In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 24 februari 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekster, een Filipijnse vrouw, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. Na het indienen van bezwaar tegen deze afwijzing, verzocht verzoekster de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, zodat uitzetting achterwege zou blijven totdat op het bezwaar was beslist. De staatssecretaris verzet zich niet tegen de toewijzing van deze voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter overwoog dat, ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. Aangezien de staatssecretaris zich niet verzet tegen de gevraagde voorziening en er geen beletselen zijn om deze toe te wijzen, heeft de voorzieningenrechter besloten het verzoek toe te wijzen. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 837,- voor de verleende rechtsbijstand.
De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing. De voorzieningenrechter heeft verweerder opgedragen om zich te onthouden van iedere maatregel tot verwijdering of uitzetting van verzoekster totdat op het bezwaar is beslist.