DRC, in het verleden asiel heeft aangevraagd in Zuid-Afrika, maar geen bewijs heeft geleverd van een vluchtelingenstatus daar. Eiser heeft zijn documenten niet verlengd en heeft meer dan 20 jaar illegaal in Zuid-Afrika gewoond. De rechtbank oordeelt dat de vrees van eiser voor vervolging in de DRC niet aannemelijk is gemaakt, vooral gezien de politieke veranderingen in het land en het feit dat de autoriteiten van het regime Mobutu niet meer aan de macht zijn.

De rechtbank concludeert dat de Staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat eiser niet voldoet aan de voorwaarden voor asiel en dat er geen reëel risico is op ernstige schade bij terugkeer naar de DRC. De beroepsgronden van eiser worden verworpen en de rechtbank verklaart het beroep ongegrond. De uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, en is openbaar gemaakt op 6 februari 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.21890

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V nummer]
(gemachtigde: mr. J.A. Pieters)
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C.J. Ohrtmann).

Procesverloop

Bij besluit van 13 december 2021 heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als ongegrond. Het tegen dit besluit ingestelde beroep van eiser is bij uitspraak van de rechtbank van 18 februari 2022 gegrond verklaard.
Bij besluit van 12 juli 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser opnieuw afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 november 2023. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen mevrouw Blom. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Het asielrelaas
1. Eiser behoort tot de [bevolkingsgroep] bevolkingsgroep, is geboren op [geboortedatum] 1975 en afkomstig uit [geboorteplaats] , Katanga, Democratische Republiek Congo (DRC).
2. Eisers vader was van 1960 tot 1963 [functie] in het leger van het toen nog onafhankelijke Katanga. Daarna was de vader van eiser werkzaam als [beroep] . Hij vertrok in september 1996 zogenaamd op een missie voor zijn werk. De vader van eiser bleek echter te zijn benaderd door de rebellen die vochten tegen het leger van de toenmalige president Mobutu. Daarna, in oktober 1996, kwamen soldaten bij het huis van eiser langs op zoek naar zijn vader, omdat deze werd verdacht van steun aan de rebellen van Laurent Kabila . Het gezin werd geslagen met geweren en vuisten. De moeder van eiser is door de soldaten meegenomen. Ook hebben ze alle eigendommen meegenomen. In november 1996 kwam de vader van eiser terug en heeft hij eiser en zijn broer en zus meegenomen naar Zuid-Afrika. Zij zijn daar ook na de machtsovername door de rebellen gebleven, omdat het onveilig was om terug te gaan. Eisers vader heeft in 1997 asiel aangevraagd in Zuid-Afrika. Eiser zelf is van 1997 tot 2000 ook in het bezit geweest van een asielvergunning. Eiser heeft echter zijn documenten niet verlengd of vernieuwd en heeft ruim 20 jaar illegaal in Zuid Afrika gewoond.
3. Eiser heeft Zuid-Afrika verlaten omdat hij zich niet langer veilig voelde in Zuid-Afrika. Er was sprake van xenofobie: buitenlanders worden beroofd of mishandeld. Hij kan ook niet terug naar de DRC, want daar zijn problemen vanwege de scheiding van Katanga en Congo. Katanga was ooit onafhankelijk en er zijn groeperingen, zoals Bakata Katanga , die de onafhankelijkheid van Katanga weer eisen. De overheid treedt hard op tegen deze mensen en tegen afstammelingen van mensen die in het leger van Katanga hebben gediend. Het is vanwege zijn etniciteit gevaarlijk voor eiser om daar te zijn. Mensen uit Kasai achten de mensen uit Katanga verantwoordelijk voor de problemen uit het verleden.
Het bestreden besluit
4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
Nationaliteit, identiteit en herkomst;
Problemen in 1996 vanwege vaders samenwerking met rebellen;
Vluchtelingenstatus in Zuid-Afrika.
