Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
Oasen N.V.,
1.Het verloop van de procedure
2.De beoordeling
Goed, behalve op de competentie samenwerking:
Verbetering noodzakelijk. [manager Bedrijfsbureau] heeft daarover op 22 december 2022 met [de werknemer] gesproken en zij heeft aan de beoordeling van 13 december 2022 vastgehouden. [de werknemer] bleef het hiermee oneens. Op 25 januari 2023 merkte hij met betrekking tot zijn beoordeling (onder meer) het volgende op:
De wijze hoe ik wordt beoordeeld op mijn competenties heeft een zeer persoonlijk karakter van mijn leidinggevende in plaats dat dit een objectieve beoordeling is van mijn behaalde resultaten, in gang gezette ontwikkeling en houding in de organisatie. Als ik werkelijk niet zou kunnen samenwerken, niet open zou staan voor anderen, niet zou luisteren naar anderen dan zou ik ook geen: Succesvol internationaal WWX programma kunnen leiden, (…). Mijn indruk is dat mijn leidinggevende zich niet gekend voelt in de Uniforme Project Structuur en dit nu zwaar meeweegt in mijn beoordeling. Het besef dat voor samenwerking er sprake moet zijn van wederkerigheid ontbreekt in de terugkoppeling. Dit vindt ik jammer en geeft niet een goed beeld van de realiteit. Zeker omdat ik maandelijks overleg heb met mijn leidinggevende en zij mij nooit heeft gewezen op de aspecten welke nu worden aangedragen in mijn beoordeling. Tevens merk ik dat bij mijn collega’s er een ander beeld leeft dan de wijze hoe ik nu beoordeeld wordt op mijn competenties. Hieruit volgt dat [de werknemer] zowel de objectiviteit als de integriteit van [manager Bedrijfsbureau] ter discussie stelt. Op 20 en 22 december 2022 is afgesproken dat [de werknemer] zich wat betreft de werkinhoudelijke afstemming voortaan moet verstaan met [manager Bedrijfsbureau] en niet langer (ook) met [sectormanager en lid MT Oasen] . Omdat [de werknemer] zich hieraan niet hield, heeft [sectormanager en lid MT Oasen] hem hier bij e-mailbericht d.d. 30 januari 2023 op aangesproken. Zij schreef voorts dat het belangrijk was dat hij en [manager Bedrijfsbureau] in gesprek zouden gaan over de beoordeling en de verdere samenwerking tussen hem en haar. Op 13 februari 2023 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen [manager Bedrijfsbureau] en [de werknemer] , waarbij, waartegen [de werknemer] zich aanvankelijk verzette, ook aanwezig was de HR-business partner, [HR-business partner 1] . De gemaakte afspraken, die zagen op het voeren van overleg, communicatie en afstemming, zijn vastgelegd in het e-mailbericht van [manager Bedrijfsbureau] d.d. 14 februari 2023. Tevens is hem op 13 februari 2023 gevraagd om aan Oasen opgave te doen van zijn nevenwerkzaamheden. Bij e-mailbericht d.d. 15 februari 2023 heeft [de werknemer] hierop gereageerd. Hij liet weten geen veilig gevoel meer te hebben bij het gevoerde gesprek, omdat de op 13 februari 2023 gemaakte afspraken in het bericht van 15 februari 2023 tegen de afspraak in schriftelijk zijn vastgelegd terwijl daarin ten onrechte niet is opgenomen dat goede samenwerking wederkerigheid vereist. Ondertussen gaf [de werknemer] nog steeds geen uitvoering aan de op 20 en 22 december 2022 gemaakte afspraken, doordat hij [sectormanager en lid MT Oasen] bleef betrekken bij werkinhoudelijke aangelegenheden. Voorts voldeed hij niet aan het verzoek van [manager Bedrijfsbureau] om aan Oasen opgave te doen van zijn nevenwerkzaamheden. Op 7 maart 2023 had [de werknemer] het eerste werkoverleg met [manager Bedrijfsbureau] . Dat overleg is buitengewoon moeizaam verlopen. In de eerste helft van de maand maart van 2023 bleek dat [de werknemer] , ofschoon dat tot zijn taak behoorde, geen medewerking wilde verlenen aan de sessie met alle Yellow-Belts. Vervolgens heeft [de werknemer] op 23 maart 2023 gesproken met [manager