ECLI:NL:RBDHA:2023:21729

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 december 2023
Publicatiedatum
1 februari 2024
Zaaknummer
NL23.22345
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling bij niet tijdig beslissen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 december 2023 uitspraak gedaan over een verzoek van de verzoekster om vergoeding van haar proceskosten. De verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. D.J. Keiman, had in beroep gegaan tegen het niet tijdig beslissen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op haar aanvraag. De rechtbank heeft besloten dat het niet nodig was om partijen uit te nodigen voor een zitting, conform artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overweegt dat zij een partij kan veroordelen tot betaling van de proceskosten van de tegenpartij, zoals vastgelegd in artikel 8:75 en 8:75a van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).

De verzoekster had op 4 augustus 2023 beroep ingesteld omdat er niet tijdig op haar aanvraag was beslist. Op 25 augustus 2023 heeft de verweerder alsnog een beslissing genomen, waarna de verzoekster haar beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De verweerder heeft geen bezwaar gemaakt tegen dit verzoek en heeft ingestemd met de vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoekster recht heeft op een vergoeding van € 209,25 voor de gemaakte proceskosten, waarbij rekening is gehouden met de lichte aard van de zaak. De rechtbank hanteert een wegingsfactor van 0,25, omdat het belang in deze zaak zeer beperkt is en de aard van de zaak eenvoudig is. Daarnaast moet de verweerder ook het griffierecht aan de verzoekster betalen, zoals bepaald in artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.

De rechtbank heeft de verweerder veroordeeld in de proceskosten van de verzoekster tot een bedrag van € 209,25. Deze uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf in aanwezigheid van griffier D.A.M. Delger en is openbaar uitgesproken op 12 december 2023.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.22345
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoekster] , verzoekster V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. D.J. Keiman), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten. Verweerder heeft gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3. Verzoekster is op 4 augustus 2023 in beroep gegaan, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag. Op 25 augustus 2023 heeft verweerder alsnog een beslissing genomen op die aanvraag. Verzoekster heeft daarna het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ingetrokken en daarbij de rechtbank verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
4. Verweerder heeft gereageerd op het verzoek van verzoekster en heeft er geen bezwaar tegen om de proceskosten van verzoekster te betalen.
5. Omdat verweerder pas nadat verzoekster in beroep is gegaan een beslissing heeft genomen, krijgt verzoekster een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Bpb is dit een vast bedrag, omdat verzoekster een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor haar een beroepschrift in te dienen.
6. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoekster die verweerder moet betalen vast op € 209,25. De rechtbank hanteert een wegingsfactor van 0,25, omdat deze zaak van zeer licht gewicht is. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat in dit geval sprake is van een beroep vanwege het niet tijdig beslissen, waarbij het – al dan niet in geld uit te drukken – belang zeer beperkt is en de aard van de zaak zeer eenvoudig is. Dat geeft aanleiding om ten aanzien van het in onderdeel C1 van de bijlage bij het Bpb opgenomen gewicht van de zaak twee categorieën lager te hanteren dan ‘gemiddeld’. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van 4 september 2023¹. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
7. Verweerder moet ook het griffierecht aan verzoekster betalen (artikel 8:41, zevende lid, van de Awb).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van
€ 209,25.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van
D.A.M. Delger, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
12 december 2023

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.