Relevante elementen 1 en 2 zijn geloofwaardig geacht en element 3 is niet geloofwaardig geacht. Verweerder vindt niet geloofwaardig dat eiser een vluchtelingenstatus heeft gehad in Zuid-Afrika. Verweerder wijst erop dat in het voornemen van 22 november 2021 de problemen die hebben geleid tot het vertrek van eiser uit de DRC geloofwaardig zijn geacht, maar niet de vluchtelingenstatus in Zuid-Afrika. Eiser heeft geen documenten overgelegd die zijn vluchtelingenstatus kunnen onderbouwen en zijn verklaringen zijn onvoldoende overtuigend. Verweerder volgt verder niet dat eiser zijn verblijfsvergunning niet heeft verlengd nadat hij één keer te laat was en er een lange rij stond. Verweerder begrijpt niet waarom eiser de illegaliteit verkoos boven een rechtmatig verblijf, vooral gezien het feit dat eiser nu stelt niet terug te kunnen keren naar de DRC. Verder heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij vanwege zijn etniciteit en afkomst nu nog een gegronde vrees voor vervolging heeft in de DRC. Ook heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer naar de DRC een reëel risico loopt op ernstige schade. Eiser voldoet immers niet aan de voorwaarden die volgen uit paragraaf C2/3.3 ‘Eerdere confrontatie met wandaden’ van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc). Van belang hierbij acht verweerder dat kort na de gebeurtenissen die geleid hebben tot eisers vertrek uit de DRC, de toenmalige autoriteiten uit de macht zijn gezet en niet meer politiek dan wel militant actief zijn. Sindsdien hebben er bovendien al meerdere machtswisselingen plaatsgevonden. Volgens verweerder valt niet in te zien dat eiser ruim 25 jaar later een reëel risico loopt op ernstige schade door de huidige autoriteiten.
De gronden van het beroep
5. Eiser voert aan dat niet valt in te zien waarom verweerder niet geloofwaardig acht dat eiser een vluchtelingenstatus heeft gehad in Zuid-Afrika. Eiser wijst erop dat verweerder geloofwaardig heeft geacht dat eiser vluchtelingrechtelijke problemen heeft gehad in de DRC en dat hij naar aanleiding daarvan naar Zuid-Afrika is gevlucht. Eiser benadrukt dat in het voornemen van 22 november 2021 zijn relaas integraal geloofwaardig is geacht. Niet valt in te zien waarom in het latere besluit op dit standpunt wordt teruggekomen. Als eenmaal is bepaald dat een persoon de vluchtelingenstatus heeft, wordt deze status behouden, tenzij een van de beëindigingsgronden van toepassing is. Ter zitting heeft eiser naar voren gebracht dat zijn asielaanvraag in Zuid-Afrika destijds is onderzocht door de UNHCR en dat verweerder daar onderzoek naar had moeten doen.
6. Verder voert eiser aan dat hij dwingende redenen heeft, gelegen in de gebeurtenissen in het verleden, waarom hij niet terug kan naar de DRC. Hij is in het verleden geconfronteerd met zodanige wandaden dat hij niet terug kan keren naar zijn land van herkomst. Verweerder stelt ten onrechte dat eiser niet voldoet aan de voorwaarden van het traumatabeleid. Volgens eiser geeft verweerder een onjuiste uitleg aan C2/3.3 Vc. De enige bewijslast die volgens het beleid op de vreemdeling rust, is dat hij in zijn verklaringen aannemelijk moet maken dat sprake is geweest van een traumatische gebeurtenis en dat die traumatische gebeurtenis in relatie tot de feitelijke situatie in het land van herkomst reden is geweest voor het vertrek uit het land van herkomst. Aan deze bewijslast heeft eiser voldaan. Eiser persisteert ten slotte bij zijn stelling dat hij te vrezen heeft voor ernstige schade vanwege het feit dat hij behoort tot de bevolkingsgroep van de [bevolkingsgroep] in Katanga, de DRC. Eiser verwijst daarbij naar de landeninformatie die hij in dit kader heeft overgelegd.
