ECLI:NL:RBDHA:2023:21731

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 december 2023
Publicatiedatum
1 februari 2024
Zaaknummer
NL23.38310
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en schadevergoeding in vreemdelingenrechtelijke procedure met betrekking tot Dublin-overdracht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 december 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een eiser die stelt de Soedanese nationaliteit te hebben. De eiser was in bewaring gesteld op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, met als doel een overdracht naar Spanje te realiseren onder de Dublinverordening. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring op 14 december 2023 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is opgeheven, maar dat dit niet betekent dat de bewaring onrechtmatig was. De rechtbank heeft de gronden voor de bewaring, zoals het niet op de juiste wijze binnenkomen van Nederland en het niet meewerken aan het vaststellen van identiteit en nationaliteit, als voldoende gemotiveerd beschouwd. Eiser heeft aangevoerd dat hij niet in bewaring had hoeven worden gesteld, omdat hij ziek was en goed traceerbaar was in het asielzoekerscentrum. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de Staatssecretaris terecht heeft besloten tot bewaring, gezien de omstandigheden en de eerdere communicatie met de Spaanse autoriteiten. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen, met de conclusie dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.38310

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. I. Wudka),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. Y.L.J. Verhoeven).

Procesverloop

Bij besluit van 5 december 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Verweerder heeft op 14 december 2023 de maatregel van bewaring opgeheven.
Op 15 december 2023 heeft de rechtbank het bericht ontvangen dat eiser en zijn gemachtigde niet ter zitting zullen verschijnen.
Op 17 december 2023 heeft eiser beroepsgronden ingediend.
Op 18 december 2023 heeft verweerder hierop gereageerd.
De rechtbank heeft, met toestemming van partijen, bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek op 18 december 2023 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt de Soedanese nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum] 1993.
2. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw 2000 kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
3. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de maatregel nodig was, omdat een concreet aanknopingspunt bestond voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening en een significant risico bestond dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken.
4. Verweerder heeft als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
3k. een overdrachtsbesluit heeft ontvangen en geen medewerking verleent aan de overdracht aan de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn asielverzoek;
3m. een overdrachtsbesluit heeft ontvangen en onmiddellijke overdracht of overdracht op zeer korte termijn noodzakelijk is ten behoeve van het realiseren van de overdracht binnen zes maanden na het akkoord van de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn asielverzoek;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden.
5. De rechtbank stelt vast dat eiser de gronden die aan de maatregel ten grondslag zijn gelegd niet heeft bestreden en is van oordeel dat deze gronden terecht aan de maatregel ten grondslag zijn gelegd en voldoende zijn om de maatregel te kunnen dragen.
6. Eiser heeft aangevoerd dat hij niet in bewaring gesteld hoefde te worden voor zijn overdracht naar Spanje. Doordat eiser ziek was heeft hij zich niet gemeld voor de eerder geplande overdracht. Eiser was verder goed traceerbaar want hij verbleef al langere tijd in het asielzoekerscentrum.
7. De rechtbank is, gelet op de gronden van de bewaring en de gegeven motivering daarbij, van oordeel dat verweerder niet met toepassing van een lichter middel dan de inbewaringstelling hoefde te volstaan. Dat eiser stelt dat hij ziek was en daarom geen medewerking heeft verleend aan zijn overdracht maakt dit niet anders. Verweerder heeft namelijk terecht verwezen naar de brief van 14 november 2023 aan de Spaanse autoriteiten en naar de verklaring van eiser tijdens het gehoor voorafgaand aan de inbewaringstelling waaruit volgt dat eiser de regievoerder van de DT&V niet heeft laten weten dat hij niet naar de vertrekafspraak zou komen. De rechtbank volgt verweerder in het standpunt dat hieruit volgt dat eiser geen medewerking heeft verleend aan die overdracht. Daarnaast heeft verweerder hier terecht bij betrokken dat eiser tijdens het gehoor voorafgaande aan de inbewaringstelling niet heeft aangevoerd dat hij alsnog zijn medewerking wenst te verlenen aan de overdracht. Ten slotte is de rechtbank van oordeel dat de enkele stelling van eiser dat hij traceerbaar is dit niet anders maakt nu aan eiser eerder een meldplicht is opgelegd. Dit heeft niet tot zijn vrijwillige vertrek naar Spanje geleid en maakt dat verweerder, mede gelet op het voorgaande, voldoende heeft gemotiveerd waarom hij geen aanleiding heeft hoeven zien voor toepassing van een lichter middel.
8. De rechtbank overweegt dat de ambtshalve verrichte rechtmatigheidsbeoordeling van de oplegging en voortduring van de maatregel niet tot de conclusie leidt dat de maatregel van bewaring tot het moment van opheffing op enig moment onrechtmatig was.
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.D. Kock, rechter, in aanwezigheid van
mr.M.M.M.F. Roijen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: 20 december 2023.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.