ECLI:NL:RBDHA:2023:21687

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 september 2023
Publicatiedatum
30 januari 2024
Zaaknummer
NL23.21434
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten. Verzoekster, vertegenwoordigd door mr. C.G.J.M. Lucassen, heeft een verzoek ingediend omdat verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag. Op 25 juli 2023 heeft verzoekster beroep aangetekend, waarna verweerder op 9 augustus 2023 alsnog een beslissing heeft genomen. Verzoekster heeft het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. Verweerder heeft niet gereageerd op dit verzoek, wat door de rechtbank wordt geïnterpreteerd als geen bezwaar tegen de vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft besloten dat het niet nodig is om partijen uit te nodigen voor een zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank kan op basis van artikel 8:75 en 8:75a van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) de proceskosten van de tegenpartij toewijzen. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster recht heeft op een vergoeding van € 209,25 voor de proceskosten, waarbij rekening is gehouden met de lichte aard van de zaak. De rechtbank heeft ook het verzoek van verzoekster om vrijstelling van het griffierecht toegewezen, omdat zij in betalingsonmacht verkeert.

De uitspraak is gedaan door rechter mr. G.P. Loman en is op 21 september 2023 openbaar gemaakt. Verweerder is veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan verzoekster, en er zijn geen andere kosten gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.21434
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoekster], verzoekster V-nummer: [V nummer]

(gemachtigde: mr. C.G.J.M. Lucassen), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten. Verweerder heeft niet gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3. Verzoekster is op 25 juli 2023 in beroep gegaan, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag. Op 9 augustus 2023 heeft verweerder alsnog een beslissing genomen op haar aanvraag. Verzoekster heeft daarna het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ingetrokken en daarbij de rechtbank verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
4. Verweerder heeft niet gereageerd op het verzoek van verzoekster. De rechtbank leidt hier uit af dat verweerder er geen bezwaar tegen heeft om de proceskosten van verzoekster te betalen.
5. Omdat verweerder pas nadat verzoekster in beroep is gegaan een beslissing heeft genomen, krijgt verzoekster een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Bpb is dit een vast bedrag omdat verzoekster een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor haar een beroepschrift in
te dienen.
6. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoekster die verweerder moet betalen vast op € 209,25. De rechtbank hanteert een wegingsfactor van 0,25, omdat deze zaak van zeer licht gewicht is. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat in dit geval sprake is van een beroep vanwege het niet tijdig beslissen, waarbij het – al dan niet in geld uit te drukken – belang zeer beperkt is en de aard van de zaak zeer eenvoudig is. Dat geeft aanleiding om ten aanzien van het in onderdeel C1 van de bijlage bij het Bpb opgenomen gewicht van de zaak twee categorieën lager te hanteren dan ‘gemiddeld’. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van 4 september 20231. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
7. Verzoekster heeft verzocht om vrijstelling van de verplichting griffierecht te betalen vanwege betalingsonmacht. De rechtbank wijst het verzoek om vrijstelling van het griffierecht toe. Verweerder is dan ook niet gehouden om op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van
€ 209,25.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van
D.A.M. Delger, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
21 september 2023

Documentcode: [Documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.