In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 28 december 2023, zaaknummer 23/1553, staat de aanvraag van eiser centraal om het rijvaardigheid bewijs A bij te laten schrijven op zijn Nederlandse rijbewijs. De aanvraag werd door verweerder, de directie van de RDW, afgewezen op basis van de stelling dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in Nederland woonachtig is geweest. Eiser, die in Noorwegen woont en daar studeert, heeft in 2022 enkele maanden in Nederland doorgebracht om voor zijn grootvader te zorgen en heeft in die periode zijn rijvaardigheid bewijs A behaald. Verweerder stelde dat eiser niet aan de vereisten voldeed, omdat hij niet kon aantonen dat hij in de voorafgaande periode van één jaar minimaal 184 dagen in Nederland had verbleven.
De rechtbank oordeelde dat verweerder een verkeerde uitleg van de wet had gehanteerd en niet voldoende had onderzocht of eiser daadwerkelijk aan de vereisten voldeed. De rechtbank benadrukte dat eiser, ondanks zijn inschrijving in Noorwegen, kan worden beschouwd als feitelijk woonachtig in Nederland als hij kan aantonen dat hij 185 dagen of meer in Nederland heeft verbleven. Eiser had ter onderbouwing van zijn standpunt verschillende documenten overgelegd, waaronder facturen van rijlessen en bankafschriften, die verweerder opnieuw moest beoordelen.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiser gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van eiser. Tevens werd bepaald dat het door eiser betaalde griffierecht van € 184,- door verweerder moest worden vergoed. De uitspraak werd gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, in aanwezigheid van mr. R.J.P. Lindhout, griffier.