Bedrijfsbureau] , [sectormanager en lid MT Oasen] en [HR-business partner 1] . Besproken is toen dat Oasen had besloten om de functie van [de werknemer] , rekening houdende met zijn werkzaamheden voor WaterWorx opnieuw te gaan beschrijven. Aangegeven is tijdens dat gesprek dat het verbinden van de collega’s rondom continue-verbeteren de kern is van de functie van [de werknemer] en dat hij hierin tekort schiet. [de werknemer] was het hier niet mee eens. Hij herhaalde dat de rest van de organisatie een geheel ander beeld had van zijn functioneren/van zijn wijze van samenwerken dan [manager Bedrijfsbureau] en [sectormanager en lid MT Oasen] . Zij hebben daarom voorgesteld om hierover binnen de organisatie feedback te vragen. Op 28 maart 2023 heeft [de werknemer] zich tijdens een gesprek met de WaterWorx coaches zeer negatief uitgelaten over [directeur Oasen] . Er zou sprake zijn van Noord-Koreaanse toestanden. Op 29 maart 2023 heeft [de werknemer] gesproken met [directeur Oasen] en [HR-business partner 2] , HR-business partner, over de rolbeschrijving van zijn functie bij WaterWorx. De dag daarna heeft hij zich ziek gemeld. Op 31 maart 2023 heeft hij desondanks deelgenomen aan een Teams-overleg van de WaterWorx coaches. Hij heeft zich bij die gelegenheid wederom erg negatief uitgelaten over [directeur Oasen] . Op 3 april 2023 is [de werknemer] op zijn initiatief gezien door de bedrijfsarts. In zijn rapportage schreef de bedrijfsarts onder meer:
Werknemer ervaart klachten, die passen bij de situatie op het werk, er zijn knelpunten in de arbeidsverhoudingen. Er is geen sprake van ziekte waardoor de werknemer niet kan werken. De bedrijfsarts adviseerde mediation en een interventieperiode. Op 4 april 2023 heeft Oasen aan [de werknemer] laten weten dat hij was vrijgesteld van werk, dat hij – om de verhouding niet verder op scherp te zetten – geen contact mocht opnemen met collega’s, hetgeen hij vervolgens toch heeft gedaan, en dat zij, omdat [de werknemer] zich daartegen was gaan verzetten, niet zou overgaan tot het ophalen van feedback bij zijn collega’s. Bij brief d.d. 4 april 2023 heeft Oasen aan [de werknemer] laten weten dat ook zij knelpunten signaleerde in de samenwerking met hem (zijn negatieve uitlatingen over het management, zijn weigering om opgave toen van zijn nevenwerkzaamheden en het verschil van inzicht over de inhoud van zijn functie). Oasen heeft daarom mediation voorgesteld. Nadat [de werknemer] aanvankelijk liet weten mediation een te zwaar middel te vinden, heeft hij daarmee ingestemd. De mediation is gestart op 24 april 2023 en is op 30 juni 2023 geëindigd zonder resultaat. Op dezelfde dag heeft [sectormanager en lid MT Oasen] aan [de werknemer] een voorstel gedaan voor de beëindiging van zijn dienstverband, welke aanbod niet is geaccepteerd. Uit het vorenstaande vloeit voort dat de arbeidsverhouding tussen partijen ernstig en duurzaam is verstoord. Gezien de totaal verstoorde verhouding is herplaatsing niet aan de orde. Overigens heeft Oasen ook geen passende herplaatsingsmogelijkheden. De stelling van [de werknemer] , dat Oasen hem op basis van een detacheringsovereenkomst moet herplaatsen bij VEI , is niet juist. VEI is geen onderdeel van Oasen en Oasen heeft geen overeenkomst met haar. Onjuist is eveneens zijn stelling dat de verstoorde arbeidsverhouding is te wijten aan Oasen. Voor de toekenning van de door hem verzochte billijke vergoeding is geen plaats. Aan de ontbinding van de arbeidsovereenkomst staat het opzegverbod wegens ziekte niet in de weg. De bedrijfsarts heeft weliswaar geoordeeld dat [de werknemer] met ingang van 31 juli 2023 ziek is, maar het onderhavige verzoek is voordien ingediend, terwijl uit de rapportage van de bedrijfsarts blijkt dat het herstel van [de werknemer] op een termijn van 4 tot 6 weken is te verwachten.
