ECLI:NL:RBDHA:2023:21711

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 november 2023
Publicatiedatum
31 januari 2024
Zaaknummer
23/4052
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongeldigverklaring rijbewijs wegens rijongeschiktheid na medisch onderzoek

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 29 november 2023, zaaknummer SGR 23/4052, wordt het beroep van eiser tegen de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs door de directie van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen beoordeeld. Eiser had zijn rijbewijs ongeldig verklaard gekregen vanwege rijongeschiktheid, een besluit dat op 12 april 2023 was genomen. Eiser voerde aan dat hij nooit iets geks had gedaan in de 30 jaar dat hij een rijbewijs had en dat de diagnose van de psychiater, die hij nog nooit had bezocht, in slechts 10 minuten was gesteld, wat hem bevreemde.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. De rechter oordeelde dat de omstandigheden die eiser aanvoerde niet afdoen aan de conclusies van het medische onderzoek. De rechtbank benadrukte dat er geen gebreken waren in het psychiatrisch rapport waarop het besluit was gebaseerd. Eiser had de specifieke bevindingen van het rapport niet betwist en had ook geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid tot een tweede onderzoek. De rechtbank concludeerde dat de wet- en regelgeving dwingendrechtelijk is, waardoor het individuele belang van eiser niet meegewogen kon worden als aan de voorwaarden voor ongeldigverklaring was voldaan.

De rechtbank signaleerde dat verweerder eiser had geadviseerd om een nieuwe aanvraag met een gezondheidsverklaring in te dienen als hij meende weer rijgeschikt te zijn. Eiser kreeg het griffierecht niet terug en werd gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/4052
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 november 2023 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

en

de directie van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, verweerder

(gemachtigde: mr. M.M. van Dongen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder om zijn rijbewijs ongeldig te verklaren vanwege rijongeschiktheid.
1.1.
Verweerder heeft dit besluit (het primaire besluit) op 12 april 2023 genomen. Met het bestreden besluit van 8 mei 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder bij dat besluit gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 29 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van verweerder.
1.4.
Na afloop van zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Beoordeling door de rechtbank

Wat vindt eiser in beroep?
2. Eiser acht het bestreden besluit onevenredig. Hij benadrukt dat hij nog nooit iets geks heeft gedaan in de periode van 30 jaar dat hij de beschikking heeft over een rijbewijs. Daarbij bevreemdt het eiser dat de psychiater, waar hij in zijn leven nog nooit is geweest, in 10 minuten tijd de betreffende diagnose heeft kunnen stellen.
3. Op de zitting heeft eiser aangegeven dat hij spijt heeft van de verkeersincidenten en dat hij inmiddels in behandeling is voor zijn psychische klachten. Verder benadrukt hij dat hij een rijbewijs nodig heeft voor zijn werk.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. Uit vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter [1] volgt dat slechts aanleiding bestaat om een op een psychiatrisch rapport gebaseerd besluit van verweerder niet in stand te laten als het psychiatrisch rapport naar inhoud of wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont, inhoudelijk tegenstrijdig of anderszins niet of niet voldoende concludent is dat verweerder zich daarop niet heeft mogen baseren.
5. De rechtbank heeft geen reden om te oordelen dat het rapport naar inhoud of wijze van totstandkoming gebreken vertoont of om te oordelen dat de gestelde diagnoses en conclusies niet worden gedragen door de daarin vermelde feiten en bevindingen. Verweerder heeft er in dat verband terecht op gewezen dat er naast een anamnese ook een lichamelijk onderzoek heeft plaatsgevonden, waarbij de artsen aan diverse aspecten aandacht hebben besteed. Tegen die achtergrond wordt de stelling van eiser dat het hem bevreemdt dat de psychiater in 10 minuten een diagnose heeft kunnen stellen, niet gevolgd. Verder heeft verweerder mogen meewegen dat eiser de specifieke bevindingen die ten grondslag liggen aan het rapport inhoudelijk niet heeft betwist en dat hij geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid tot een tweede onderzoek. Voorts heeft verweerder er terecht op gewezen dat de toepasselijke wet- en regelgeving dwingendrechtelijk van aard is, waardoor er geen ruimte bestaat om het individuele belang van eiser mee te wegen indien aan de voorwaarden wordt voldaan. Dat eiser in de periode van 30 jaar dat hij de beschikking heeft over een rijbewijs nooit iets geks zou hebben gedaan en hij een rijbewijs nodig heeft voor zijn werk mocht door verweerder dan ook buiten beschouwing worden gelaten.
6. Het voorgaande brengt de rechtbank tot het oordeel dat verweerder het rijbewijs van eiser terecht ongeldig heeft verklaard. De rechtbank signaleert dat verweerder - die niet eerder bekend was met het feit dat eiser in behandeling is gegaan - eiser het advies gegeven om een nieuwe aanvraag met een gezondheidsverklaring in te dienen indien hij vindt dat hij op dit moment weer rijgeschikt is.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug.
8. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 november 2023 door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. R.J.P. Lindhout, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie in dit verband bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 14 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1570.