Het oordeel van de rechtbank
Vluchtelingenstatus in Zuid-Afrika
7. De rechtbank volgt eiser allereerst niet in zijn stelling dat verweerder het asielrelaas aanvankelijk integraal geloofwaardig heeft geacht en nu is teruggekomen van dat standpunt. De rechtbank wijst op de uitspraak van 18 februari 2022, waarin de rechtbank het beroep van eiser gegrond verklaarde omdat verweerder (i) in het voornemen van 22 november 2021 geen overwegingen had gewijd aan het al dan niet aannemelijk zijn van de vluchtelingenstatus van eiser en (ii) in het besluit van 13 december 2021 voor het eerst stelde dat het asielrelaas, voor zover dat ziet op de vluchtelingenstatus van eiser in Zuid-Afrika, ongeloofwaardig was. Verweerder heeft daarop een nieuw voornemen uitgebracht en dit element aan de beoordeling toegevoegd. Dit voornemen maakt onderdeel uit van het bestreden besluit. Deze grond slaagt niet.
8. De rechtbank is vervolgens van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in Zuid-Afrika een vluchtelingenstatus heeft gehad. Eiser heeft geen stukken overgelegd waaruit kan blijken dat hij daadwerkelijk een vluchtelingenstatus heeft in Zuid-Afrika. Ook is niet gebleken dat hij pogingen heeft gedaan om aan documenten te komen. Niet is gesteld of gebleken dat eiser problemen heeft gehad met de autoriteiten in Zuid-Afrika en verweerder heeft daarom eiser mogen tegenwerpen dat hij geen contact heeft opgenomen met deze autoriteiten om informatie over zijn vluchtelingenstatus te verkrijgen. De rechtbank overweegt dat het aan eiser is om zijn asielrelaas te onderbouwen met documenten en verklaringen. Ook mogen van eiser inspanningen worden verwacht om bij het ontbreken van documenten, deze alsnog te verkrijgen. Hiervan is niet is gebleken. De ter zitting aangevoerde stelling dat eisers asielaanvraag in Zuid-Afrika is beoordeeld door de UNHCR en hij dus een erkend vluchteling is, verandert het oordeel van de rechtbank niet. Eiser heeft deze stelling niet met stukken onderbouwd terwijl dat wel op zijn weg is gelegen. Onder deze omstandigheden ziet de rechtbank geen aanleiding om te oordelen dat verweerder de samenwerkingsverplichting heeft geschonden. Deze grond slaagt niet.
Reëel risico op ernstige schade / Traumatabeleid
9. Als een vreemdeling in het verleden is blootgesteld aan vervolging of ernstige schade of hiermee rechtstreeks is bedreigd door de autoriteiten in het land van herkomst, dan wel door anderen en de autoriteiten niet in staat of bereid waren bescherming te bieden, dan vormt dit een duidelijke aanwijzing dat de vrees van de vreemdeling voor die vervolging gegrond is en het risico op ernstige schade reëel. Dit is anders als er goede redenen zijn om aan te nemen dat die vervolging of die ernstige schade zich niet opnieuw zal voordoen. Dit volgt uit art 31, vijfde lid, van de Vw. De bewijslast om aan te nemen dat die vervolging of die schending van artikel 3 van het EVRM zich niet opnieuw zal voordoen, ligt in dat geval bij verweerder.
10. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd waarom er voor eiser geen reëel risico is op ernstige schade bij terugkeer naar de DRC. Verweerder heeft in dit verband er op kunnen wijzen dat de soldaten die destijds het huis van eiser binnenvielen onderdeel waren van het regime Mobutu en dat dit regime geruime tijd geleden is gevallen. Verweerder heeft verder mogen tegenwerpen dat sinds het regime Mobutu meerdere machtswisselingen hebben plaatsgevonden en heeft kunnen beslissen dat niet valt in te zien dat eiser, ruim 25 jaar later, een reëel risico loopt op ernstige schade door de huidige autoriteiten. Eisers verwijzing naar een passage in de Vc waarin staat dat een regimewisseling voor vertrek uit het land van herkomst geen reden is om de aanvraag af te wijzen, treft geen doel. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat eisers vader meer dan 60 jaar geleden beroepsmilitair is geweest. Deze grond slaagt niet.
Conclusie
11. De beroepsgronden slagen niet. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. Landwaart - Ekkelenkamp, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.