Ik heb van partijen begrepen dat er reeds mediation heeft plaatsgevonden maar dat dit niet tot een oplossing heeft geleid. In dergelijke situaties kan het verstandig zijn om nogmaals met een (andere) mediator in gesprek te gaan. Oasen heeft ten onrechte geweigerd om daaraan mee te werken. [de werknemer] is tot op heden ziek. Hij is onder behandeling van de huisarts, de fysiotherapeut, de psycholoog, de neuroloog, de KNO-arts en een pijnspecialist. [de werknemer] beroept zich op de reflexwerking van het opzegverbod wegens ziekte. Voor zover er sprake zou zijn van een verstoorde arbeidsverhouding hebben de ziekteperikelen van [de werknemer] aan het ontstaan daarvan een cruciale rol gespeeld. Oasen heeft de verplichting om [de werknemer] te herplaatsen. Hij is benoembaar in alle functies vanaf schaal 10. [de werknemer] heeft gesolliciteerd op de functie Project Manager Oekraïne. Indien hij wordt geselecteerd dan zal hij voor anderhalf jaar worden gedetacheerd bij VEI tegen een jaarsalaris conform schaal 12. Indien de arbeidsovereenkomst ontbonden zou moeten worden, heeft [de werknemer] aanspraak op de transitievergoeding. Voor zover de arbeidsverhouding verstoord zou zijn geraakt, is dat in ernstige mate te verwijten aan Oasen. [de werknemer] kan daarom aanspraak maken op de door hem verzochte billijke vergoeding.
Verbetering noodzakelijk. [de werknemer] heeft zich met deze beoordeling niet kunnen verenigen en heeft daarover gesproken met (onder meer) [manager Bedrijfsbureau] en [sectormanager en lid MT Oasen] . Hij neemt het standpunt in dat de beoordeling van [manager Bedrijfsbureau] niet objectief is en dat haar beoordeling niet in lijn is met de wijze waarop zijn collega’s de samenwerking met hem beoordelen. Op 18 november 2022 heeft [de werknemer] van [directeur Oasen] , de directeur van Oasen, een brief ontvangen waarin is aangegeven dat de functie Adviseur Continue Verbeteren per 1 december 2022 wordt ingedeeld in schaal 10. Deze indeling vond plaats in het kader van het project Onderhoudsronde Functiewaardering, waarin alle functies bij Oasen opnieuw zijn beschreven en ingedeeld. Aangezien [de werknemer] reeds in schaal 10 was ingedeeld, had dit geen financiële gevolgen voor hem. Tegen het in de brief d.d. 18 november 2022 vervatte besluit heeft [de werknemer] bezwaar gemaakt bij de Toetsingscommissie. Hij stelde zich op het standpunt dat zijn werkzaamheden aansloten bij de functie beleidsmedewerker en daarom was in te delen in schaal 11, terwijl verder ten onrechte buiten beschouwing was gelaten dat hij werkte voor het project WaterWorx. Op 23 januari 2023 heeft de Toetsingscommissie de directie geadviseerd om de functietypering opnieuw te beschrijven en om ook de werkzaamheden van [de werknemer] voor het WaterWorx project vast te leggen. Oasen heeft dit advies overgenomen, zoals zij op 3 februari 2023 aan [de werknemer] heeft meegedeeld. [de werknemer] heeft diverse malen aan Oasen gevraagd om hem het advies van de Toetsingscommissie te verstrekken. Oasen neemt het standpunt in dat zij dit niet behoeft te doen, omdat de CAO haar daartoe niet verplicht. Op 30 maart 2023 heeft [de werknemer] zich ziek gemeld. Op 3 april 2023 is hij gezien door de bedrijfsarts. In zijn rapportage schreef de bedrijfsarts onder meer:
Werknemer ervaart klachten, die passen bij de situatie op het werk, er zijn knelpunten in de arbeidsverhoudingen. Er is geen sprake van ziekte waardoor de werknemer niet kan werken. De bedrijfsarts adviseerde mediation en een interventieperiode. Op 4 april 2023 heeft Oasen aan [de werknemer] laten weten dat hij was vrijgesteld van werk, dat hij – om de verhouding niet verder op scherp te zetten – geen contact mocht opnemen met collega’s. Bij brief d.d. 4 april 2023 heeft Oasen aan [de werknemer] laten weten dat ook zij knelpunten signaleerde in de samenwerking met hem. Oasen heeft daarom mediation voorgesteld. Nadat [de werknemer] aanvankelijk liet weten mediation een te zwaar middel te vinden, heeft hij daarmee ingestemd. De mediation is gestart op 24 april 2023 en is op 30 juni 2023 geëindigd zonder resultaat. Op dezelfde dag heeft [sectormanager en lid MT Oasen] aan [de werknemer] een voorstel gedaan voor de beëindiging van zijn dienstverband, welk aanbod niet is geaccepteerd. De bedrijfsarts heeft geoordeeld dat [de werknemer] met ingang van 31 juli 2023 wel ziek is en dat zijn herstel op een termijn van 4 tot 6 weken is te verwachten.