ECLI:NL:RBDHA:2023:21728

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 december 2023
Publicatiedatum
1 februari 2024
Zaaknummer
NL23.31405
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 december 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door verzoekster, vertegenwoordigd door mr. J.A. Pieters. Verzoekster had op 3 oktober 2023 beroep aangetekend omdat verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, niet tijdig had beslist op haar aanvraag. Na een beslissing van verweerder op 26 oktober 2023 heeft verzoekster haar beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft besloten geen zitting te houden, aangezien dit niet nodig was volgens artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overweegt dat verweerder de proceskosten van verzoekster moet vergoeden, omdat hij pas na het indienen van het beroep een beslissing heeft genomen. De rechtbank stelt de proceskosten vast op € 209,25, rekening houdend met de lichte aard van de zaak en de inschakeling van een professionele juridische hulpverlener. Daarnaast moet verweerder ook het griffierecht aan verzoekster betalen. De uitspraak is openbaar gemaakt en de rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoekster tot het genoemde bedrag.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.31405
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoekster] , verzoekster V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. J.A. Pieters), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten. Verweerder heeft gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3. Verzoekster is op 3 oktober 2023 in beroep gegaan, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag. Op 26 oktober 2023 heeft verweerder alsnog een beslissing genomen op die aanvraag. Verzoekster heeft daarna het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ingetrokken en daarbij de rechtbank verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
4. Verweerder heeft gereageerd op het verzoek van verzoekster en heeft er geen bezwaar tegen om de proceskosten van verzoekster te betalen.
5. Omdat verweerder pas nadat verzoekster in beroep is gegaan een beslissing heeft genomen, krijgt verzoekster een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Bpb is dit een vast bedrag, omdat verzoekster een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor haar een beroepschrift in te dienen.
6. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoekster die verweerder moet betalen vast op € 209,25. De rechtbank hanteert een wegingsfactor van 0,25, omdat deze zaak van zeer licht gewicht is. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat in dit geval sprake is van een beroep vanwege het niet tijdig beslissen, waarbij het – al dan niet in geld uit te drukken – belang zeer beperkt is en de aard van de zaak zeer eenvoudig is. Dat geeft aanleiding om ten aanzien van het in onderdeel C1 van de bijlage bij het Bpb opgenomen gewicht van de zaak twee categorieën lager te hanteren dan ‘gemiddeld’. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van 4 september 2023¹. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
7. Verweerder moet ook het griffierecht aan verzoekster betalen (artikel 8:41, zevende lid, van de Awb).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van
€ 209,25.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van
D.A.M. Delger, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
15 december 2023

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.